Printversie
Dagboek Belize
29
March 2007 Laguna Bacalar - grens Mex-Belize - Ranch 5 km voor Orange Walk 88.6 km + 4.2 km in Corozal
We staan op om 5.30 uur. Om 7.30 uur zijn
we pas klaar voor vertrek, na de boel van 4 dagen kamperen ingepakt te hebben
en ontbeten te hebben voor onze tent. We missen duidelijk nog wat inpakroutine.
De rit naar de grens verloopt zonder noemenswaardige feiten over een grote
snelweg, behalve dat we het laatste stuk naar de grens wel serieuze tegenwind
hebben. Dit waren onze laatste omwentelingen op Mexicaanse bodem. Het was er
fijn fietsen, we zijn heel veel vriendelijke en behulpzame Mexicanen
tegengekomen. De grensovergang verloopt verbazend vlot. Ron Herring, de
Amerikaanse fietser die we tegenkwamen, vertelde ons dat het bij hem 2 uur had
geduurd. Wij zijn er om 9 uur 's morgens en het duurt nog geen 5 minuten aan
Mexicaanse kant en ook geen 5 minuten aan de Beliziaanse zijde, al worden we
daar wel teruggeroepen door de douane om onze fietsen bij te schrijven in onze
paspoorten. Misschien is dat ook wel beter, zo hebben we zeker geen problemen
om het land ook weer te verlaten mét de fietsen. En dan fietsen we
Belize binnen langsheen de 'free zone'. Dat is een taxvrije zone tussen Mexico
en Belize vol met winkels, bars en casino's. We merken al dadelijk het verschil
in wegen. Geen pechstrook meer en heel hobbelig en ruw asfalt. Bovendien hebben
we nog steeds felle wind tegen. Er rijden hier ook veel trucks en bussen en ze
zoeven aan een hoge snelheid voorbij. Maar iedereen is wel supervriendelijk en
vele mensen wuiven spontaan, ook de voorbijstekende buschauffeurs terwijl de
reggaemuziek uit de boxen schalt. We komen al vlug in Corozal, het eerste
stadje, zo'n 15 km
na de grens, aan. Hoewel Corozal heel mooi aan een baai gelegen is, maakt het
toch een verwaarloosde en zelfs een beetje verlaten indruk. Er is niet heel
veel leven op straat. We maken ook kennis met de Beliziaanse prijzen. We kopen
in een grootwarenhuis een potje confituur, een brood en een flesje cola, en dat
kost ons 6 Beliziaanse dollar (= 3 USD). Je kan hier gewoon in USD betalen,
want de Beliziaanse dollar is gekoppeld aan de USD à rato van 2 op 1. We
piknikken aan het water in Corozal en besluiten niet hier te overnachten, maar
verder te fietsen naar Orange Walk. We zien voortdurend vrachtwagens vol riet
voorbijrijden, die af en toe een deel van hun lading verliezen, als ze over
één van de vele verkeersdrempels hobbelen. Alles tussen Corozal
en Orange Walk schijnt te zijn afgestemd op de suikerrietteelt. Na zo'n
halfuurtje fietsen zien we aan een school een grote groep westers uitziende
tieners staan. Ze roepen ons. Als we stoppen, vertelt Wil Kamphuis, de
begeleider, dat het een groep Canadese tieners is die hier gedurende 3 maanden
vrijwilligerswerk komt doen. Ze reizen door Belize in een oude schoolbus. Ze
zijn net aan 't middageten en Wil biedt ons ook spaghetti aan. Wil en de andere
begeleider hebben beide uit Nederland naar Canada geimmigreerde ouders en ze
verstaan heel goed Nederlands, ook al praten ze het zelf niet meer. De kinderen
zijn heel enthousiast over onze reis, en nadat we tal van vragen beantwoord
hebben, zetten ze zich terug aan 't werk (het schilderen van een schoolgebouw)
en zetten wij onze weg verder, nadat ze ons nog wat spaghetti voor deze avond
hebben meegegeven. Dat was een aangename afwisseling. We rijden verder en zien
een grote krokodil drijven in een plas water, maar ze blijkt dood te zijn. We
rijden door verschillende kleine dorpjes, waar iedereen al even vriendelijk is,
en zien dat er onderweg volop winkeltjes zijn waar we frisdrank en water kunnen
kopen, zeer welkom bij deze temperaturen. Bijna ieder huis heeft wel zijn
volledig doorgeroest autowrak uit de jaren 70-80 liggen. De mensen spreken hier
een grappig soort Engels en zeggen "man" na bijna iedere zin, ook
tegen Christine zeggen ze "man". Ze spreken het uit
“maan”. Toch zijn we verbaasd dat er ook nog veel zijn die enkel en
alleen Spaans verstaan. We merken ook op dat de Belizianen groter zijn dan de
Mexicanen, die in 't algemeen een gedrongen figuur hebben, d.w.z. klein en
breed van gestalte, met bijna geen nek, ze zien er een beetje vierkant uit. De
Belizianen zijn ook opener, en zien er stuk voor stuk opgewekt en levenslustig
uit. Alles gaat er hier heel gemoedelijk aan toe, je ziet nooit iemand zich
opwinden. Bij het naderen van Orange Walk, zien we 2 ruiters uit een ranch
komen. Ze zien er als echte cowboys uit. Van aan de overkant van de straat zien
we de grote ranch voor paarden in de verte liggen. We stoppen om ze te
bekijken, vooral het standbeeld aan de ingang met een man op een paard trekt
onze aandacht. We vragen ons af of we zouden gaan vragen om onze tent daar op
te zetten. Plaats hebben ze in ieder geval genoeg. Terwijl we zo wat staan te
twijfelen, komt er net een auto de inrit van de ranch "Los 2
Potrillos" afgereden. De man stapt uit aan de straat, wuift naar ons en
terwijl hij zijn omheining gaat checken, trekken we onze stoute schoenen aan en
rijden naar hem toe. De man blijkt de eigenaar van de ranch te zijn en stemt er
dadelijk mee in dat we er overnachten. We rijden de lange inrit in en zien de
prachtige tuin met hier en daar rieten afdakjes met tafeltjes en stoeltjes.
Donny, de eigenaar, toont ons de toiletten en een kraantje met water en zegt
dat we onze tent om het even waar mogen neerzetten. Er staat ook nog een huis
waar zijn stalknecht met zijn vrouw en kinderen woont. Donny is een bezig
baasje en moet dringend naar zijn andere ranch. In totaal bezit hij 700 hectares. Hij is
ook nog 'ns de eigenaar van het beste hotel van Orange Walk, het D'Victoria
Hotel, en hij heeft ook nog een groot benzinestation. Je ziet duidelijk dat het
iemand is die niet kan stilzitten. Hij vertelt ons dan ook dat hij niets liever
doet dan werken. Hij zegt dat hij later nog naar Orange Walk, 5 km verder, gaat en vraagt of
we iets nodig hebben uit het stadje. We laten hem drinkwater meebrengen.
Ondertussen zetten wij onze tent op, wassen ons aan het kraantje en eten de
spaghetti van de Canadezen op. Als we even later onze verdere route doorheen
Belize aan 't uitstippelen zijn, komen er 4 Amerikanen aan om paard te rijden.
Even later is ook Donny er met ons water, en na het paardrijden drinken we
allemaal samen bier en whisky die Donny heeft meegebracht. De Amerikanen zijn
drie laatstejaars verpleegsters en een verpleger die hier in Belize stage doen
gedurende drie weken. Donny laat de whisky rijkelijk vloeien terwijl hij
honderduit over zijn leven vertelt. Hoe hij toen hij 17 was naar de Verenigde
Staten is gegaan om er te werken aan grote industriele batterijen. Tien jaar
later is hij terug naar Belize gekomen, ook al boden ze hem in Amerika een
aandeel in de winst van 20 % als hij maar wou blijven. Maar hij miste Belize te
erg. Even later komen ook nog zijn El Salvadoriaanse vrouw Suzy en zijn
twaalfjarige dochter Victoria op de ranch aan en brengen nog meer drank mee.
Het wordt nog heel gezellig, want ook de stalknecht en zijn vrouw zijn er komen
bijzitten. Nadat Donny en Suzy ons nog hebben uitgenodigd voor het ontbijt
morgenvroeg in hun huis in het stadje, kruipen we rond 11 uur eindelijk onze
tent in. Het was een lange dag.
30
March 2007 Ranch Los 2 Potrillos - Orange Walk 7.7 km
We geraken moeilijk uit bed en staan
redelijk laat op. We pakken ons boeltje samen en rijden naar het grote huis aan
Donny's benzinestation. De meid komt opendoen en zegt in het Spaans dat Donny
en Suzy nog slapen, maar nodigt ons wel uit binnen te komen en geeft ons
koffie. Victoria is al wakker en zegt dat haar ouders niet op tijd opgeraakt
zijn om naar de mis te gaan (dat doen ze iedere vrijdag om 5.30 uur) omdat haar
vader gisteren teveel gedronken heeft. Victoria moet niet naar school vandaag,
want het is de eerste dag van de Paasvakantie. Ze heeft een computer en
internet, en we geven haar onze website. Een halfuurtje later komt ook Suzy
naar beneden en geeft ons koeken bij de koffie. Ondertussen is het voor ons al
redelijk laat om nog te vertrekken en bovendien zijn we ook nog moe van de
korte nachtrust. We vragen aan Suzy of we terug naar de ranch mogen, maar ze
stelt voor dat we naar het hotel gaan, zodat we wat kunnen zwemmen in het
zwembad. Dat vinden we een prima voorstel en we rijden Orange Walk binnen. Er
is hier veel meer leven dan in Corozal. Bij het hotel zijn ze ondertussen al op
de hoogte van onze komst en even later hebben we ons al geinstalleerd in de
hangmatten in de gezellige tuin bij het zwembad, waar we beiden bijna dadelijk
terug in slaap vallen. Rond de middag nemen we een verkwikkende douche en gaan
eten bij de Chinees aan de overkant. Net zoals in Corozal, zijn ook hier bijna
alle winkels en restaurants van Chinezen. Ik probeer mijn Chinees nog 'ns uit,
maar ze antwoorden in het Engels dat ik klassiek Chinees spreek en dat zij
enkel Cantonees spreken en me niet kunnen verstaan. We zien er ook Mennonieten.
Ze hebben een lichte huid, zijn bijna allemaal blond, de mannen dragen
bretellen en een strooien hoed, de vrouwen een lange rok en een hoofddoek, en
spreken een soort Duits dialect. Onderweg hebben we ze ook al verschillende
keren tegengekomen. We keren terug naar het hotel en brengen de rest van de dag
door met zwemmen en luieren in de hangmatten. Rond vier uur komt Suzy langs en
zegt dat Donny eindelijk om 11 uur uit zijn bed gekomen is. Suzy gaat ermee
akkoord dat we onze tent hier in de tuin opzetten i.p.v. de 8 km terug naar de ranch te
rijden. Om vijf uur komt Lucia, Suzy's zus en manager van het hotel, terug van
een vergadering van de Tourist Board in Belize City. Het is een heel lieve en
vriendelijke dame. Als we terugkomen van het avondeten, zegt Lucia dat we mogen
internetten als we willen, maar ondertussen is het al laat, want morgen is weer
een fietsdag. We zetten de tent op en gaan toch wat op de computer werken om
het probleem met de foto's op te lossen. Net dan komt Donny binnen om afscheid
te nemen. Hij wil niet dat we in de tent slapen en vraagt aan Lucia ons een
kamer te geven. Donny is weer even druk als gewoonlijk en voor we het weten is
hij alweer weg. Even later gaan wij naar onze kamer, na de fietsen goed
vastgemaakt te hebben in de tuin.
31
March 2007 Orange Walk - Burrell Boom 71.6 km + 10.8 km ter plaatse
We vertrekken rond 7 uur, na wat
boterhammen met confituur gegeten te hebben op onze kamer. Het heeft ons niet
gesmaakt, want hier in Belize vind je enkel van dat 'sponzen' brood, zoals in
Amerika. We halen nog vlug een koffie bij het benzinestation en weg zijn we. We
hebben ook vandaag weer een ontzettende tegenwind. Bovendien is de asfalt hier
bijzonder ruw en hobbelen we over de weg. De eerste 40 kms is er ook zo goed
als niets om te eten en te drinken. We zien wel weer tientallen vrachtwagens
vol met riet ons voorbijrijden, en we zien ze aanschuiven in heel lange rijen
aan een paar suikerrietfabrieken. We zijn zo blij als we na 43 km eindelijk een piepklein
winkeltje tegenomen en een cola kunnen kopen, die we even verder in de schaduw
van een bushokje opdrinken. Daarna hobbelen we verder. Het gaat moeizaam met
die tegenwind. We passeren een paar dorpen waar iedereen in de mis schijnt te
zitten. We zijn blij als we eindelijk de afslag naar Burrell Boom bereiken.
Vandaar gaat het met de wind in de rug in sneltreinvaart naar Burrell Boom. Als
we bij de ingang van het kleine dorpje even stoppen om een foto te nemen, stopt
er een auto en vraagt of we hulp nodig hebben. We zeggen dat we op zoek zijn
naar een goedkope slaapplaats en het koppel in de auto zegt dat als we een tent
bij hebben, we die gerust in hun tuin mogen opzetten. We gaan op hun aanbod in
en rijden achter hen aan naar hun huis. Albert, zijn vrouw en hun zeven
kinderen kwamen net van de mis, het is immers zaterdag, en wonen in een klein
huisje naast het grote leegstaande huis, dat ze moeten in 't oog houden terwijl
de Amerikaanse eigenaars ervan in New York zitten. De huizen zijn mooi gelegen
naast de Belize River die in Belize City in de Caraibische Zee uitmondt. Even
verder zijn een tiental jongeren aan 't zwemmen. Albert zegt dat we gerust in
de rivier kunnen gaan zwemmen en dat doen we dan ook, bezweet en oververhit als
we zijn, nadat we vlug de tent hebben opgezet om er ons in om te kleden. We
gaan door het poortje in de ijzeren omheining naar de oever en we zitten nog
geen 5 minuten in het water of er komt een drietal jongens onze kant op, ze
zeggen weinig en één van hen is bier aan het drinken, wat vrij
abnormaal is voor die leeftijd hier. Ze zetten zich dicht bij de omheining van
Albert's tuin en plagen de blaffende honden. Een beetje later komen ook de
andere jongeren onze kant op en klimmen in een hoge boom waar een touw in hangt.
Met veel lawaai en veel vertoon springen ze uit de boom in het water. Een paar
gaan op de oever zitten juist waar wij aan 't zwemmen zijn en geven commentaar
op de kunstjes van de anderen. Na een tijdje vertrekken ze allemaal behalve de
drie die zich wat afzijdig houden. Ze hebben al een paar keer naar onze fietsen
en tent gekeken en soms naar ons, maar iedere keer als we hen aankijken kijken
ze rap een andere kant uit. Ze doen echt onverschillig en zeggen geen goeiedag,
iets wat zeer ongewoon is voor Belizianen. We blijven gewoon in het water en na
een tijdje vertekken de drie overblijvers ook. Dan kleden we ons om en gaan op
zoek naar wat eten, maar alles is gesloten tijdens de siesta, enkel het Burrell
Boom Gas Station is open. We drinken er een cola op een bankje en rijden dan
wat rond in het kleine dorpje (met slechts zo'n 1.000 inwoners). Het lijkt wel
zo'n inteeltdorpje uit één van die Amerikaanse roadmovies, vol
met bizarre figuren. En voor iedere vijf huizen is hier wel een kerkje. De
Belizianen zijn allemaal héél katholiek. Wanneer de kleine en
zeer povere supermarkt opent om 4 uur, kopen we er ons avondeten. Als we terug
bij het huis aankomen, zien we dat Albert en vrouw en kinderen weg zijn, enkel
de honden verwelkomen ons met geblaf, maar laten ons toch binnen door het
kleine poortje dat Albert heeft open gelaten voor ons. Er lopen hier 3
volwassen honden en 7 puppies rond. Nadat we ons avondeten gekookt en opgegeten
hebben, doen we de afwas met de tuinslang en maken ons klaar voor de nacht. Marc
zegt dat we beter de fietstassen bij ons in de tent kunnen nemen, want hij
betrouwt die drie rare gasten van daarstraks niet. Ze waren veel te fel aan 't
kijken. Er is hier wel, zoals aan zoveel huizen in Belize, een ijzeren
omheining rond de tuin, maar die is niet al te hoog, en bovendien grenst de
tuin ook nog 'ns aan een bos. Marc doet de fietsen op slot, maakt ze goed aan
elkaar vast en doet er het dekzeil en onze spinsnelbinders rond. Het is
stikkend warm in de tent en buiten de tent stikt het van de muggen die gewoon
door je kleren heen steken. We zitten dus al rond zes uur, als het donker wordt
en de muggen komen, in de tent en laten de buitentent open aan de twee
uiteinden, zodat er wat wind doorheen kan. Rond 8 uur gaan we slapen. We
besluiten met onze kleren aan te slapen en ieder met ons hoofd aan een uitgang
gaan te liggen. We verstoppen ook al de kostbare zaken goed. Rond 9 uur, als we
al halvelings in slaap liggen, horen we Albert en zijn gezin thuiskomen. In het
midden van de nacht horen we de ritssluiting van de tent. Maar omdat we
omgekeerd liggen, denken we ieder dat het de andere is die de tent een beetje
opendoet om wat frisse lucht binnen te laten, want het is nog steeds stikkend
heet in de tent en we liggen te baden in het zweet. Even later horen we de
ritssluiting weer. Nog halvelings in slaap, hef ik mijn hoofd op en zie ik dat
aan de andere kant van de tent ook Marc zijn hoofd opheft, allebei denkende dat
de andere wakker is en bezig is met de ritssluiting. Even later begint het opnieuw.
Uiteindelijk vraag ik aan Marc: "Wat doe je toch de hele tijd met die
ritssluiting?" Hij zegt "Maar dat ben ik niet". Ik kijk naar de
rits aan mijn kant en zeg "de tent staat open". Marc vraagt
"Deed jij dat?". Ik zeg "nee" en zet me vlug recht. De tentrits
is al voor minstens 50 cm
open. Op dat moment zie ik iemand weglopen van de tent, naar de hoek van de
omheinde tuin. Ik roep naar Marc, die dat van zijn kant niet heeft gezien,
"en daar loopt hij". Marc stormt de tent uit er achteraan, met de
stok in zijn hand die we bij hebben om honden weg te jagen. Hij loopt de tuin
in, maar ziet niemand meer, tot ik hem zeg dat hij naar de rechterhoek is
gelopen. Wanneer Marc zich naar die kant begeeft, loopt de dief plots weg
vanachter een boom en springt zo lenig als een aap over de 2 meter hoge omheining en verdwijnt in het naastgelegen bos.
Marc gaat aankloppen bij Albert, die dadelijk de politie gaat verwittigen die
even verder op de lokale zaterdagavondfuif aanwezig is. De politieman, in teenslippers
en short, leent onze zaklamp en gaat samen met Albert en de hond het bos in,
maar even later zijn ze al terug en zeggen dat hij al weg is. Albert stelt voor
om de honden die zich tijdens het incident vooraan in de de tuin bevonden en
blijkbaar niets gehoord of geroken hadden met een koord vast te binden aan de
omheining naast de tent en zegt dat we terug kunnen gaan slapen. Marc zegt hem:
"Denk je echt dat we nu nog een oog gaan dichtdoen in onze tent vannacht?
Ik denk niet dat de honden veel waard zijn". Albert stelt voor dat we dan
beter binnen slapen. We pakken vlug alles in de zakken, plooien de tent bijeen
en zetten alles in Albert's auto. We praten nog wat na met de vrouw des huizes
terwijl Albert nog eens naar de politie gaat. We zetten de fietsen in de keuken,
en als even later Albert terugkomt, en gaat slapen met zijn vrouw, leggen ook
wij ons verder te slapen op onze matrasjes in de keuken. Het is ondertussen al
één uur geworden. Gelukkig is er niets gestolen.
1
april 2007 Burrell Boom - Belmopan 72 km
We hebben niet veel geslapen vannacht en
weten niet goed of we vandaag zouden fietsen. Aan de andere kant voelen we er
ook niets voor om hier in Burrell Boom te blijven rondhangen. Bovendien moeten
Albert, zijn vrouw en kinderen al om 7 uur naar een bijeenkomst van de kerkraad
in Ladyville, 25 km
verder. Er is hier wel El Chiclero Inn dat wordt opengehouden door een bejaard
Amerikaans koppel dat hier al meer dan 30 jaar woont. We hebben het gisteren
gezien en het zag er heel duur uit, met zwembad en al. We rijden er toch maar
naartoe. Een Beliziaanse man komt opendoen en zegt dat het hotel dicht is omdat
het Amerikaanse koppel voor 2 weken naar de States is. Hij is heel vriendelijk
en we vragen hem of we een kop heet water kunnen krijgen, en even later komt hij
met 2 grote koppen aangedragen. We installeren ons op het mooie terras, doen wat
van onze Nescafe in de koppen en eten wat van ons 'sponzen' brood (iets beter
kan je hier echt niet vinden) met confituur. Daarna besluiten we toch maar de
rit naar Belmopan, de hoofdstad van Belize, aan te vatten. De eerste 15 km hebben we nog serieuze
wind tegen, maar dan komen we op de hoofdweg en hebben we eindelijk 'ns wind in
de rug in Belize. De rit verloopt voorspoedig, mede doordat het asfalt hier
heel wat minder ruw is dan de dagen voordien. Er is ook heel weinig verkeer,
want het is zondag en het is bovendien nog heel vroeg (rond 8 uur zijn we op de
hoofdweg). Op een bepaald moment zien we in de verte iets heel groot op de weg
liggen. Als we naderen, zien we dat het een dood paard is. Het moet er al een
tijdje liggen, want het is al helemaal opgezwollen en hier en daar lopen er
sappen uit openingen. Net dan komt er een kolonne legervoertuigen met
Amerikaanse bewapende soldaten voorbijgereden. Ook zij zijn verbaasd over het
paard en vertragen, waarna ze hun weg verderzetten. We rijden verder tot aan de
Belize Zoo, waar we de fietsen bij de bewaker achterlaten terwijl we de mooie
zoo gaan bezoeken. We lachen heel wat af met de apen, maar er zijn ook andere
dieren zoals poema's, jaguars, krokodillen, tapirs, enz. Ook veel kleinere
dieren, waarvan wij er al veel gezien hebben onderweg, maar dan in een plattere
vorm, soms bijna onherkenbaar. Na het bezoek aan de zoo stoppen we bij een
groot wegrestaurant dat de meisjes van het loket aan de zoo ons aanbevolen
hadden. Het restaurant is inderdaad heel goed en nog goedkoop ook, maar we
moeten zeker een uur wachten op ons eten. Terwijl probeer ik Wil Kamphuis, de
Canadese begeleider, te bellen met de mobiele telefoon die het restaurantpersoneel
me bereidwillig leent. Wil had ons gezegd hem te bellen als we Belmopan, waar
de Canadezen gestationeerd zijn, naderden, want hij kon ons een slaapplaats
bezorgen bij één van de lokale gezinnen die met hen samenwerken,
maar ik krijg steeds het antwoordapparaat. Marc praat ondertussen wat met
andere gasten van het restaurant die geïnteresseerd zijn in wat wij hier
doen met de fietsen en uitleg komen vragen. Daarna rijden we verder naar Belmopan en
krijgen al de eerste heuveltjes te verwerken. Onderweg komen ons ook geregeld
hele groepen wielrenners tegemoet gereden, sommige zelfs met volgwagen. Ze
steken allemaal hun hand op of hun duim als ze ons zien rijden. We proberen nog
'ns Wil te bellen als we zijn aangekomen in Belmopan, maar nog steeds
antwoordapparaat, en nemen dan maar vlug een hotel, want we zijn nog moe van
deze nacht en morgen staan ons de eerste echte hellingen te wachten. De heel
vriendelijke en goedlachse man aan de receptie vertelt ons over de Classic Race
die ieder jaar in Belize wordt gehouden, een fietskoers van Belize City naar
San Ignacio (aan de Guatemalteekse grens) en terug naar Belize City. Al die
rennersgroepen die we vandaag zagen waren aan het trainen voor die koers. Marc
en de man van de receptie grappen nog wat met elkaar, de man begint altijd uit
volle borst te lachen. Hij heeft een sappig Jamaicaansachtig accent, zoals de
meeste zwarten hier. Zo zegt hij "So, man, you didn’t like The Green
Grass Hotel in Burrell Boom?". Belmopan is dan wel de hoofdstad, toch is
het niet meer dan een dorp. En omdat het zondag is, is alles nog eens dicht
ook. Per geluk is er nog een Chinese kruidenier open. We kopen wat proviand
voor morgen en kruipen vroeg in bed.
2 april 2007 Belmopan - Dangriga 87 km + 5.4 km ter plaatse
We staan vroeg op en eten weer onze 'sponzen' boterhammen
met confituur als ontbijt. Dan gaan
we op weg. Vandaag staat de Hummingbird Highway op het programma.
We zien al dadelijk dat het landschap hier anders is
dan de rest van Belize
waar we doorreden. Het is heel dicht begroeid met
jungle en er zijn bergen.
De mist hangt nog tussen de bergtoppen en het is nog koel nu. De weg gaat steeds op en neer doorheen het mooie landschap. De jungle
wordt afgewisseld met sinaasappelplantages. Aan
één zo'n plantage ontmoeten we Rudolph. Hij staat te wachten tot zijn vrachtwagen vol appelsienen geladen is
om er mee naar de citrusfabriek te rijden. Hij doet ons stoppen en biedt ons
appelsienen aan. Hij heeft ze reeds geschild en in 2 helften
gesneden, dan wat zout er opgedaan en de 2 helften weer tegen elkaar gelegd.
De appelsienen hier zijn veel dikker dan bij ons en het vruchtvlees is veel
vaster, ze zijn ook zoeter. Rudolph is heel vriendelijk en vertelt over het
dorpje Camalote vanwaar hij komt en dat hij er deze avond terug naar toe kan en zijn kinderen kan zien, want dat de
fabrieken voor 2 weken dichtgaan wegens de Paasvakantie. Hij vertelt ons ook
dat de paar heuveltjes die we tot nu toe gehad hebben niets zijn, en dat er ons
nog een paar serieuze beklimmingen wachten. Na een appelsien gegeten te hebben, zegt Rudolph dat we zoveel appelsienen mogen
meenemen als we willen voor onderweg. Als we er 2
nemen, dringt hij aan dat we er nog wat nemen, en uiteindelijk vertrekken we
met 5 dikke appelsienen. Even later komen we aan de Blue Hole, een meer in een natuurgebied waar veel toeristen komen om te
zwemmen. De loketbediende stapt net van de bus af en
opent het loket als wij eraan komen om 8 uur. We denken erover om te gaan zwemmen, maar de zon is er nog niet doorgekomen
en bovendien staan er ons vandaag nog wat bergjes te wachten, dus kunnen we
beter voortmaken. Na nog een paar kleine hellingen en veel
sinaasappelplantages, zien we een mooi, klein
restaurantje en het is zelfs al open. We stoppen voor een koffie en eten ook
nog een heerlijk stuk huisgemaakte chocoladecake. Daarna zijn
we klaar voor het zware werk. En zwaar is het. We krijgen een paar echt
venijnig steile hellingen te verwerken, per geluk zijn
ze heel kort. Ook de vrachtwagens en de bussen hebben er moeite mee en stoten
zwarte rookwolken uit als ze ons langzaam
voorbijsteken. Toch voelen we dat steile helling 3 en 4 ons
al veel beter afgaan dan 1 en 2. Je benen moeten zich
immers altijd aanpassen aan klimmen. Dan stopt opeens
één van de vrachtwagens. Rudolph stapt
uit en geeft ons 2 pompelmoezen. Hij zegt dat dit zijn laatste rit naar
de fabriek is voor vandaag, want dat de fabriek gaat
dichtgaan. Hij babbelt nog wat en zegt dat de kleine helling die we juist in de
bocht kunnen zien de laatste is. Daarna neemt hij afscheid en
gaan we vol goede moed weer op pad. En Rudolph had gelijk, nog
één venijnig hellinkje en dan gaat het grotendeels bergaf naar
Dangriga, dat aan de zee ligt. Onderweg zien we ook hier weer Mennonieten
wonen. Nu we bijna uit de bergen zijn, is ook de kopwind er
weer. We rijden voorbij een paar citrusfabrieken met daarrond werkmansbarakken.
Dit is dus waar al die vrachtwagens vol appelsienen naartoe reden die we heel
de dag voorbij zagen komen. De laatste 25 km zijn nagenoeg vlak, maar met veel
tegenwind en heel hobbelig en ruw asfalt. In Dangriga moeten we nog wat
rondrijden eer we een goed en goedkoop hotelletje vinden, maar vinden dan een
fijne kamer met zicht op zee. In de slaapzaal naast ons zit Martin, een
Engelsman die al 6 weken in Belize
is en morgen naar zijn in Dangriga gehuurde flat verhuist. Hij wil proberen
hier zijn brood te verdienen door duiktrips naar de
Beliziaanse eilanden aan te bieden aan Britse duikers tegen betaalbare prijzen.
Het Beliziaanse koraalrif is het vijfde langste ter wereld. Het is interessant
praten met Martin. Hij weet veel over Belize, en kocht in Belize
City een fiets waarmee hij naar Belmopan fietste. Terwijl we met
Martin praten, eten we wat van Rudolph's appelsienen en pompelmoezen. Voor de
kust van Belize
liggen allemaal eilanden, sommigen zijn privé bezit, op
andere staan dure resorts en een paar zijn voor budgetreizigers. Er zijn hier
ook onbewoonde of bijna onbewoonde eilanden. Je kan je laten brengen door een lokale visser,
maar dit kost je algauw 50 USD enkele weg. Je kan je laten afzetten op zo'n onbewoond eilandje
en vragen dat ze je terug komen ophalen na een bepaalde tijd, in de hoop
natuurlijk dat ze het niet vergeten. Het wordt al laat en we
gaan nog gauw het stadje Dangriga verkennen. Eerst geeft het een heel
verwaarloosde indruk, maar nadien vinden we het een gezellig, wat rommelig
stadje vol rasta's en reggae muziek. Er lopen hier nog
meer kleurrijke figuren rond dan in de rest van Belize.
Spijtig dat we niet meer foto's van Belizianen hebben,
maar we vinden het een beetje genant foto's van mensen te nemen als ze het
zien. Dangriga is het hart van de garifuna-cultuur, de mensen
die hier wonen zijn zwarte Caribeanen en hebben hun eigen taal en religieuze
ceremonies. Het doet inderdaad een beetje aan Jamaica
denken hier. Toch zijn er ook hier weer tal van
Chinese restaurants en grote kruidenierswinkels, net als in de rest van Belize.
De dag dat de Chinezen beslissen hier te vertrekken, heerst
er hongersnood in Belize.
De kruidenierswinkels hier zijn meestal niet veel zaaks, ze
hebben meestal weinig keuze en veel echt lekkere dingen hebben ze niet. Belize
produceert bijna niets zelf en alles wat hier verkocht wordt is ingevoerd, op
bananen, appelsienen en suikerriet na. Een pak chips
van het merk Lays kost hier minstens 3,5 USD. Na de
stad verkend te hebben en gegeten te hebben, kruipen
we weer vroeg in bed, want morgen is er weer een fietsdag.
3 april 2007 Dangriga - Placencia 84.6 km + 2.7 km ter plaatse
We rijden 10
km terug over dezelfde hobbelige weg van gisteren, zij
het nu met een licht rugwindje. Dan nemen we de afslag zuidwaarts naar Placencia en is de kopwind weer van de partij. Waren het
gisteren appelsienen-, dan zijn het vandaag bananenplantages zover je kan zien,
met daarachter aan de rechterkant een mooi zicht op de bergen waar we gisteren
uitkwamen. Onderweg komen we af en toe Maya-dorpjes tegen met de typische
hutjes en we zien de vrouwen de was doen in de rivieren. Bij
één zo'n dorpje stoppen we en drinken een cola. De kinderen
kijken geinteresseerd mee op onze landkaart en we merken dat ze ontzettend goed
kunnen lezen, en ook redelijk vlug de steden op de kaart terugvinden, ook al is
de jongste 6 en de oudste 9. De oudste kent zelfs Europa al.
Dit verbaast ons en we vragen vanwaar hij dat dan kent, en hij vertelt ons dat
er in zijn school een landkaart hangt. Dan rijden we weer verder over de
rechte en vlakke weg, er is veel zon en tegenwind, en we komen niet veel
dorpjes meer tegen om iets fris te drinken te kopen. Als we eindelijk aan een winkeltje stoppen, blijkt de
koelkast leeg. Ze gaan deze namiddag inkopen doen om
te bevoorraden. Het is hier inderdaad redelijk afgelegen. Dan
maar weer verder tegen de wind in beukend. Als we na zo'n 75 km de afslag naar Big
Creek en Mango Creek nemen, is de wind nog sterker, en ook al zijn we zeker dat
we daar koel drinken zullen vinden en ook al is het nog hoop en al 10 km, toch moeten we eerst
pauzeren, wat eten en wat bekomen, spijtig genoeg in de vlakke zon. Als we na de pauze verder rijden, gaat het al heel wat beter
en na 3 km
komen we zowaar een benzinestation met winkel tegen waar we eindelijk wat
koelte vinden in de schaduw bij een frisse cola. Daarna is het nog slechts 3 km naar Mango Creek, waar we
de Hokey Pokey Water Taxi, een klein overzetbootje,
zullen nemen naar Placencia. Als we daar aankomen,
blijkt de volgende boot pas over een uur te gaan. Dus rusten we wat uit op de
banken die er staan, eten nog wat van onze koekjes, drinken ons warme water en
kijken naar de Belizianen. Een kwartier voor de boot vertrekt, wordt er nog een
lading rugzakreizigers gedropt met een bestelwagen. En dan is het tijd om in te stappen. Wij wachten tot bijna het allerlaatste met
de fietsen, en moeten in de tweede, kleinere boot, want er zijn blijkbaar meer passagiers dan er zitplaatsen zijn in de eerste boot.
Terwijl de eerste boot vertrekt, draagt Marc de fietsen in de kleinere boot. Nadat de kapitein nog 'ns gecheckt heeft dat de fietsen goed staan,
krijgt iedereen een zwemvest en weg zijn ook wij voor een aangenaam kort ritje
van ongeveer 10 minuten over de Placencia Lagune. Als
we in Placencia aankomen, beginnen we naar een kamer te zoeken. Maar het is
Paasvakantie in Belize
en net zoals in Dangriga blijken ook hier veel hotelletjes nu al vol te zitten, ook al komt de grote meute pas aan op
donderdagavond (want Goede Vrijdag is hier een feestdag). En bovendien zijn de toeristen van de eerste boot ons ook nog 'ns voor
geweest. Het is moeilijk zoeken in Placencia, want ook al is er een
smal geasfalteerd hoofdweggetje van zo'n km lang waar
auto's kunnen rijden, toch is alle accomodatie in huizen her en der op het
strand verspreid. In het midden van het strand werd er een soort betonnen
wandelpad gemaakt van nog geen meter breed en daarop rollen we de bepakte
fietsen heen en weer, langsheen de wandelende toeristen. Dikwijls
zitten mensen ook gehurkt op het padje, omdat erlangs juwelen en andere
souveniers verkocht worden, zodat we steeds moeten vragen of we door mogen.
Vervelend voor hen én voor ons. De accommodatie ligt echter zelden aan het padje zelf, maar wat
verder op het strand. We parkeren dan steeds de fietsen echt op het
randje van het padje achter elkaar, en terwijl Marc erbij blijft staan, check
ik de accommodatie. We sleuren ook heel wat met de bepakte fietsen over het
zand in de volle zon. Alle accommodatie is hetzij volzet hetzij echt te duur voor ons. Tenslotte vinden we enkel een kleine, naar
urine stinkende kamer waar de fietsen niet binnen kunnen, nadat we ergens
anders werden geweigerd omdat de kamer te klein was voor de fietsen en de
eigenares het risico niet wou nemen om de fietsen 's
nachts vastgemaakt op het balkon te laten staan. Als
we ten einde raad besluiten in het stinkkot te kruipen, ga ik toch nog op een
laatste plaats vragen. Natuurlijk zijn ze ook weer vol, maar ze sturen me naar
een huis even verder dat redelijk verscholen ligt en
dat we niet eerder hadden opgemerkt, ook al hadden we er al een paar keer
voorbij gelopen. De heel vriendelijke, oude dame zegt me dat ze een kamer
heeft, doch slechts tot donderdag. Dat is juist gepast voor ons, want donderdag
nemen we hier de boot naar Honduras.
De kamers zijn niet duur en als ik ze bekijk zeker hun geld waard, eenvoudig,
maar proper, en nog groot genoeg ook voor de fietsen, en bovendien op het
gelijkvloers, zodat we niet alles naar boven moeten dragen. We
zijn dolgelukkig dat we niet in het stinkkot moeten kruipen en voelen pas nu
dat we uitgeput zijn. We hebben bijna twee uur met de bepakte fietsen
lopen sjouwen in de volle zon. Na de douche gaan we dan ook uit eten, want we
zijn te moe om nog beginnen te koken, en na een fris
limoensapje voelen we ons helemaal opgekikkerd en is alle leed geleden. Toch
kruipen we na het eten dadelijk in bed, ook al is het
nog geen 8 uur.
4 april 2007 Placencia
Deze morgen kunnen we Placencia 'ns op
het gemak bekijken. Er lopen precies veel minder toeristen
rond dan gisteren. Het is hier eigenlijk heel kalm. We lopen door het zand naar
John The Bakerman en kopen kaneelbroodjes. Dan gaan we
terug naar ons guesthouse waar er een keuken is en maken er koffie. Daarna gaat Marc op zoek naar waspoeder en installeren we ons op
het terras voor onze kamer. Terwijl Marc de was doet, typt Christine het
verslag. Ondertussen geraken we aan de praat met Anna, die de kamer naast ons
heeft. Anna is Canadese van Griekse afkomst. Ze ontwerpt
juwelen en komt sinds 10 jaar al elk jaar in de winter zo'n drie maanden naar Belize,
hoofdzakelijk Placencia. Ze zegt dat Placencia tien jaar geleden nog
veel kleiner was, maar dat er ondertussen heel veel guesthousen en
restaurantjes zijn bijgekomen, zoveel zelfs dat ze niet genoeg clienteel hebben
met de toeristen die er komen, want blijkbaar is het hier nu druk, wegens Pasen,
en wij vinden het nu al kalm. Maar vanaf morgen zou de grote
meute naar hier afzakken, en dan is het hier niet meer te doen van het volk. Er
zou zelfs een band afkomen vanuit Jamaica, spijtig dat we die moeten
missen. Ook veel kleine bendes zakken dan vanuit Belize City af naar
hier, blij dat we die zullen missen. Daarna gaan we onze
tickets kopen voor de boot van morgen naar Honduras. En
dan naar het strand. Ook hier is er niet echt veel volk te zien, vinden we. Na nog vlug wat inkopen gedaan te hebben, koken we ons avondeten in het guesthouse en
babbelen nog tot 11 uur met Anna.