Printversie

Dagboek Peru

 

17 juni 2007 Panama City - Lima (Peru) (per vliegtuig)

We landen meer dan een uur later dan voorzien. De taxi die we reserveerden, staat ons nog trouw op te wachten. Mits neerleggen van de achterbank passen de fietsdozen er juist in, al moet Marc wel achteraan bij de dozen gaan zitten. Na meer dan een half uur door het mistige Lima gereden te zijn in ware racestijl, komen we aan het hostel waar we gereserveerd hebben. Het is een gezellig en superclean hostel. Betty, de Peruaanse vrouw die het runt voor de Britse eigenaar, is een energiek dametje die dag en nacht in de weer is voor de reizigers. Ze houdt alles piekfijn opgeruimd en proper, doet de reservaties, doet de receptie, regelt taxis, beantwoordt de telefoon en de deur (je moet steeds bellen voor je binnenmag), en dit alles zowel overdag als 's nachts, want er zijn nogal wat reizigers die 's nachts van de luchthaven aankomen of gaan pintelieren zijn. We gaan wat buitenwandelen en kunnen de zee niet zien vanwege de garua, dat is de mist die in de winter boven de hele Peruaanse kuststrook hangt. De mist is zo dik dat de zon er niet doorkan en dat maakt dat alles er grauw en grijs uitziet, en het op zijn warmst 18 graden is. In Lima komt daar nog eens bij dat de smog niet wegkan. De lucht is hier dan ook heel slecht, zelfs zo slecht dat de kinderdokter tegen de eigenaar van het hostel gezegd had dat hij gedurende 8 maanden (zo lang blijft de mist in Lima hangen) niet mag buitenkomen met zijn pasgeboren baby. Je ziet inderdaad dat de straatventende moeders een deken over de gezichten van hun baby's leggen. Voor ons is dit weer een hele verandering met de felle zon en de hitte van Centraal-Amerika. We bevriezen dan ook bijna. Dichtbij het hostel is er een weekendmarktje met lokale gerechten, ook allerlei zoetigheid en gebak, waar we gaan avondeten.

 

18 juni 2007 Lima

Na ontbeten te hebben in het hostel, gaan we in de buurt op zoek of we geen goedkopere kamer kunnen vinden. Na wat rondgelopen en hotels bekeken te hebben, besluiten we in het hostel te blijven. maar dan in de slaapzaal. In de slaapzaal heb je immers per 4 of 6 een grote propere badkamer met warm water en je krijgt lockers ter beschikking. Bovendien komt Betty elke dag de slaapzaal en de badkamer schoonmaken en maakt ze alle bedden op. Dit is de enige slaapzaal die we kennen, waar ze je bed komen opmaken. In onze slaapzaal maken we kennis met Grant, een Nieuw-Zeelander, die vanuit Cusco, waar hij een motor kocht, naar hier is gereden en nu al 3 weken wacht op stukken die hij uit de Verenigde Staten heeft laten overkomen. De stukken zijn al een paar weken in Lima aangekomen, maar de douane doet echt moeilijk. Elke ochtend gaat Grant naar de douane en elke dag is er een nieuw probleem. Daarna gaan we middageten. Hier in Peru kan je een dagmenu eten vanaf 0,75 à 2 euro tot zo duur als je wilt. Zo'n dagmenu bestaat uit een voorgerechtje of soep, een dagschotel en een drankje. Bij sommige hoort er nog een dessert bij. Meestal valt het heel goed mee. Ons hostel ligt in de aangename en rustige wijk Barranco, het is een beetje een dorp in de stad. Daarna wandelen we zo'n half uur te voet tot aan de wijk Miraflores. Hier is het veel drukker en hier zijn ook alle grote en dure winkels. We gaan hier in één van de vele telefoonwinkels bellen om Christine haar moeder een gelukkige verjaardag te wensen. Ze is blij verrast en het doet ons goed haar stem te horen. We laten hier ook de door het thuisfront ingescande en gemailde fiches en nog een paar andere documenten uitprinten die we nodig hebben om onze belastingsaangifte in te vullen. We gaan een paar sportwinkels binnen op zoek naar een fietsbroek met driekwart pijpen voor Christine, maar tevergeefs. We vinden, na veel vragen en zoeken, een winkel die Shimano-onderdelen verkoopt, maar ook hier verkopen ze de konen niet apart, je kan enkel de hele as kopen. We zoeken ook nog naar een flexibele bril voor Christine, maar de meeste optiekers hebben nog niet van flexibele monturen gehoord en een paar andere hebben slechts een heel beperkte en dure keuze. Dan gaan we ook nog op zoek naar een reisgids van Peru, maar het blijkt moeilijk om de in februari 2007 uitgekomen Lonely Planet te vinden. Alle boekhandels verkopen slechts de vorige editie van 2004, en één enkele zelfs nog die van 2000. We lopen wel tien boekhandels af, tot in eentje een vrouw zegt dat ze de 2007-editie verkopen in hun ander filiaal. Ze belt ernaar en er wordt inderdaad bevestigd dat ze hem in de winkel hebben. Het is echter te ver en te laat om er nu nog naartoe te gaan, en we besluiten stilletjesaan naar ons hostel terug te wandelen.

 

19 juni 2007 Lima

Vandaag nemen we de bus naar Miraflores en gaan op zoek naar de Lonely Planet reisgids. In de boekhandel aangekomen, zien we enkel de oude 2004-editie liggen. Wanneer we naar de 2007-editie vragen, beweren ze die niet te hebben. We zeggen dat ze nochtans gisteren aan hun collega van de andere winkel telefonisch bevestigd hadden het boek in stock te hebben. Dan gaat het meisje even met haar baas spreken, die het boek vanuit een op slot zijnde kast te voorschijn haalt. We zien dat er wel een stapel van zo'n tien exemplaren klaarligt. Uiteindeijk blijkt dit boek in deze winkel dan ook nog goedkoper te zijn dan de 2004-editie in de meeste andere winkels. Daarna nemen we 2 bussen naar de andere kant van de stad en bezoeken er het Museum Larco. Dit is een privé collectie van pre-Columbiaanse keramiek en goud, gevestigd in de oude, immens grote familiewoning. Er bevindt zich hier een enorm grote variatie van potten en beeldjes van de vroegste indianenculturen tot en met de Incas, de laatste indianencultuur. Je kan echt goed de evolutie in vormen en kleuren volgen doorheen de tentoonstelling. Alles is mooi uitgestald en van uitleg voorzien. Er is ook een grote collectie juwelen gemaakt van goud, edelstenen, gekleurde veren en schelpen. Verder bevindt er zich nog een depot van meer dan 44.000 stukken keramiek. Al deze stukken staan volgens soort gerangschikt achter glas in kasten met schappen die reiken van de grond tot het plafond. Je kan er tussendoor wandelen in smalle gangen en hier en daar is er een woordje uitleg voorzien. Indrukwekkend om zo'n massa samen te zien. Verder is er nog de ongeëvenaarde erotische collectie, waarvoor dit museum het meest bekend is. We brengen een paar uur door in dit museum om de uitgebreide collectie te aanschouwen. Daarna gaan we door de avondspits met de bus terug naar ons hostel, wat meer dan een uur duurt. Grant vertelt ons dat hij maar niet opschiet met de dedouanering van zijn motorstukken.

 

20 juni 2007 Lima

Vandaag bezoeken we samen met Nate, een Amerikaanse jongen die ondertussen ook in onze slaapzaal zit, het oude centrum van Lima. We wandelen er van het ene plein naar het andere en zien de vele mooie koloniale gebouwen, al zijn vele ervan compleet zwart van de uitlaatgassen. We bezoeken het San Francisco Klooster met zijn oude catacomben. We krijgen een rondleiding doorheen het klooster, waar nu nog zo'n 40 monniken wonen, en zien er een zaal vol met schilderijen van Rubens. Wanneer we de zaal uitgaan, vraagt een jongetje van zo'n jaar of tien, dat alles zeer aandachtig volgt, aan de gids "En zijn al deze schilderijen dan gestolen?" wat voor algemene hilariteit zorgt. Daarna worden we door de smalle gangen van de catacomben geleid en zien er de beenderen van wel 25.000 lijken die hier begraven werden. Daarna bezoeken we de resten van de omwallingen van de stad en het bijhorende museum dat eigenlijk niet veel voostelt. Nadat we ergens een dagmenu gegeten hebben, begeven we ons naar het kleine museum dat zich bevindt in de kluis van de Nationale Bank. Het is indrukwekkend om de enorm dikke deur en het mechanisme van de kluis te zien. Ook de tentoongestelde stukken zijn de moeite waard, maar zijn voor ons meer van hetzelfde dat we gisteren al veel uitgebreider in het Larco Museum zagen. Daarna gaan we nog naar het Museum van de Inquisitie, dat volgens ons niet de moeite waard is. Per geluk is het gratis. Daarna nemen we de bus terug naar Barranco. We zitten weer in de avondspits en doen er meer dan een uur over.

 

21 juni 2007 Lima

Vandaag is het voor ons werkdag. Eerst moeten wij, evenals Grant en Nate, naar een ander hotel verhuizen, want ons hostel is volgeboekt met een grote groep die vandaag aankomt. We lopen wat rond en vinden al vlug een kamer met eigen badkamer voor een schappelijke prijs in een lokaal hotelletje. Verder houden we ons vandaag bezig met de selectie van de foto's van Panama en zetten ze op onze website. Verder vullen we ook nog onze belastingaangifte in, en doen de was.

 

22 juni 2007 Lima

Vandaag bezoeken we het immens grote Nationaal Museum. Eerst moeten we weer lang in de bus zitten eer we er zijn. Lima is een heel uitgestrekte stad. Hoewel het museum een uitgebreide collectie aan stukken heeft en er maquettes van de bekendste indianenruïnes, zoals Machu Picchu, staan, kan het ons toch niet echt bekoren, omdat we vinden dat alles nogal rommelig dooreen staat en je niet weet in welke volgorde je de zaken moet bekijken. Toch lopen we er nog een paar uren rond, maar we hebben veel meer bijgeleerd in het Larco Museum dan hier.

 

23 juni 2007 Lima

Vandaag keren we nog eens terug naar het oude centrum van Lima, omdat we verleden keer enkel zaken bezocht hebben en we vinden dat we er ook wat moeten rondlopen om de sfeer op te snuiven. We lopen door de smalle straten en bekijken de verschillende koloniale huizen die aan de adellijke families toebehoord hebben. In één van de mooie huizen is er een duur restaurant dat Het Levende Water heet, opengehouden door nonnetjes. We gaan de binnenkant bezichtigen en er staat een Mariabeeld van Banneux en er wordt verwezen naar het "wonder" in België. Daarna wandelen we naar Chinatown, waar we Chinees gaan eten. 's Avonds verhuizen we terug naar de slaapzaal van het hostel.

 

24 juni 2007 Lima

Vandaag halen we onze bagage uit de kast beneden in het hostel en dragen alles naar de slaapzaal boven. We hadden die bagage hier in de kast gezet toen we naar het andere hotel moesten verhuizen. We gaan door alle fietstassen en bespreken wat er terug naar België kan en wat er vanuit België dient meegebracht te worden, want iemand van Christine haar werk komt op 10 juli naar Peru op vakantie en brengt onze warme kleren, slaapzakken en al de rest dat we laten meegeven mee. We denken er lang over na. Het zijn moeilijke beslissingen. Het is een afwegen van nut t.o.v. gewicht. We hebben ook niet echt een idee hoe groot hetgeen is dat we al laten meebrengen en hoeveel plaats er ons dus nog rest. We zijn er een paar uur zoet mee, waarna we alles weer inpakken, want we kunnen het hier uiteraard niet in de slaapzaal laten liggen. De Britse eigenaar komt langs in het hostel en we vragen hem over de weg die vanuit Lima oostwaarts steil de Andes ingaat, want we zijn er nog altijd niet uit welke route we in Peru gaan fietsen. Hij zegt dat hij er niet veel van afweet, maar dat we voor alle info bij de South American Explorers Club terecht kunnen. We zeggen hem dat we de club wel kennen, maar dat we de ledenprijs van zo'n 70 USD toch wel echt te hoog vinden, gezien we op ons budget moeten letten. Hij zegt dat hijzelf wel lid is en dat zijn beste vriend bovendien de manager van de Club is, en dat hij er wel morgen met ons naartoe wil gaan, want vandaag, zondag, zijn ze dicht. We waren eigenlijk van plan morgen uit Lima te vertrekken met de bus, maar besluiten nu nog maar een dag langer te blijven.

 

25 juni 2007 Lima

We wachten op de eigenaar, die rond halféén komt opdagen. Hij belt naar zijn vriend de manager en zegt dat we kunnen langsgaan, zijn vriend Miles verwacht ons. We zijn dolgelukkig, gaan vlug nog iets eten en haasten ons er dan naartoe. Daar aangekomen krijgen we een rondleiding van Miles, maar als we hem om specifieke route-informatie vragen, blijkt hij bitter weinig te weten. Hij zegt dat als we ieder 10 soles (= 2,5 euro) betalen, we een dagtoegang tot alle informatie krijgen. Er zijn boeken, kaarten en reisverslagen van zowel fiets- als andere reizigers. Maar ondertussen is het al bijna half vier en we zeggen hem dat we dan op een andere dag vanaf 's morgens zullen langskomen. Hij geeft ons nog de naam en het adres van een Peruaanse vriend van hem die veel fietst. De vriend is de manager van het Gran Hotel Montblanc. Na veel gebus en veel de weg vragen, vinden we het hotel dat nogal in een verlaten straat ligt. De man is heel vriendelijk, is een fervente fietser, maar weet ons niet veel wijzer te maken over welke route te volgen vanuit Lima. Hij toont ons gedetailleerde kaarten van Peru op internet en wil ze graag voor ons in kleur afdrukken aan de prijs van 2,5 soles per pagina. Dat is helemaal geen vriendenprijsje, en we besluiten niet op zijn aanbod in te gaan, maar ze gewoon in om het even welk internetcafé tegen een betere prijs te laten afprinten. Verder informeren we naar de Shimano-konen en hij zegt ons dat hij weet waar we aan de konen kunnen geraken, maar dan moeten we wel in zijn hotel komen logeren tegen de speciale prijs van 17 USD per dag. Ook dit is weer geen vriendenprijs, al laat hij het zo uitschijnen, want we zagen aan de receptie het normale tarief hangen en dat was gewoon 17 USD. Ook al is deze prijs lager dan wat we nu in de slaapzaal moeten betalen, toch willen we niet op het aanbod ingaan, deels omdat we het een beetje chantage vinden (hij wil ons de info enkel geven als we naar zijn hotel komen) en deels omdat zijn hotel hier in een verloren hoek van Lima ligt. Dan zitten we hier mooi te koekeloeren. Teleurgesteld nemen we de bus terug naar ons hostel. Een hele dag kwijtgespeeld en niets vooruit geraakt. 's Avonds maken we de bagage klaar die we gaan meenemen om wat sightseeing in het zuiden van Peru te gaan doen, in een gebied waar we niet zullen doorfietsen. De rest van de bagage verhuizen we weer naar de kast beneden.

 

26 juni 2007 Lima - Parracas (met de bus)

We nemen de bus naar Parracas. Omdat er in het verleden nogal eens bussen werden overvallen, worden er hier veel veiligheidsmaatregelen genomen. Zo moeten we ons paspoort tonen en deze gegevens worden netjes in de computer ingebracht. De bagage wordt opengedaan en nagekeken, en we worden afgetast met een metaaldetector. Eens we in de bus zitten, wordt iedere passagier bovendien ook nog eens gefilmd. De bus volgt de Panamerican zuidwaarts en we zien dat het hier allemaal woestijn is, met af en toe een dorp. Het is een heel lelijk landschap, en de sombere mist maakt het er echt niet vrolijker op. Als we in Parracas aankomen, zien we voor het eerst sinds meer dan een week weer de zon. We vinden vlug een goed hotelletje. Parracas is een klein vissersdorpje van waaruit je een uitstap kan doen naar de Islas Ballestas. We worden al dadelijk aangesproken of we morgen meewillen met een bootje naar de eilanden, maar we vragen ook zelf nog wat rond en besluiten eerst wat gaan te eten in het restaurantje van ons hostel. Daar geraken we aan de praat met Rick en Nic, een sympathiek koppel uit Engeland. Daarna boeken we, na wat afdingen, een boottrip voor morgenvroeg en gaan dan slapen.

 

27 juni 2007 Parracas - Ica - Huacachina (met de bus)

's Morgens ontbijten we vlug en worden dan met een groep andere toeristen, waaronder Rick en Nic, naar de kade gebracht. Daar staan nog meer groepen toeristen en er worden er voortdurend nog bijgebracht met busjes vanuit de nabijgelegen stad Pisco. Het is echter mistig vandaag en de gids vertelt dat we zullen wachten tot de mist opklaart en dat we ondertussen een koffie kunnen gaan drinken in één van de toeristische restaurants op de esplanade. Na een uur vertrekken we toch eindelijk in een bootje met zo'n 20 toeristen. We zijn nog geen twee minuten uitgevaren of we vallen stil in volle zee. De motoren draaien nog, maar de boot wil niet vooruit. We horen de stuurman bezig tegen zijn helper dat er een kabel gebroken is. Maar geen nood, hij heeft al een oplossing. Hij haalt de veter uit zijn schoen en loopt ermee naar achter. Even later staat hij weer vooraan, en ja hoor, de boot gaat weer vooruit. Even later varen we voorbij de "kandelaar", dat is een geoglief in de vorm van een kandelaar die in het woestijnzand gemaakt werd door men weet niet wie, noch waarom. Sommigen zeggen dat het verband houdt met de Nasca-lijnen, terwijl anderen meer de theorie aanhangen dat het vroeger diende voor schippers om zich te oriënteren. De figuur is 150 meter hoog en 50 meter breed. Daarna varen we verder, maar vallen al vlug weer stil. Gelukkig heeft de stuurman nog een tweede veter en even later zijn we alweer op weg. Wij kijken al sluiks even naar de schoenen van de andere passagiers en zien dat er genoeg veters aan boord zijn om de hele afstand te overbruggen, maar het blijkt niet nodig, want deze veter blijkt de goede te zijn. Nu zetten we in volle vaart koers naar de eilandengroep, die enkel uit rotsen bestaat. We varen wel een uur langs de bogen en grotten van de eilanden en zien ondertussen pinguins, zeeleeuwen en miljoenen vogels. Het is ongelooflijk hoeveel vogels hier bijeen zitten. Je kan nergens kijken of het zit bomvol vogels. En de lucht is eveneens vol vogels. Naar het schijnt leven er hier miljoenen. Er worden dan ook hoedjes verkocht aan de kade om je te beschermen tegen wat er eventueel uit de lucht komt gevallen, en dat is heel wat, getuige de rotsen die helemaal wit zien van de guano, die hier vroeger werd opgehaald om als meststof te dienen, maar nu werden vervangen door chemische meststoffen. Daarna zetten we koers terug naar het vasteland. Op de terugtocht zien we langs alle kanten grote groepen vogels in één lijn laag over het zeeoppervlak scheuren. Het lijkt wel spitsuur in vogelland. Bij aankomst eten we vlug een dagmenu, en als we aan ons hotelletje komen om onze bagage te pakken en naar onze volgende bestemming te vertrekken, staan Rick en Nic aan het hotelletje ernaast klaar om een taxi te nemen naar de Panamerican. We spreken af om een taxi te delen en spurten ons hotel binnen om vlug te pakken. Even later zet de taxi ons af op de Panamerican, waar Rick en Nic noordwaarts, naar Lima, gaan en wij verder zuidwaarts. Wij gaan dan ook aan één kant van de weg staan, en Rick en Nic aan de andere, om een bus staande te houden om mee te rijden. Na nog geen 5 minuten komt er al een bus naar onze bestemming aan. We doen teken om te stoppen en hij stopt, want als ze vol zitten rijden ze gewoon door. We wuiven nog naar Rick en Nic aan de overkant en springen dan op de bus. Een uurtje later stappen we uit in Ica, waar we een taxi nemen naar Huacachina, een oase in de woestijn, 4 km verder. Huacachina is een aangenaam dorpje rond een klein meertje. Het was vroeger een kuuroord voor de elite, getuige hiervan zijn de statige gebouwen en de mooie esplanade rond het meer. Nu zijn er een paar grote en kleinere hotels en restaurants, maar het is niet echt een dorp. Alles is op het toerisme gericht. Toch is het best gezellig, en vooral ontzettend rustig. Huacachina ligt midden in de woestijn en is omringd door ontzettend hoge zandduinen, waarin ritten met zandbuggies gemaakt worden. Je kan dan ook van de duinen naar beneden sandboarden, waarna de buggie je terug naar boven brengt.

 

28 juni 2007 Huacachina - Ica - Nasca (met de bus)

Na ontbeten te hebben, onderhandelen we over de prijs voor een buggy tour in de zandduinen. We komen al snel tot een overeenkomst met de verkoper en even later vertrekken we samen met een Peruaanse familie die in de States woont. We moeten eerst nog allemaal een beschermbril opzetten en dan gaat het in volle vaart en met veel motorgeronk de duinen in. Eenmaal boven is het duinenlandschap echt prachtig. Je zit volledig in de woestijn en ziet enkel zand en zand. We rijden een hele tijd door dit betoverende verlaten landschap. De buggy rijdt in volle vaart heuvel op en heuvel af. Soms gaat het echt loodrecht naar beneden, zoals in een rollercoaster. De twee kinderen van de Peruaanse familie kraaien het uit van plezier. Dan stopt de chauffeur om ons te laten sandboarden. Hij laat iedereen eerst op de buik liggend naar beneden glijden. Daarna pikt hij ons beneden weer op en brengt ons weer naar boven om nog eens naar beneden te gaan op de plank. Marc waagt het al rechtstaand, terwijl Christine er zich helemaal niet aan waagt. De chauffeur rijdt ons naar nog zo'n 2 à 3 heuvels om naar beneden te sandboarden, en dan zit de tour erop. Het heeft zo'n anderhalf uur geduurd en we vonden het zeker de moeite. Na gegeten te hebben, gaan we vlug de baggage ophalen aan ons hostel, nemen een taxi naar Ica waar we op een bus naar Nasca springen. Daar aangekomen zoeken we een hotelletje en gaan hier en daar onderhandelen over de prijs om over de bekende Nasca-lijnen te vliegen. We vinden al vlug een goede deal en kruipen dan vroeg in bed.

 

29 juni 2007 Nasca

Als we om 8 uur willen gaan ontbijten, wordt er ons gezegd dat we nu al naar de lijnen kunnen als we willen, in plaats van om 9 uur zoals voorzien was. We stemmen in en worden samen met een Frans koppel in een taxi naar het piepkleine luchthaventje gebracht. Hier heeft ieder van de 9 maatschappijen zijn gebouw, eerder een barakje eigenlijk. Als we aankomen, staat de piloot al klaar aan het vliegtuigje, een Cesna voor 3 passagiers. We mogen dadelijk instappen, samen met een Amerikaans meisje dat naast de piloot zit, terwijl wij op de achterbank zitten. De piloot geeft ons een plan van de route en toont de achttal figuren die we onderweg gaan zien. Dan start hij het vliegtuig en taxiën we naar de startbaan onder begeleiding van de controletoren. Al snel hangen we in de lucht. Er zijn overal grote ramen en je hebt een uitstekend zicht. Machtig, zo vliegen. Na ongeveer 5 minuten komen we aan de eerste lijnen en een paar driehoeken, daarna volgt al vlug de eerste figuur, de walvis. Je kan de lijnen veel beter zien dan we verwacht hadden. Daarna volgen nog allerhande figuren, zoals de hond, de astronaut, de vogel, de aap, de spin en de condor, met een vleugelwijdte van 130 meter. De piloot draait tweemaal rond iedere figuur, terwijl het vliegtuig zo scheef hangt dat het zijraam nu de bodem van het vliegtuigje is. Christine, die nogal onderhevig is aan reisziekte, moet af en toe door de voorruit naar de horizon kijken, terwijl de piloot maar blijft aandringen om naar beneden te kijken. Het is immers zijn taak ervoor te zorgen dat iedere passagier iedere figuur goed te zien krijgt. Daarna vliegt de piloot door het mooie landschap in zo'n tien minuten terug naar de luchthaven. Na een half uur zit de vlucht er spijtig genoeg op. We zijn heel blij dat we dit gedaan hebben, en vinden de prijs van 37 USD (na afbieden) echt niet teveel. En Christine is slechts een beetje ziek, ook dat valt mee. De volgende passagiers staan al klaar en vragen aan Christine het onbevlekte kotszakje dat ze nog in haar handen heeft. Nadien krijgen we in het kleine gebouwtje nog een video te zien over de lijnen, en worden dan met de taxi terug naar het hotel gebracht, waar ons ontbijt klaar staat. Daarna gaan we wat door het gezellige stadje Nasca kuieren, op zoek naar een paar toeristen die met ons een taxi willen delen om naar het Chaucilla Kerkhof te gaan. Die hebben we vlug gevonden, en we spreken een uur af later die namiddag. Ondertussen gaan wij onderhandelen met een taxi, en nadat we gegeten en nog wat gewandeld hebben, staan we op de afgesproken plaats en uur klaar, maar geen toeristen noch taxi te zien. Na 5 minuten komt dan toch de taxi, en na nog eens 5 minuten komen de andere toeristen, oef. De taxi rijdt ons 30 kilometer ver naar het kerkhof en wacht daar tot we alles bezichtigd hebben. Midden in de woestijn zijn er 12 graven vol goedbewaarde mummies, die dateren van rond 1000 na Chr. Er zijn paadjes waar je op mag lopen, maar daarrond ligt heel de woestijn nog bezaaid met stukken beenderen en halfvergane lappen stof van kleding. Alles is hier zo goed bewaard door het ontzettend droge klimaat. Na het bezoek brengt de taxichauffeur ons terug naar Nasca en betalen we hem de afgesproken prijs. Wij gaan nog wat internetten en eten, en kruipen dan in bed.

 

30 juni 2007 Nasca - Lima (met de bus)

Na het ontbijt nemen we de bus terug naar Lima. Eerst is het landschap nog wat mooi, want rond Nasca zijn er bergen, maar nadien, ongeveer vanaf Ica, rijden we weer uren door hetzelfde saaie en lelijke landschap als de heenweg. We zien er een bepakte fietser en hebben een beetje medelijden met hem. Dit is nu echt niet de mooiste route, en bovendien heb je hier constant een loeiharde tegenwind als je zuidwaarts fietst. Na 6,5 uur komen we in Lima aan. We gaan niet naar het hostel, maar naar het goedkope hotelletje waar we eerder een paar nachten doorbrachten, want daar hebben we een eigen badkamer.

 

1 juli 2007 Lima - Trujillo (met de nachtbus)

Vandaag houden we ons bezig met de voorbereiding van de transfer per nachtbus van al onze bagage en onze fietsen naar Trujillo, in het noorden van Peru. Na wat onderzoek hebben we besloten in het noorden van Peru te beginnen fietsen. Zo fietsen we heel het land door. Als we in Lima zouden starten, zitten we al in de helft van het land. We onderhandelen met een taxichauffeur en spreken uur en prijs af om ons naar het busstation te brengen. Dan gaan we naar het hostel, waar de rest van onze bagage en de fietsen staan. De fietsen zijn nog steeds verpakt in dozen van de vlucht van Panama naar hier, maar we pakken ook de bagage goed in. Nadat we zijn gaan eten, zitten we op het afgesproken uur klaar in het hostel, maar geen taxi te zien. Na 10 minuten vragen we of we kunnen bellen, want we hadden het GSM-nr van de taximan genoteerd. Maar het hostel heeft geen buitenlijn, enkel een binnenkomende lijn. Dus loopt Christine de straat op om uit een telefoonhokje te bellen, maar alle muntstukken vallen door de machine. Het wordt nu wel echt hoog tijd. Christine houdt dus maar een andere taxi tegen en onderhandelt nog vlug over de prijs. Daarna rijdt ze met de taxi naar het hostel, waar Marc vlug alles in de taxi laadt, nadat de taxichauffeur de achterbank heeft neergelaten. En dan vertrekken we. Oef, we zijn nu wel aan de late kant, maar denken het toch nog te halen. Opeens rijdt de taxichauffeur echter een straat in waar we helemaal niet moeten zijn. Hij heeft zich blijkbaar vergist, hij weet blijkbaar het busstation niet zijn. Wij moeten hem de weg tonen. Maar later in de buurt van het busstation rijdt hij nog eens verkeerd, omdat het er heel druk en ingewikkeld is, met een klaverblad, enz. Hij moet dus weer de toer rond doen. Om 10 minuten voor vertrektijd stappen we uit, terwijl je de bagage normalerwijze een half uur voor vertrek moet inchecken (wegens de controle, enz). Nu moeten we nog met de 2 fietsdozen en alle bagage door het ontzettend vele volk van het busstation aan de check-in zien te geraken. Om 5 minuten voor vertrektijd staan we daar, zonder enige hulp van de taxichauffeur, het buspersoneel of de omstaanders, die er allemaal staan op te gapen hoe wij lopen te sleuren. We zijn bang dat de check-in gaat zeggen dat we te laat zijn om nu nog zoveel bagage in te checken, maar nee hoor, het blijkt geen probleem te zijn. Vijf minuten later zitten we gefouilleerd en gefilmd in de bus. Oef, was dat even stressen. Aan boord krijgen we van de hostess nog een snack met een drankje, en dan nog een Amerikaanse in het Spaans gedubde film, waarna de lichten uitgaan en iedereen slaapt. Morgenvroeg zullen we in Trujillo zijn.

 

2 juli 2007 Trujillo

's Morgens komt onze bus met meer dan een uur vertraging aan, maar Lucho, van de Casa de Ciclistas, staat ons nog trouw op te wachten per fiets. We hebben als beginpunt Trujillo niet enkel gekozen omdat het een mooie stad is, maar vooral vanwege de Casa de Ciclistas. Dat is een huis waar alle fietsreizigers gratis mogen verblijven, zolang ze willen. En er is plaats en materiaal om aan de fiets te werken. En veel info over de route door Peru. Bovendien kom je er veel andere fietsreizigers tegen, want bijna iedere fietsreiziger op wiens route het ligt stopt hier. Lucho, de eigenaar, is werkelijk gek van fietsen. Hij was vroeger wielrenner en is lange jaren na elkaar kampioen van Peru geweest. Lucho staat ons dus nog steeds op te wachten en helpt ons een taxi te vinden. Hij rijdt de taxi voor naar het Casa, dat slechts 2 straten van het busstation ligt. Als we alles hebben afgezet in het Casa, neemt Lucho ons mee naar de markt, waar we inkopen doen voor het ontbijt. Dan gaan we naar het huis waar Lucho nu woont met zijn gezin, 500 meter verder dan het Casa. Daar zien we de rest van de familie, Aracelli, zijn sympathieke vrouw, Angela, de dertienjarige dochter en Lance, zijn zoontje van 7 maanden. Lucho maakt papayasap en geeft ons broodjes met avocado. Mmmm, lekker. Dan gaan we naar het Casa waar we kennis maken met het Franse koppel Michel en Virginie die van Ecuador naar Ushuaia fietsen. Zij staan vertrekkensklaar, want Lucho zal hen de eerste 50 kms begeleiden. We ontmoeten er ook het Amerikaans-Zwitserse koppel Ryan en Erika, die van Ushuaia naar de VS fietsen, maar hier wachten op een nieuwe fietskader die Koga Miyata vanuit Nederland naar hier zal sturen, nadat Ryan zijn kader een grote barst vertoonde, die ze ondertussen al wel hebben laten lassen om nog tot hier te kunnen fietsen. Na afscheid genomen te hebben van Michel en Virginie die we misschien onderweg nog zullen tegenkomen, brengen we onze spullen en fietsen naar de kamer boven. Daarna verkennen we Trujillo, een stad vol mooie koloniale gebouwen, maar toch oh zo druk met verkeer.

 

3 - 8 juli 2007 Trujillo

6 juli 2007 Trujillo - Chan Chan - Huanchaco - Trujillo 35.6 km

We blijven hier een week, terwijl we wachten tot onze slaapzakken en warme kleren in Lima aankomen. Ondertussen maken we voorbereidingen om de tocht door de Andes aan te vatten en informeren we ons zoveel mogelijk over de route en bevoorrading onderweg, en Marc zet de fietsen weer in elkaar. 's Nachts worden we regelmatig wakker van gefluit, we kunnen niet goed uitmaken of het een man is of één of andere rare vogel. 's Morgens vragen we het aan Lucho, het blijkt een nachtwaker te zijn die hier heel de nacht rondfietst en op een fluitje fluit. Zolang je het fluitje hoort, is alles ok, zegt Lucho. 't Is zo'n beetje als bij ons in de Middeleeuwen met de man die 's nachts rondliep en het uur door de straten schreeuwde. Of het is misschien gewoon om te horen of de nachtwaker niet in slaap gevallen is, denken wij. Er komt nog een Nederlands fietskoppel aan, Annalies en Jenne, die op weg zijn van Ecuador naar Ushuaia. Zij worden onze kamergenoten. We babbelen veel met hen en met Ryan en Erika, en de tijd vliegt voorbij. Op vrijdag maken we een uitstapje op de fiets. Het doet raar weer op de fiets te zitten na meer dan drie weken inactiviteit. We bezoeken de Chan Chan ruïnes. Dit zijn de overbijfselen van de grootste pre-Columbiaanse stad en de grootste lemen stad ter wereld. Ze dateert van 1300 na Chr. en er waren 60.000 inwoners. De site is dan ook immens groot. Je kan er gewoon in rond fietsen. Meestal is het niet meer dan een halve muur die nog recht staat of een hoopje stenen in de woestijn, maar ze zijn volop bezig met de restauratie. Hier en daar zie je dat ze een muur terug aan het opbouwen zijn. Enkel het best bewaarde en reeds volledig gerestaureerde deel is afgezet. De grote tempel is indrukwekkend, met rondom mooie inkervingen in de muren en ontzettend lange gangen. Daarna fietsen we verder naar het kustdorpje Huanchaco. Dit is bekend voor de smalle puntige rieten vissersbootje die ze hier nog steeds gebruiken zoals 2000 jaar geleden. De inwoners van Huanchaco zijn de enigen die nog weten hoe deze rieten bootjes, die slechts een paar maanden meegaan in het zoute water, gemaakt worden. We eten hier een lekkere lunch en fietsen dan weer terug naar Trujillo. Op zaterdag vertrekken Ryan en Erika noordwaarts, nadat Lucho bijna 2 nachten heeft doorgewerkt om alles van de oude fietskader te demonteren en weer op de nieuwe kader te monteren. Lucho fietst met hen mee voor de eerste 50 kms. 's Avonds op de kamer vertelt het Nederlandse koppel dat ze een mail gekregen hebben van Eva, een Deens meisje van 21 dat ze ontmoet hebben in Ecuador en die op haar eentje onderweg is per fiets naar Ushaia. Ze zal morgen in de Casa toekomen, zeggen ze. Een beetje later komt Lucho binnen en vertelt ons dat ze onderweg bijna overvallen zijn toen ze net voorbij het stadje Paijan, 50 km noordwaarts van Trujillo, waren. Lucho had nog met een patrouille van de politie gesproken voor het inrijden van de woestijn na Paijan, omdat die bekend staat als een plaats waar fietsreizigers overvallen worden. Hij had hen gevraagd een oogje in het zeil te houden. Maar nog geen 15 minuten verder werden ze achtervolgd door een motortaxi met 4 man in. Lucho zag dat het niet pluis was en heeft Erika en Ryan aangemaand om verder uit elkaar te rijden, zodat het moeilijker zou worden hen alle 3 tegelijk te doen stoppen. Lucho is achteraan gaan rijden en wanneer de overvallers in zijn buurt kwamen, heeft hij zijn gsm genomen en luid geroepen "We worden overvallen, stuur dadelijk een patrouille". De motortaxi is dan dadelijk gestopt en teruggedraaid. Wat ze niet wisten, is dat Lucho geen belkrediet meer had op zijn gsm. Uit voorzorg is hij dan maar de hele 100 km meegereden met Erika en Ryan, tot in Pacasmayo. We vertellen aan Lucho dat er morgen een meisje zal afkomen en die gaat ook aan dat stadje voorbijrijden. Dit is niet goed, zegt hij. Maar om haar nog te verwittigen per mail is het te laat, het loopt al naar middernacht. We gaan allen bezorgd slapen. De volgende dag wanneer Marc bezig is met het plaatsen van de de konen van Panama City in zijn vooras, wordt er aan de voordeur geklopt. Marc doet de deur open  en er staat een meisje voor de deur met bepakte fiets. Het is Eva. We laten haar binnen en verwelkomen haar. Ze heeft slecht nieuws, ze is onderweg overvallen. Net voor het stadje Paijan heeft de politie haar doen stoppen om haar te zeggen dat het er gevaarlijk is. Ze hebben haar dan geëscorteerd tot in het stadje, waar ze samen met de politie gegeten heeft. De politie heeft haar dan gevolgd tot aan de rand van het stadje vanwaar ze alleen verder moest. Een kwartier later wordt ze gevolgd door een motortaxi met vier jonge mannen en voor ze het weet wordt ze van de fiets gesleurd. Terwijl ze op de grond ligt, krijgt ze enkele rake klappen van één van de mannen, terwijl de andere drie zich bezig houden met het inladen van de buit. Resultaat: de stuurtas, 2 voortassen en de dwarse achtertas gestolen. Ze is haar 2 camera's, paspoort, geld, slaapzak, tent en andere zaken kwijt. We gaan dadelijk op zoek naar Lucho, maar die blijkt op zondagbezoek te zijn bij familie en niet bereikbaar. 's Middags gaan we met Eva eten en tijdens het gesprek blijkt dat het voorval zich eigenlijk de dag voordien afspeelde, de dag dat Lucho, Erika en Ryan bijna overvallen werden, met nog geen uur verschil. 's Avonds gaan Jenne en Annalies met Eva eten in de stad, terwijl wij 's avonds op de kamer zitten te wachten om de nachtbus te nemen naar Lima om er onze spullen gaan op te halen. Lucho had er op aangedrongen om ons te begeleiden naar het busstation. Wanneer Lucho en zijn vrouw iets later binnenkomen, is het eerste wat Lucho vraagt: "Is het meisje aangekomen?". We vertellen hem van de overval. Lucho is er erg van aangedaan. Hij zegt "Dit had niet mogen gebeuren" en hij staat bijna met de tranen in de ogen. Plots loopt hij naar beneden en komt terug naar boven met een boekje. Erika had het nummer van de motortaxi onthouden en Lucho had het opgeschreven, misschien is het dezelfde. Wanneer Eva binnenkomt, komt de detective in Lucho naar boven. Hij moet alles weten: waar, hoeveel, wanneer, hoe laat, ... Lucho begint te vermoeden, waar wij ook al aan dachten, dat de politie misschien in het zaakje betrokken is. Lucho gaat er zo in op dat we hem zeggen dat we wel alleen naar het busstation zullen gaan, want het is hoog tijd, maar hij wil er niet van weten en hij gaat met ons mee, ook al is het maar 2 straten verder. De Casa ligt dan wel een beetje in een vervallen buurt vlak naast het centrum, maar we hebben er ons nog nooit onveilig gevoeld. Bij het inchecken moeten we deze keer niet alleen ons paspoort tonen, maar ook onze vingerafdruk nalaten, waarna we op de bus nog eens gefilmd worden. Wanneer de bus vertrekt, wuift Lucho ons uit.

 

9 - 10 juli 2007 Lima

Rond 7 uur 's morgens komen we aan in Lima, we springen op een stadsbus en rijden naar de wijk Barranco waar we een kamer nemen in het goedkoop hotelletje en onze bagage droppen. We hebben nog veel te doen, we moeten nog allerhande spullen gaan kopen. We moeten trouwens ook nog fietsonderdelen voor Lucho gaan kopen en pedalen voor Jenne en Annalies. Ja, zo even gaan shoppen neemt veel tijd in beslag in een stad zoals Lima. De dag nadien gaan we naar het pensionnetje waar Claire en haar vriendin verblijven, ze zijn vannacht aangekomen per vliegtuig. Zij hebben onze warme kleren en slaapzakken bij, waarvoor wij hen ontzettend dankbaar zijn. We brengen de voormiddag met hen door en gaan samen wat eten. Terwijl Claire en haar vriendin in de namiddag het centrum van Lima gaan verkennen, gaan wij op zoek naar een waterfilter en nog een paar andere spullen die we gisteren niet vonden. Een goede waterfilter blijkt onvindbaar in Lima, dus kopen we bij de apotheek nog maar wat reserve waterzuiveringstabletten voor noodgevallen. 's Avonds nemen we afscheid van Claire en haar vriendin want we nemen de nachtbus terug naar Trujillo.

 

11 juli 2007 Trujillo

Lucho staat 's morgens de bus al op te wachten. Hij heeft niet stilgezeten, Eva heeft ondertussen haar paspoort teruggekregen en één voortas. Blijkbaar zou de familie van de dieven het hebben terugbezorgd aan de politie. Maar Lucho zegt dat ze dit enkel gedaan hebben opdat het meisje zou vertrekken en de hele zaak zou vergeten. We gaan naar de Casa waar alle fietsers nog liggen te slapen, want Lucho heeft gisterenavond een feestje gegeven en het is laat geworden. Jenne en Annalies vertrekken vandaag, ze waren aan het wachten op de pedalen die wij vanuit Lima voor hen gingen meebrengen. We ontmoeten ook Rob, nog een Nederlandse fietser die hier ondertussen is aangekomen. Hij komt van Ushuaia en fietst nog tot Ecuador. We babbelen nog tot na middernacht met hem.

 

12 juli 2007 Trujillo (20m) - Chao (20m) 67.4 km (449 meters geklommen)

Onze eerste echte fietsdag, na meer dan een maand. Lucho zegt dat hij ons niet kan vergezellen, want hij is druk bezig om Eva haar zaak in de pers te krijgen, maar hij vraagt ons wel te wachten tot hij even later terugkomt om foto's te nemen. Hij houdt immers een plakboek bij van alle fietsers die in het Casa geweest zijn. We wachten en wachten en uiteindelijk komt Lucho rond de middag bij het Casa aan. Na nog wat foto's en afscheid genomen te hebben van Lucho, en eveneens Eva en Rob, rijden we de drukke ring rond Trujillo op. Het doet raar weer op de fiets te zitten, en nu met heel wat meer bagage dan voordien. Vanaf hier rijdt Marc ook met voortassen. Al vlug laten we het drukke verkeer van Trujillo achter ons en zijn we op de Panamericana, waar er zo goed als geen verkeer meer is. Het landschap is eentonig, woestijn en nog eens woestijn. We krijgen al vrij vlug, in het dorpje Salaverry, een klim van zo'n 5 kms lang te verwerken. Dit gepaard met een ontzettende kopwind doet geen goed aan de beentjes, vooral Christine geraakt bijna niet vooruit. Bovendien zijn we allebei nog steeds een beetje ziek van in Trujillo, waar ook Lucho's beide kinderen ziek waren. We zitten allebei met een serieuze verkoudheid. De weg blijft de hele tijd op en neer gaan, en de kopwind blijft aanhouden. Het is hier heel verlaten en er is weinig verkeer, en Christine is er daarom niet rouwig om dat er af en toe politiepatrouilles staan. Tegen de avond rijden we het dorpje Chao binnen, waar we inchecken in een zeer eenvoudig hospedaje. Christine is volledig uitgeput en ploft op het bed, terwijl Marc de fietsen in de kamer parkeert en de bagage uitpakt. Na ons opgefrist te hebben, gaan we vlug wat eten, doen inkopen voor morgen, lopen nog wat rond in het stadje en kruipen dan in bed.

 

13 juli 2007 Chao - Chuquicara (612m) 74.2 km (806 meters geklommen)

We vertrekken rond 8 uur, na ontbeten te hebben in onze kamer met brood, avocado en bananen, en koffie die we gemaakt hebben met onze nieuwe spiraalkoker die we in Lima kochten. De eerste 15 kms gaan nog over de Panam, geleidelijk klimmend de hele tijd, maar met minder kopwind dan gisteren. Zo vroeg is er zo goed als helemaal geen verkeer. Na 15 kms komen we aan de afslag naar de private weg van een groot hydraulisch project. De weg is dan wel privaat, maar hij mag wel gebruikt worden door fietsers. De bewaker vraagt van welk land we zijn en waar we naartoe gaan. Hij vertelt ons ook dat er gisteren 2 Nederlandse en 2 Zwitserse fietsers zijn doorgekomen. Dan doet hij de slagboom open en laat ons door. De weg is onverhard en gaat langzaam omhoog. Vanaf hier begint onze klim de Andes in. Het landschap is heel dor, maar na een paar tientallen kilometers komen we aan de vallei van de Santa-rivier, waar er een heel eenvoudig dorpje van een paar lemen huisjes staat. De mensen zeggen vriendelijk dag als we erdoor fietsen. We zetten onze weg langs de rivier verder. Het gaat de hele tijd op en neer, maar we klimmen toch meer dan we dalen, en de bergen rond ons worden hoger en hoger in de smalle vallei. Het landschap is heel mooi, maar wel heel dor en verlaten. Na 50 km op de private weg komen we aan een bewaker die voor ons de poort naar de brug over de rivier opendoet, na eerst geprobeerd te hebben geld van ons te vragen. We rijden de brug over en komen nu op de geasfalteerde weg die we al de hele tijd langs de andere kant van de rivier hebben zien lopen. Hij liep veel vlakker dan de onze, maar het zou wel een serieuze omweg geweest zijn om de geasfalteerde weg te nemen. Vanaf hier bolt het heel vlot en met rugwind, en na 8 kms staan we in het piepkleine dorpje Chuquicara, dat op 612 meter hoogte ligt. Het dorpje bestaat uit een paar lemen huisjes met restaurants en winkeltjes, en een benzinestation dat een paar heel eenvoudige kamers verhuurt. Eigenlijk zijn het gewoon schuurtjes, waar een bed in staat. Met keiharde matrassen met stro gevuld. We rijden onze fietsen de kamer binnen en gaan dan eten in het restaurant ernaast, waar men ons weet te vertellen dat er hier gisteren 2 Nederlanders en 2 Zwitsers waren. We hangen nog wat rond in het dorp, doen inkopen voor morgen en kruipen dan vroeg in bed. In het midden van de nacht worden we nog wakker van geritsel, er blijken ratten in de kamer te zitten. Marc staat op en gaat onze voorraad eten op de fietsen leggen, in de hoop dat de ratten er dan niet aan kunnen.

 

14 juli 2007 Chuquicara - Yuramarca (1494m) 56.6 km (945 meters geklommen)

We ontbijten in het restaurant naast het benzinestation. Het enige dat ze momenteel hebben is ei met zoutkoekjes, want de rijst is nog niet gaar. Dus eten we dat maar, we willen niet teveel tijd verliezen. Het ei smaakt ontzettend vettig en zout. We kopen nog een voorraad water en slaan dan de onverharde weg richting Huaraz in. Deze weg is wel heel erg slecht, vol grote losse stenen. We hotsen en botsen over de weg, terwijl de weg langzaam stijgt. Het is heel vermoeiend, vooral voor Christine. We stoppen dan ook om iets te drinken als we na 14 kms een klein restaurantje tegenkomen. Het is hier nog altijd heel verlaten, net als gisteren. Toch komen we na 18 kms alweer een restaurantje tegen waar we ook stoppen. De weg wordt er echt niet beter op en het gaat moeizaam vooruit. Het is ook ontzettend heet, op de middag meten we 38 graden op Christine haar fietscomputer. Het landschap is echter heel mooi, hoge bergen, en diep beneden de rivier. En rustig fietsen is het zeker. Om het uur komt er een auto of een volle bus voorbij en dan moeten we soms langs de kant gaan staan omdat de weg zo smal is. Het is soms wel moeilijk om te genieten van het landschap, je moet constant kijken waar je rijdt, geen meter zonder stenen of kuilen. Christine komt echt maar met moeite vooruit. Onze conditie is niet optimaal na zo'n fietsloos maandje en bovendien zijn we nog wat ziekjes. Christine draagt een nieuwe fietsbroek, wat blijkbaar niet zo'n goed idee is op deze weg, getuige daarvan de blaren op haar gat. Onderweg komen we een nog werkende mijn tegen, de mijnwerkers die we voorbijrijden zijn zo zwart als roet en groeten ons vriendelijk terug. We rijden ook door een paar tunnels die door de rotswand gehouwen zijn, maar gelukkig zijn ze niet al te lang zodat er nog wat zonlicht binnen schijnt. In de namiddag lijkt de wind altijd in kracht toe te nemen en dat helpt, want hij blaast ons in de rug. We krijgen voor de eerste maal een witte bergtop te zien. Christine is doodop, maar het is ofwel ons tent opzetten ofwel doorbijten en nog juist voor zonsondergang in Yuramarca aankomen waar er slaapplaats zou zijn. Als we Yuramarca naderen, krijgen we nog een klim van 280 hoogtemeters in 5 kms te verwerken en het wegdek is hier nog slechter. In de haarspeldbochten raast de wind zo erg dat Christine gewoon van de weg geblazen wordt en elke bocht te voet moet doen, waarna het moeilijk terug opstappen is op dit slechte wegdek. Uiteindelijk komen we aan de eerste huizen van het piepkleine dorpje Yuramarca en we vragen aan een paar lokale mensen of er in dit dorp iets voor het slapen is. Ze vragen vanwaar we vandaag komen, en zeggen ons dat het met de bus 2 uur duurt voor die rit. Dat zegt veel over de staat van de weg, d.w.z dat de bus hier gemiddeld 28 km per uur rijdt. Na ongeveer een km komen we in het centrum. We worden eerst naar een krot van een huis gestuurd waar 'hotel' boven staat. Christine gaat kijken en het is zeer pover en vuil, het kost ook maar 4 soles (dat is 1 euro), maar het is echt niet om aan te zien. Terwijl Christine binnen is met de mevrouw van het hotel, zeggen de buren tegen Marc dat er aan de overkant een hospedaje is dat beter is. Christine gaat ook daar eens kijken, terwijl Marc op de fietsen past. Een lege kamer met twee doorgezakte bedden met vuile lakens en een kraantje (op kniehoogte) om ons te wassen. Buiten is er een gat boven een beerput waar de geur niet te harden is. De prijs is het dubbel, maar hiervoor krijg je dan ook dubbel zoveel. We gaan wat eten in het plaatselijke restaurant en dat valt best mee. We zijn de enige klanten en eten het enige wat er is, een menu van 3,5 soles (doe maal 10 en dan heb je oude Belgische franken). Een soep met  de gebruikelijke kippenpoot er in, rijst, een stuk aardappel, een klein stukje kip, en een thee. Wanneer we terug naar de kamer gaan, proberen we de Cruz del Sur, het Zuiderkruis, in de sterrenhemel te vinden.

 

15 juli 2007 Yuramarca - Caraz (2270m) 52.7 km (1096 meters geklommen)

's Morgens worden we wakker in het stille en vriendelijke dorpje en we eten ontbijt in hetzelfde restaurantje van gisteren. Als Marc daarna de fietsen naar beneden draagt, ziet hij dat de voorband van Christine plat is. Als  hij gerepareerd is, vertrekken we. De weg is hier ietsjes beter, al is hij nog steeds rotslecht. Hij gaat gedurende 13 kms op en soms een beetje neer tot we in het dorpje Huallanca aankomen. Dit is het eerste grotere dorpje dat we tegenkomen sinds we de Panam verlieten. Het is hier best gezellig, er zijn een paar hospedajes en restaurants die er goed te doen uitzien, maar het is nog geen 10 uur, dus nog wat vroeg om te eten. Na wat gedronken te hebben en veel tijd verloren te hebben met naar brood te zoeken (het is zondag en de bakker is dicht), gaan we weer op weg. We hebben nog 10 km slechte weg voor de boeg, waarvan de eerste kilometers zigzaggend klimmend,  en we meten alweer 35 graden. Na de klim kom je aan een eerste tunnel die de Canyon del Pato inleidt. Dit is een smalle canyon met 40 opeenvolgende tunnels. De weg loopt nu hoog boven de rivier met aan beide kanten steile hoge rotswanden. De meeste tunnels zijn kort, maar sommige lang en donker. Het is soms wel moeilijk, die lange donkere. We zetten dan het licht aan van de fiets en zetten ons hoofdlampje op, maar toch blijft het moeilijk om een steek te zien. De weg is smal en vol stenen en je botst van hier naar daar. Wanneer we in één van de langere tunnels zijn, horen we een wagen aankomen. We moeten ons beiden tegen de muur plakken om de wagen door te laten. De weg is zo smal dat maar op bepaalde plaatsen wagens elkaar kunnen kruisen. De canyon heeft wel iets speciaals. Na de laatste tunnel duurt het niet lang voor we terug op het asfalt rijden. We rijden een andere wereld binnen, de canyon opent zich naar een groene vallei, de Callejon de Huaylas. Na enkele kilometers komen we een paar gebouwen tegen waar een garde staat. We stoppen er en diepen onze voorraadzak uit. We vinden nog koekjes en een overrijpe avocado, dat wordt ons middagmaal. De garde weet ons te vertellen dat het nog 5 km is naar Caraz, 15 minuten per fiets. We knikken beiden en zeggen 'si, si', maar weten dat het in werkelijkheid nog 25 km is en dat we nog ongeveer 700 meter moeten klimmen. De goed geasfalteerde weg loopt nu door de groene vallei en langzaam stijgen we in hoogte met uitzonderlijk een kleine afdaling. Aan onze linkerzijde worden we vergezeld door de Cordillera Blanca, een bergketen met eeuwig besneeuwde toppen, en aan de rechterzijde de impressionante Cordillera Negra.  Enkele kilometeres voor Caraz moeten we in een korte klim nog eens 200 meter de hoogte in en juist hier laat het asfalt het weeral afweten. De mensen onderweg zijn vriendelijk en groeten ons, hier en daar roept er iemand gringo, maar niet slecht bedoeld. Voor hun is iedere blanke een gringo. Maar eigenlijk is een gringo een Noord-Amerikaan. Het zou komen uit de tijd dat Amerikaanse troepen in groene uniformen Mexico bezetten. De lokalen waren daar niet mee opgezet en riepen dan "green, go home" of "green, go", althans dit is één van de verklaringen. In Centraal-Amerika maken ze soms het onderscheid tussen Amerikanen en Europeanen, hier dus niet. Net voor zonsondergang rijden we Caraz binnen. Het is een leuk klein dorpje met ongeveer 11.000 inwoners. We vinden een leuk en proper hotelletje voor 30 soles.

 

16 juli 2007 Caraz

Vandaag blijven we een dagje in Caraz, want we vrezen dat Huaraz, dat 70 km verder ligt, een beetje te druk is. We gaan naar een internetcafé om eindelijk het laatste verslag van Panama op de website te zetten en wat orde te maken op onze geheugenkaartjes, want we hebben veel foto's genomen in de canyon. We hebben een mailtje gekregen van Eva, ze zou gisteren op de lokale tv verschenen zijn en er is ook een artikel in de krant gepubliceerd met het verhaal van de overval. Al dadelijk heeft ze een paar van haar spullen teruggekregen. De familie van de dieven had een deel teruggebracht naar de politie in de hoop dat ze het hier bij zou laten. Dat kan je je bij ons toch niet indenken, dat de familie van de dief beetje bij beetje de spullen aan de politie teruggeeft in de hoop dat je zegt: ok, nu is het genoeg. Ze weten ook dat een toerist niet eeuwig blijft wachten op z'n spullen. Maar hier hebben ze een probleem, Eva is onderweg voor één jaar en heeft de tijd, en ze heeft een pitbull als Lucho aan haar zijde die niet loslaat en onvermoeid doorgaat. Caraz heeft een fijn en mooi verzorgd pleintje in het centrum met palmbomen en bankjes. De mensen genieten lekker in de zon op een bankje, met als mooi decor een zicht op de besneeuwde top van de berg Alpamayo, 5.947 meter hoog, indrukwekkend. De berg is ook gekend van "Paramount Pictures", een filmstudio in Amerika, je weet wel, die berg die je ziet bij het begin van een film. We hadden hier al veel toeristen verwacht, want het is hier nu hoogseizoen, maar we kunnen ze op één hand tellen. Er lopen hier veel mensen rond in lokale klederdracht en er is een gezellig marktje waar je kunt rondkuieren. 's Avonds zijn er nog festiviteiten in het dorpje, het is ons niet echt duidelijk voor welke gelegenheid. Een soort van praalwagens met prinsessen rijden door de straten, gevolgd of voorafgegaan door dansende mensen, verkleed of in lokale klederdracht.

 

17 juli 2007 Caraz - Huaraz (3091m) 70.0 km + 6.2 km in Huaraz (1104 meters geklommen)

Met spijt vertrekken we uit Caraz, een echt leuk stadje waar je kunt relaxen. Vandaag rijden we naar Huaraz dat zo'n 70 km verder ligt en dat het mekka zou zijn voor iedereen die zich met bergsport bezighoudt. Bijna alle toeristen die in de Cordillera Blanca een trekking gaan doen vertrekken vanuit Huaraz. De rit naar Huaraz is wondermooi, vooral de besneeuwde toppen zijn indrukwekkend. Onderweg niets anders dan vriendelijke mensen. De vallei is groen en er is hier één en al landbouw. De mensen zijn hier echt fotogeniek, maar toch houden we ons een beetje in. Wat zouden wij denken als er bij ons een paar fietsers in de straat voorbijreden en foto's van ons proberen te maken. Maar hier en daar lijken toch mensen gevleid  door onze aandacht, anderen verstoppen zich dadelijk en dan laten we het ook zo. Foto's zijn altijd maar een indruk van een land, voor de mooiste momenten en de mooiste beelden ben je toch bijna altijd te laat. Je zou bijna een camera in je ogen moeten hebben en daarna die mooie momenten er kunnen uitnemen. Ongeveer halfweg stoppen we in het dorpje Carhuaz. Dit zou het mooiste plein moeten hebben van de vallei, maar geef ons maar dat van Caraz. We eten een menu in een restaurant en verwerken daarna de laatste helft naar Huaraz. Huaraz is zoals we dachten druk en onaangenaam. We hebben al een beetje spijt dat we uit Caraz vertrokken zijn, maar we zijn verplicht hier even te blijven, het is noodzakelijk dat we wennen aan de hoogte. We vinden met moeite een hotelletje omdat veel van de hotelletjes vol zijn wegens festiviteiten. Na een uurtje zoeken, vinden we een soort bunker zonder ramen, maar we kunnen onze fietsen er zo binnen rijden. We snappen nog altijd niet wat de toeristen in Huaraz zien, behalve dat het een startplaats is voor trekkings. Misschien trekken de vele westers georiënteerde bars en pizzeria's hen aan. We haasten ons naar onze afspraak met Jenne en Annalies (het Nederlandse fietskoppel) die hier al 2 dagen zijn. We gaan samen iets eten en praten wat over de tocht door de canyon en het vervolg van de reis. Morgen vertrekken ze voor een trekking van 4 dagen. We hadden gedacht om misschien ook een trekking te doen, maar het is vrij duur en het is naar onze zin een beetje te veel georganiseerd en we zullen zowiezo nog mooie dingen zien, dat hopen we toch.

 

18 - 19 juli 2007 Huaraz

Het eerste dat we vandaag doen is een ander hotelleltje zoeken. Het duurt niet lang voor we iets gevonden hebben. Ze hebben een gezellige binnentuin waar het rustig is. De eigenares en haar moeder zijn supervriendelijk en de kamers zijn proper, wat wil je nog meer. Vandaag doen we niet al te veel want we hebben allebei een beetje hoofdpijn, waarschijnlijk van de hoogte, we zitten hier namelijk al op meer dan 3.000 meter. En het is noodzakelijk om te acclimatiseren op deze hoogte. Ondertussen hebben we nog een mailtje gekregen van Eva, ze heeft nog meer van haar spullen teruggekregen en de belofte dat de rest zal volgen. En waarschijnlijk zal ze de tocht naar hier per fiets ondernemen. We hebben haar dan maar een gedetailleerde uitleg doorgestuurd over de route. Voor de rest houden we ons bezig met het op CD zetten van onze foto's en het voorbereiden van de rest van de reis, want in deze stad is nog veel te verkrijgen. Het idee van een eventuele trekking hebben we nu helemaal laten varen, want iedere namiddag verschijnen er donkere wolken in de bergen en ontstaat er een klein onweer, en het regent zelfs 30 minuten in de avond. Normaal regent het hier nooit in deze periode, want hier in de bergen is het nu zomer. Maar ja, het weer slaat overal wat door in de wereld.

 

20 juli 2007 Huaraz - Catac (3600m) 37.9 km (566 meters geklommen)

Vandaag gaan we maar een korte rit maken en daarom kunnen we wat later vertrekken. We gaan eerst op ons gemak ontbijten en daarna gaan we nog naar de post om CDs met fotos op te sturen naar huis. We nemen afscheid van de vriendelijke mevrouw van ons hotel waarvan we ieder nog een kus krijgen voor het vertrek. Een laatste zwaai en wijle weg. De weg gaat nog steeds langzaam omhoog met hier en daar een kleine afdaling. Iets over halfweg stoppen we aan het kleine dorpje Recuay en eten er een lekkere forel met friet voor 5 sol. Marc slaat een praatje met een man uit het dorp. Hij toont een bergtop zonder sneeuw en zegt dat die een paar jaar geleden nog helemaal wit zag. Dit komt door de milieuvervuiling, zegt hij, teveel wagens. We zetten onze weg voort richting Catac, maar er zit ons een onweer op de hielen. Op deze hoogte is het best warm overdag, maar als de zon weg is, wordt het dadelijk bar koud. In het dorpje zijn drie hotelletjes, één ervan valt nog best mee, we duiken dadelijk onder de dekens om ons op te warmen. Door het raam zien we dat het ondertussen is beginnen te regenen en even later valt de eerste donderslag. Neen, verwarming zijn we hier nog nergens tegengekomen in de bergen. De temperatuur in de kamer is 16 graden. Eens we het wat warmer hebben, gaan we op zoek naar eten en drank voor onze trip van morgen en overmorgen. We willen een weg nemen die door een natuurpark loopt en we denken er twee dagen over te doen voor we weer in de bewoonde wereld zijn. Het is eigenlijk een kortere weg om naar de stad Huanuco te gaan. Er is ook een langere geasfalteerde weg die rondom gaat. Het dorpje is een beetje saai, en de mensen een beetje raar. Het lijkt wel zo'n inteeltdorpje, behalve de eigenares van het hotel, die wel de enige normale in het hele dorp blijkt te zijn. We vragen om hoe laat we buiten kunnen want we zijn van plan om vroeg te vertrekken. Om 5 uur, zegt ze. We vragen haar of zij geen ontbijt voor ons kan maken, en dat blijkt geen probleem te zijn. We moeten namelijk via die onverharde weg door dat natuurpark een pas van rond de 4.800 meter oversteken en omdat Christine haar gemiddelde snelheid nogal laag ligt, vooral bij het klimmen, willen we er zo vroeg mogelijk aan beginnen.

 

21 juli 2007 Catac - Conococha (4113m) 50 km + 14.5 km op weg naar Pasto Ruri en terug (850 meters geklommen)

Om 5u30 gaan we ontbijten bij de  mevrouw van het hotel, maar uiteindelijk wordt het toch nog 6u45 voor we daadwerkelijk vertrekken. Er is een ijskoude snijdende wind uit het zuiden en het is slechts 3 graden. De mevrouw zegt dat het weer al 2 dagen raar doet en het zal zo nog 2 dagen blijven volgens de voorspellingen. Langzaam stijgt de weg, en na ongeveer 7 km slaan we de onverharde weg in. De weg ligt er nogal slecht bij en stijgt licht. We zijn nog geen 2 km ver of Christine klaagt al over felle pijn in de rechterschouder. Ze had er de vorige dagen al een beetje last van, maar niet echt ongewoon aangezien ze deze pijn regelmatig heeft. Het komt nog van een oude kwetsuur. Ook in Honduras op de onverharde wegen had ze er last van, maar door de heel warme temperaturen daar is het snel weer overgegaan eens we weer op asfalt reden. Na een kleine massage van Marc lijkt het iets beter te gaan en we besluiten om toch door te gaan. Drie km verder moet Christine alweer stoppen en staat bijna met tranen in de ogen van de pijn. En nog een km verder moet ze alweer stoppen. We besluiten dat het zo niet verder kan, maar wat is het alternatief? We zouden eventueel een wagen kunnen doen stoppen, die hier zo om de 30 minuten voorbijkomen. Maar die gaan meestal maar halfweg, tot aan een gletsjer. We kijken nog eens op de kaart en bekijken de geasfalteerde weg, die eigenlijk een omweg is om naar Huanuco te gaan, de plaats waar we heen willen. We besluiten om terug te keren, draaien om en rijden langzaam terug naar beneden op de slechte onverharde weg. We gaan eens proberen of de asfalt voor Christine wel te verduren is. Alhoewel ze nog steeds pijn heeft, maar wel veel minder, besluiten we door te gaan. Deze weg is meer verlaten dan we dachten, er komt maar af en toe een bus voorbij richting Lima en soms een wagen. Het landschap is groen en langs onze linkerzijde duiken nog mooie besneeuwde bergtoppen op. Doordat we nog steeds aan het klimmen zijn, blijven we een mooi zicht behouden op de besneeuwde toppen waar we de laatste dagen hebben langsgefietst, een prachtig zicht. Maar ondertussen zijn er weer onweerswolken opgedoken en na een tijdje voelen we druppels vallen. We besluiten niet te stoppen, want vlak voor ons is het zonnig en we hebben de indruk dat het onweer naar de kant trekt vanwaar we komen, temeer daar we felle kopwind hebben. De onweerswolken blijven echter pal boven ons hangen, hoezeer we ook trappen om toch maar in het zonnige gedeelte dat we voor ons zien, te geraken. Uiteindelijk worden we maar een beetje nat, maar het is wel bar koud, 9 graden. Wanneer we het dorpje Conococha naderen, dat op het kruispunt Lima - Huanuco ligt, krijgen we een mooi zicht op het meer waar de Santa-rivier ontspringt, Dat is de rivier die we al sinds van bijna aan de kust aan het volgen zijn. Het dorpje Conococha stelt niet veel voor, niet meer dan een paar lemen huizen op een lijn. Bijna allemaal winkeltjes of restaurantjes en bijna allen verkopen ze de bekende kaas uit Chuquian, een groter dorp wat verder. De meeste zijn beide tegelijk en sommige verkopen bovenop nog benzine, alhoewel ze geen benzinepomp hebben. We kijken eens rond en er zijn 3 plaatsen die kamers verhuren. Eentje is vol en de andere 2 zijn verschrikkelijk vuil en bovendien vragen ze 10 sol de man, en de toiletten zijn "al aire libre", waarmee ze bedoelen dat je buiten op de heuvel maar ergens een plaatsje moet zoeken. Neen, 20 sol betalen om in een klein hokje te slapen met vervallen lemen muren, een aarden vloer, een golfplatendak en een vuil doorgezakt bed is veel te veel. We vragen aan een restaurant of ze geen plaats hebben voor onze tent. Ze hebben wel een plaatsje, zegt de jongen, maar de vloer is wat nat. Inderdaad, er is een plaatsje dat uitgeeft op het restaurant, maar min of meer apart is. De aarden vloer is er heel hobbelig en nat, de helft ervan staat zelfs vol mos. Als we hem vragen hoeveel hij ons ervoor zou aanrekenen, zegt hij: "Ik reken daar niets voor aan, maar als je wil, mag je altijd iets uit vrije wil geven". We zetten onze tent op onder het toeziend oog van de jongen en zijn neefje van 9 jaar, en doen dan in de tent onze bezwete fietskleren uit en droge kleren aan. Daarna zetten we ons aan een tafel in het restaurant en bestellen thee, terwijl we naar de bedrijvigheid op straat kijken, want hoewel het voor ons gevoel ijskoud is, staat hier de deur open, ten teken dat het restaurant open is. Zo zitten we daar maar, terwijl er af en toe een klant kaas komt kopen. Na een tijdje beginnen we te rillen van de kou. Als we vragen waar het toilet is, zegt de jongen dat niemand in het dorp een toilet heeft en dat je gewoon kan gaan waar je wil. Als het tijd wordt om te avondeten, bestellen we bij de jongen forel met frieten, maar hij vindt het blijkbaar nog wat vroeg om eten te maken en zegt dat hij er "straks" zal aan beginnen. Na nog een uur rillen, vragen we nog eens wanneer we kunnen eten, en hij zegt dat hij er dadelijk zal aan beginnen, wat hij uiteindelijk doet na een half uur. Als het zo goed als donker is, krijgen we eindelijk ons eten op ons bord. Gelukkig is ondertussen zijn zus aangekomen met twee petroleumlampen, eentje voor buiten zodat de passanten zien dat ze nog open zijn, en eentje voor binnen. In heel het dorp is er immers geen elektriciteit. Zo'n warme maaltijd doet goed, en we drinken er nog een warme thee bij. Na het eten toont Marc aan Brian, het neefje, en Nathaly, het dochtertje dat de zus meebracht, hoe ze een hoedje, bootje, vliegertje en bekertje kunnen vouwen van papier. De kinderen hebben dat nog nooit gezien en zijn door het dolle heen. Ze kunnen niet meer stoppen met vouwen. Rond 8 uur kruipen wij, nog steeds rillend, onze tent in. In onze warme slaapzakken houdt het rillen eindelijk op, al voelen we de hele nacht de koude van de natte vloer door onze dunne matrasjes. Christine heeft ook ontzettende pijn aan de volkomen van de kou versteven schouders, en doet daardoor bijna geen oog dicht.

 

22 juli 2007 Conococha - Pachapaqui (4007m) 40.1 km (600 meters geklommen)

Om 6 uur worden we beiden wakker als zombies. We hebben slecht geslapen, hebben koud en ontzettende hoofdpijn, waarschijnlijk door de hoogte, en Christine's schouders zijn nog steeds stijf en doen nog ontzettende pijn. We voelen ons niet in staat om te fietsen, maar nog een dag zitten rillen op deze ijskoude plek trekt ons ook niet aan. We nemen pijnstillers en terwijl Marc al begint in te pakken, slaapt Christine nog een uurtje verder, want er hangt ook een ontzettend dichte mist in het dal. De weg die we moeten volgen duikt hier zo'n 100 meter naar beneden en daar is het één en al wolk. Het is wel een prachtig zicht met de opkomende zon. Het heeft goed gevroren deze nacht, want alles ziet nog een beetje wit.  Het was zeker een foto waard, maar we vergeten er één te nemen. Misschien waren we overweldigd door de schoonheid, ofwel was het de hoofdpijn? Neen, het zou zonde zijn om in dit mooie landschap in de mist te gaan fietsen. Zodra de zon doorbreekt, gaan we buiten wat in de zon staan opwarmen en genieten van het zicht van de wegtrekkende mist boven het meer. Terwijl we daar zo staan, komt er ineens een bepakte fietser aangereden. We spreken hem aan. Het is Peter uit Duitsland, die voor 4 weken in Peru komt rondfietsen. Hij heeft hier 4 kms vandaan zijn tent opgezet en zegt dat het ijskoud was deze nacht. Hij laat ons de wonde in zijn kuit zien, van een hondenbeet. Wij worden ook regelmatig achternagezeten door honden, maar wij stoppen altijd dadelijk, en voor sommige honden is dat al genoeg om gaan te lopen, bij anderen roepen we luid "Terug, je kot in" en bij de agressiefste gooien we stenen. De Dazzer gebruiken we zelfs niet. We vinden deze honden maar mietjes in vergelijking met de Kangal-honden van Zuidoost-Turkije. Maar blijkbaar, als je niet stopt, maar gewoon verder fietst, zoals Peter gedaan heeft, dan bijten ze toch. Hopelijk blijven wij daarvan gespaard, want zijn wonde ziet er echt niet appetijtelijk uit. Maar hij toont ons zijn nieuwe afweermechanisme. Hij haalt uit een fietstas een spuitbusje (WD-40) en een aansteker. De lokale mensen staan met open mond te gapen als hij het in het midden van de straat zijn vlammenwerper demonstreert. Rare jongens, die fietsende gringo's, zullen ze denken en we vertellen hen vlug dat het voor honden is. Na afscheid genomen te hebben, bestellen we ontbijt. Daarna voelen we ons toch wat opgekikkerd en besluiten we eraan te beginnen. We nemen afscheid van de jongen en zijn zus en geven hen iets voor hun hulp. Eerst dalen we gedurende 2 kms zo'n 150 meter lager. Daarna beginnen we geleidelijk aan te klimmen, en met de zon op onze rug, krijgen we het al vlug warm. Er is hier heel weinig verkeer op deze perfect geasfalteerde weg. Hier liggen een paar besneeuwde toppen op onze linkerzijde, ze lijken maar op wandelafstand. Verder op de klim maakt Marc een praatje met een herder. Marc zegt hem dat het hier heel mooi is, waarop de herder antwoordt "ja, min of meer", waarna hij in de lach schiet. De laatste kilometers naar de pas zijn onzettend mooi met de weg die omhoog loopt en aan de horizon, maar toch bijna om te grijpen, een keten van hagelwitte bergtoppen. Zonder al te veel moeite, maar toch een beetje in ademnood, bereiken we na 14 kms de top van een 4.295 meter hoge pas, waarna een echt wondermooie afdaling volgt. Aan deze kant is de berg heel groen en vruchtbaar, en zien we veel velden en boerderijen. We komen ook geregeld herders met hun kudde tegen. Na 16 kms en heel veel stoppen om foto's te nemen, staan we beneden. Daar piknikken we, waarna de weg weer geleidelijk begint te klimmen. Er komen ons nog 2 convooien voorbij van 4 of 5 vrachtwagens van de Antamina-mijn, waarvoor deze weg speciaal werd aangelegd. Na 8 kms bergop komen we aan het kleine dorpje Pachapaqui. We denken nog even om toch nog verder te rijden, maar ondertussen staan er al terug donkere wolken aan de hemel. De lokale mensen zeggen dat we beter hier blijven, want het is nu koud en mistig aan de top. Het is beter om morgenvroeg te gaan en gelijk hebben ze, want we willen toch iets van het landschap zien. Een oud vrouwtje verhuurt ons een kamertje voor 5 soles. Het is heel eenvoudig, eigenlijk niet meer dan een stalletje met 2 bedjes met ieder 5 bestofte dekens, zonder lakens. Maar er is licht, een stopcontact en een betonnen vloertje, we gaan er op vooruit, hoewel ook hier de "baño al aire libre" is. We besluiten zelf te koken en Marc gaat op zoek naar water. De lokale mensen sturen hem hoog de berg op, naar een bron. Het water dat hier beneden stroomt, is enkel goed om te wassen, zeggen ze. Daarna kookt Marc spaghetti in ons kamertje. We doen er wat tomatensaus en tonijn bij. Mmmm, dat smaakt, een aangename afwisseling na altijd maar rijst of vettige frieten. Achteraf warmen we nog wat water met onze elektrische spiraalwaterkoker en drinken we thee en eten chocoladekoekjes. Na ieder nog eens naar de baño al aire libre gegaan te zijn, kruipen we vroeg in onze warme slaapzakken.

 

23 juli 2007 Pachapaqui - Huallanca (3536m) 49.9 km (689 meters geklommen)

We staan vroeg op. Christine heeft nog een beetje hoofdpijn, waarschijnlijk nog steeds van de hoogte. We eten brood met avocado van het winkeltje hiernaast. We maken ook koffie met onze waterkoker. Na ons warm ingeduffeld te hebben en na  afscheid genomen te hebben van het vriendelijke oude vrouwtje, zijn we op weg. We zetten de klim verder die we gisteren begonnen. Het uitzicht is ontzettend mooi en het is hier ontzettend rustig. Terwijl we klimmen, voelen we goed dat de lucht hier ijler is, maar toch vorderen we langzaam maar zeker. Tijdens het klimmen, doen we één na één onze warme kleren uit, want eens de zon er is, wordt het hier warm, en soms zelfs heel warm. Het is alleen koud wanneer de zon weg is, maar de laatste dagen, met die onweders, verdween de zon al vroeg in de namiddag achter de wolken. De camionchauffeurs die ons voorbijsteken, groeten ons stuk voor stuk zeer vriendelijk, en sommigen doen zelfs teken of we geen water nodig hebben. Op het einde wordt de weg wat steiler en worden we toch wat kortademig. Hier is er echt veel minder zuursof in de lucht. Na 22 kms klimmen, staan we boven op de pas Abra Yanashallah op 4.700 meter. Hier duffelen we ons opnieuw warm in, want nu volgt er een lange afdaling. Na de nodige foto's op de top, beginnen we af te dalen. Nu steken wij de vrachtwagens voorbij. Per geluk is de weg heel goed, want sommige stukken gaan steil naar beneden. We dalen van de besneeuwde zwarte rotsen terug naar de bruine bergen, en naarmate we dalen, duiken er ook weer bomen op. Goed dat we ons compleet ingepakt hebben, want de wind in de afdaling is echt heel koud. Onderweg maken we nog een paar foto-stops. Meestal zie je een mooi beeld, maar tegen dat je gestopt bent, ben je al snel enkele tientallen meters verder. Na meer dan een uur en 30 kms komen we beneden in het dorpje Huallanca. We vinden vlug een goede kamer en de warme douche is echt heel welkom.

 

24 juli 2007 Huallanca

We houden hier een rustdag, want het is een heel gezellig dorpje met vriendelijke mensen. Bovendien zijn Christine haar schouders nog steeds stijf, en heeft ze nu vooral last van de linkse schouder, wat ze nog nooit gehad heeft. Als we door het dorpje wandelen, zien we dat bijna iedereen zijn gevel aan het verven is. Als we vragen wat de reden is, zeggen ze dat het is ter ere van de nationale feestdag op zaterdag 28 juli. Er zijn dan feesten vanaf vrijdagavond tot zondag, en er komen hier dan veel Peruaanse toeristen, o.a. vanuit Lima.

 

25 juli 2007 Huallanca - Pachas (3620m) 39 km (383 meters geklommen)

's Morgens wordt Christine wakker met nog steeds ontzettende pijn in de linkerschouder. Eigenlijk heeft ze de hele nacht zo goed als geen oog dichtgedaan. De pijnstillers en de massages van Marc hebben niet echt geholpen. De pijn is helemaal doorgetrokken tot in haar linkerhand. We zijn allebei nog moe wanneer de wekker afgaat en blijven dus nog wat in bed en bespreken wat we nu gaan doen, want de volgende ritten zullen over zeer slechte ongeasfalteerde weg gaan. We zouden de bus kunnen nemen, maar we willen eigenlijk echt fietsen, vooral ook omdat dit nog een heel mooi stuk zou zijn. We besluiten eens bij de apotheker langs te gaan. Allez, 't is meer een bollenwinkel, je vraagt en de persoon achter de toog geeft je om het even wat. Na ontbeten te hebben, gaan we inpakken en besluiten het toch maar eens te proberen. Als Christine te pijn heeft zullen we toch een bus moeten nemen. De ongeasfalteerde weg is hier heel goed en daalt lichtjes. Christine haar schouder doet op de fiets zeker niet meer pijn dan in bed, dus gaan we door. Na 10 kms staat er een rij auto's aan te schuiven aan wegenwerken. De weg blijkt volledig geblokkeerd te zijn doordat er een stuk van de berg naar beneden gekomen is. Ze zijn met bulldozers bezig om het puin te ruimen. Nadat we er zo'n half uur gestaan hebben, zien we dat er paarden en schapen doorkomen van de andere kant. We kunnen de mensen van de wegenwerken overtuigen dat wij er dan ook wel doorkunnen. Ze helpen ons de fietsen over de grote rotsblokken en bergen aarde te sleuren, maar dan moeten we blijven wachten in de haarspeldbocht, terwijl een bulldozer alles van de geblokkkeerde weg naar beneden op de vrije weg duwt. Nu is de weg weer geblokkeerd voor ons, en moeten we wachten tot de bulldozer boven de weg vrijgemaakt heeft, en dan hier beneden hetzelfde komt doen, maar deze keer loopt er geen weg meer waar de bulldozer het puin naartoe duwt, en dat is blijkbaar de bedoeling. Dus eigenlijk duwen ze het puin lager en lager, tot het ergens terecht komt waar er geen weg is. Uiteindelijk, na meer dan een uur, kunnen we dus vertrekken, samen met al de wachtende auto's, en heeft het geen enkele zin gehad onze fietsen over de rotsen te sleuren. We vervolgen onze weg door een mooie vallei. Vanaf de bergen zien we een pad naar beneden komen. Het is een deel van de Inca-route, dit zijn wegen die de Incas hadden aangelegd tussen de steden om zo snel informatie te kunnen uitwisselen. Om de ongeveer 10 km stond er dan een wachtpost op zo'n weg, de berichten werden dan doorgegeven van post naar post.  Hier een beetje verder ligt ook de oude Inca-site Huanuco Viejo waar binnen een paar dagen het feest van de zon wordt gehouden. De weg langs de rivier blijft heel goed tot in La Union, een heel klein stadje. We vinden dat het nog te vroeg is om te stoppen, en besluiten door te fietsen. Nu wordt de ongeasfalteerde weg echter ontzettend slecht, maar de ontstekingsremmer die Christine genomen heeft, is ondertussen beginnen te werken en de pijn is te verdragen. Na zo'n 10 kms moeten we echter beginnen te klimmen over deze weg vol rotsen en losse stenen. Het is hard werk de bepakte fiets over de stenen naar boven te trappen, maar we vorderen geleidelijk en af en toe stoppen we om een hapje te eten. We hebben broodjes en bananen bij. Na 7 kms komen we in het kleine dorpje Pachas. Op het marktplein is een feest aan de gang. Er is een band aan het spelen en al de mensen van het dorp staan te kijken. In het gemeentehuis is ook alojamiento  (logeerplaats). Het duurt wel even voor de conciërge van het gebouw gevonden wordt tussen de toeschouwers, maar na even wachten en veel bestaard te worden, duikt hij op. De kamer van 2,5m op 2,5m lijkt wel een gevangeniscel, inclusief ijzeren deur en klein bedje. En de hoofdschakelaar van het licht wordt bediend door de conciërge. Wanneer we 's avonds zitten te eten in het plaatselijke restaurantje komen de mensen ons nog wat bestaren. Af en toe komt er een hoofd stilletjes vanachter de open deur piepen en als we dan kijken, verdwijnt het hoofd vliegensvlug. Na een tijdje wagen enkele kinderen het erop  om binnen te komen en staren ons aan als dieren in de zoo, maar iedere keer wij kijken verplaatst hun blik zich naar de TV. De plaatselijke dronkaard heeft meer moed en komt lastig doen aan de tafel, maar het kost ons niet veel moeite om hem weg te sturen. Daarna gaan we nog inkopen doen in het winkeltje van het dorpje, de vrouw zegt dat we moeten blijven voor de Fiestas de la Patria, want dan is er hier namelijk stierengevecht en feest in het dorp. Spijtig, maar we moeten een beetje voortmaken.

 

26 juli 2007 Pachas - Chavinillo (3657m) 50.2 km (687 meters geklommen)

Na ontbeten te hebben in onze kleine cel, vertrekken we uit Pachas. De weg loopt nu naar beneden, maar is nog altijd in slechte staat. Het is nog vroeg en veel van de boeren zijn nog op weg naar hun veld. Onderweg moeten we een noodstop maken, Marc heeft buikloop, gelukkig blijft het bij die ene keer. Na ongeveer 12 km afdalen, komen we in in het dorpje Tingo Chico. Van hieruit volgen we een andere vallei langs een rivier. De route is nog steeds prachtig en de mensen vriendelijk. Z e hebben maar 3 vragen: Van welk land zijn jullie? Vanwaar komen jullie? Waar gaan jullie naartoe? De weg is zeer stoffig en iedere maal er een voertuig voorbijkomt, moeten we even wachten tot de stofwolk is weggetrokken. Onderweg zien we nog een ruïne van een toren op een steile klif staan. Een lokale vrouw vertelt ons dat het van de Incas is. Nadien volgt er nog een klim op zeer slechte ondergrond, waar we moeizaam vooruit geraken. De meeste mensen groeten ons vriendelijk, de kinderen doen dit verlegen, maar meer en meer kinderen beginnen gringo op een scheldende manier te roepen, lijkt ons, meestal als we al voorbij zijn. Marc krijgt een opspringende steen tegen zijn scheenbeen. Eerst denkt hij nog dat het een steen is die van onder zijn band is weggeschoten, maar wanneer hij stopt, roepen twee jongetjes vanop een heuvel "Het zijn wij niet geweest, het zijn zij". De twee jongens en de twee meisjes waarop ze wijzen, verstoppen zich snel. Ze komen nog eens piepen en we doen alsof we een foto nemen en roepen "We zullen die foto aan je leraar gaan tonen". We zien dat ze bang zijn en de andere 2 blijven maar roepen "Wij hebben niets gedaan". Het is niet meer dan een schaafwonde op het scheenbeen, dus fietsen we maar door, maar een geluk dat die steen niet rechtstreeks op ons terecht is gekomen, want hij kwam van zo'n 10 meter hoog. Maar dit is echt een kwajongensstreek, want de meeste kinderen zijn verlegen en braaf. Het is soms ook wel raar wanneer je aan mensen vraagt of je een foto mag nemen, dat ze dan fier zijn en gaan poseren. Anderen verstoppen zich dadelijk of willen niet dat we een foto van hen nemen en dan laten we het ook zo. Wanneer we vragen hoe ver Chavinillo is, zegt een man ons "Nog 3 kms, je kan het zien hier achter de bocht". En gelijk heeft hij, achter de bocht zien we het dorpje liggen, maar de 3 km is in vogelvlucht, want het dorpje ligt op de andere flank van de vallei. We moeten hier eerst nog eens 115 meter dalen naar de rivier, om dan in 3 kms terug 100 meter te stijgen langs de andere kant van de rivier. Maar we hebben geluk, het wegdek is erop verbeterd en dat maakt de klim beter verteerbaar. We komen in het dorpje en rijden een eerste hotelletje voorbij dat er degelijk uitziet. Wanneer we bij de politiepost in het centrum komen, vragen we hoever het nog is tot de top en of er iets is om te slapen onderweg. Ze zeggen dat we beter hier kunnen blijven, boven is het koud en het is er ook niet veilig na 15 uur. Als jullie morgenvroeg vertrekken, is alles ok, zegt de politieagent. We volgen de man zijn raad maar op en rijden terug naar beneden naar het hotelletje dat we zagen. Na wat gerust te hebben, frissen we ons op en kleden ons om. Wanneer we terugkomen van te winkelen, zien we dat het Hollands koppel ook is aangekomen. We koken nog eens zelf, want Marc zijn darmen liggen nog overhoop. Wanneer het donker is, begint het te regen en we kruipen vroeg in bed.

 

27 juli 2007 Chavinillo - Huanuco (1894m) 73.5 km (545 meters geklommen)

We staan vroeg op, maar het is alweer pas om kwart voor acht voor we de eigenaar hebben gevonden en kunnen vertrekken. Voor we vertrekken, roepen een paar kinderen stilletjes "gringo". Marc zegt luid tegen hen "ah, de kinderen die gringo zeggen", waarop de man van het hotelletje hen een donderpreek geeft. "Zijn jullie dieren of wat, krijgen jullie geen opvoeding op school, normale mensen zeggen 'Dag, meneer, hoe gaat het?'" en zo blijft hij maar doorgaan. Het is nog koud (3600 meter hoogte) en bewolkt, maar dat kan geen kwaad, want we hebben een klim van 15 km te verwerken als ontbijt. We vreesden een beetje voor het wegdek, maar dat valt beter mee dan verwacht. De klim is geleidelijk en van stof is geen sprake meer met de regen van gisteren. De mensen die gaan werken groeten ons vriendelijk en hebben nog steeds dezelfde vragen. Van sommigen krijgen we een hand en ze wensen ons een goede reis. Wij wensen hen goede feesten en daar zijn ze blij om. Wanneer we door een dorpje rijden, zit er een bende oude mannen gringo te roepen naar Marc die wat voorop rijdt. Sommigen steken hun handen in de lucht en staan er een beetje mee rond te zwaaien, ze lijken wel dronken. Marc stopt en zegt "Jullie roepen gringo, maar wat is een gringo?". De mannen roepen "Norte Americano, Washington". "Awel, ik ben geen Amerikaan, dus zul je iets anders moeten roepen" zegt Marc, waarop ze allemaal beginnen te lachen. Wanneer Christine voorbij rijdt, is hun eerste vraag "Norte Americano?". Ja, sommigen zeggen gringo omdat ze het niet beter weten, anderen doen het wat scheldend. We horen zelfs eens roepen 'rico gringo' (= rijke gringo), en dat eerste kunnen we beamen als we hun leefomstandigheden zien. De mensen leven hier heel primitief en moeten toekomen met minder dan een dollar per dag. Een paar kilometers voor de top staat een puntig uitstekende rots die ze hier de Corona del Inca noemen, of "De kroon van de Inca". Het heeft er wel iets van weg. Iets voorbij de pas van 4150 meter stoppen we om opnieuw onze warme kleren aan te doen, want er volgt nu een afdaling van bijna 60 kms. Het is nog een beetje bewolkt hierboven, maar toch hebben we nog een mooi uitzicht. De eerste 15 km is het wegdek nog redelijk te doen, alhoewel er op veel plaatsen plassen en modder staan door de regen van gisteren. De weg is soms ook heel smal, met een gapende afgrond van meer dan honderd meter er vlak naast. We stoppen regelmatig om een foto te nemen en komen door verschillende kleine dorpjes.  Maar hoe lager we komen, hoe slechter de weg wordt. Op den duur wordt hij zo slecht dat je wou dat het zou stoppen, zo fel word je dooreengeschud. Overal waar we door rijden, roepen de kinderen zo luid ze kunnen gringo. We zijn er nog altijd niet uit of het nu na de 2745ste keer of na de 3212ste keer was dat het ons op de zenuwen begon te werken. Waarschijnlijk heeft het er ook mee te maken dat er veel kinderen thuis zijn, omdat ze verlof hebben voor de nationale feestdag morgen. Regelmatig worden we aangevallen door honden in de afdaling, maar we worden alsmaar meer bedreven in het wegjagen van de honden. Gewoon even stoppen en een paar keer roepen "Terug in je kot" is meestal al voldoende. En sommige eigenaars roepen hun hond zelf terug of lopen er zelf met een stok achter. Er zijn er ook die laten begaan en staan te gapen. Wanneer Marc er van op zijn zenuwen krijgt dat ze niets doen, springt hij van zijn fiets en loopt achter zo'n blaffende hond aan en roept dan luid "Kom, we gaan een hond eten" en zegt dan tegen de mensen "Weet je, in ons land eten ze honden zoals deze", waarop ze hun hond dadelijk terugroepen. Rare jongens, die fietsende gringo's, zullen ze denken. Neen, het zou onze hele reis kunnen verpesten zo'n hondenbeet. En sommige zouden wel echt bijten als je blijft doorrijden. Het laatste stuk van de afdaling is een ware hel. Je weet gewoon niet meer waar je moet rijden, je botst gewoon van de ene uitstekende steen naar de andere. De mooie omgeving ben je al lang vergeten, je concentreert je enkel nog maar op de weg en zorgt dat je niet valt. Het enige waar je nog aan denkt is hoeveel kilometers nog. Eens beneden rij je vlak naast de rivier en verandert het wegdek meer in zand met stenen. En er volgen toch nog een paar onwelkome, heel korte, pittige klimmetjes. Uiteindelijk komen we na zo'n kleine vier uur afdalen aan in de stad Huanuco en rijden we terug op asfalt. Oef, wat een verlichting! Bij het binnenrijden van de stad zien we dat ze ook hier volop bezig zijn met de voorbereidingen voor de feestdag van morgen. Schoolkinderen oefenen op het marcheren op muziek en er staat een grote kermis. Bij het eerste hotelletje dat we gaan bekijken, hebben we al dadelijk prijs. Ze hebben nog één kamer op het gelijksvloer en die nemen we dan ook dadelijk. Geradbraakt gaan we op ons bed liggen. Christine heeft nog wel wat pijn in de schouders, maar het is veel minder. Misschien is deze slechte weg nog geen slechte therapie geweest, maar het warmere klimaat hier beneden (1894m) zal er ook wel goed aan doen.

 

28 - 29 juli 2007 Huanuco

We gaan ontbijten en lopen daarna wat rond in het stadje, dat er prat op gaat het beste klimaat van Peru, zoniet van de wereld te hebben. Het klimaat is inderdaad stukken beter dan dat van Lima en de kust, met zijn mist gedurende 8 maanden per jaar, maar er is toch wat teveel wind naar onze zin. Er schijnen hier nogal wat begoede mensen te wonen, want het is hier redelijk modern in vergelijking met wat we al van Peru hebben gezien. Vandaag is het Nationale Feestdag en dat zijn ze hier al sinds gisteravond aan 't vieren en dat zal nog doorgaan tot morgenavond. Geen ideale dagen dus om te fietsen, want hoewel Peruvianen best wel brave mensen zijn, als ze gedronken hebben kunnen ze soms toch wel lastig doen, en het is geen pretje om door dorpen vol dronkaards te rijden. Dus profiteren wij ervan om hier wat uit te rusten. We moeten wel zelf onze was doen, want de wasserij is net zoals zoveel andere handelszaken gesloten voor de feestdagen. Per geluk zitten we in een fijn hotelletje met een groot balkon op de eerste verdieping met een wasbak en wasdraad. Marc profiteert er ook van dat er hier 2 binnenkoeren zijn om de fietsen schoon te maken na de stoffige onverharde wegen van de laatste dagen. We zien de mannen van de receptie van ons hotel bezig met het herstellen van de stengun die ze blijkbaar in hun lade hebben liggen. We werken nog aan het verslag en zetten het op de website. We lopen ook Annalies en Jenne, het Nederlands fietskoppel uit de Casa de Ciclistas in Trujillo, tegen het lijf en gaan met hen eten. We zijn hen ondertussen al een paar keer tegengekomen.

 

30 juli 2007 Huanuco - Huariaca (2938m) 69.9 km (1130 meters geklommen)

Vandaag kunnen we terug op asfalt rijden, een fijn gevoel na al die slechte wegen. Het trappen gaat plots veel vlotter, alsof je op een wolk rijdt. De weg gaat langzaam op en af door een groene vallei. Na het dorpje Ambo begint de weg langzaam te stijgen. Hier en daar komen we tankstations tegen, ze noemen die hier "grifo", maar meestal stellen die hier echt niets voor. Hoe hoger we klimmen, hoe smaller de vallei wordt. Wanneer we onderweg stoppen om iets te drinken, horen we een man stilletjes zeggen "Wij zouden dat niet kunnen met onze fietsen, maar met zo'n goede fietsen als die gringo's hebben, is het gemakkelijk om zo'n berg op te rijden". We kunnen het niet laten om hem te zeggen dat het nog altijd de benen zijn die het werk moeten doen en niet de fiets. De mensen rondom de man moeten lachen en geven ons gelijk. Na bijna 70 km komen we in het dorpje Huariaca. We vragen zoals altijd hoeveel hotels er zijn en welk het beste is. In zo'n dorpjes is het beste hotel nog steeds niet veel zaaks, maar dat is dan wel het meest hygiënische. En hier is het net zo. Kleine kamertjes met een doorgezakt bed en een gemeenschappelijke toilet en geen douche. Maar ons hoor je niet klagen, we hebben een bed en we zitten onderdak voor 10 soles (= 2,5 euro). We gaan wat rondwandelen in het dorpje en doen de nodige inkopen voor morgen.

 

31 juli 2007 Huariaca - Cerro de Pasco (4333m) 52.2 km (1401 meters geklommen)

We staan extra vroeg op, want vandaag moeten we veel klimmen. Wanneer we het dorpje uitrijden, roept een oude dametje naar Christine "Neem mij mee". We lachen eens, maar weten niet goed wat we er van moeten denken, dus rijden we maar door. Onderweg komen we een man met ezels tegen. Wanneer we ze willen voorbijrijden, gaan de ezels steeds op de vlucht. We gaan dan maar aan de andere zijde van de weg fietsen, zodat de ezels tot rust komen. Als Marc even later een foto wil nemen, ziet hij dat de afdrukknop niet meer op het Sony-toestel zit. We zoeken in de camerazak en vinden onderin de knop en een veertje. We bergen alles op en zullen het deze avond eens bekijken. Verder in de klim komen we een mijn tegen en op dit stuk laat het asfalt het toch nog even afweten, waarschijnlijk kapotgereden door  de vrachtwagens van de mijn. Er is hier een somber dorpje gebouwd  voor de mijnwerkers met hier en daar een groen plekje met gras om het wat op te smukken. Ook de vrouwen van de mijnwerkers worden aan het werk gezet. Zo zien we een vrouw het gras af doen met een haagschaar terwijl ze op haar gat zit. Iedere keer ze een stukje heeft gedaan, wiebelt ze een beetje met haar achterwerk vooruit op het gazon en begint aan een volgende stuk. Eens voorbij de mijn wordt de weg weer rustig en zien we maar een paar auto's per uur voorbijkomen. Na 30 km klimmen krijgt Christine het al zwaar en we zijn nog niet halfweg de klim, dat wordt op de tanden bijten. We eten vlug wat bananen en brood om onze energiereserves op peil te houden. En het is nodig. Van iedere bocht die je in de verte ziet liggen, hoop je stilletjes dat het de laatste is, maar als je naar je kilometerteller en hoogtemeter kijkt, weet je dat het niet zo is. En zeker in het laatste stuk wordt het moeilijk, als je de wagens in de hoogte als kleine speelgoedauto's ziet rijden. Maar de mooie landschappen en de kuddes witte lama's doen het harde werk wat vergeten. De ademhaling laat je weten dat je weer de grens van de 4000 meter overstijgt. Wanneer we bijna boven zijn, zien we een bord met een afslag Cerro de Pasco. We twijfelen even of het wel juist is, want het is 10 km te vroeg volgens onze gegevens. We vragen het aan een paar mensen op het kruispunt en het blijkt juist te zijn, dit is een welkom geschenk. We slaan af en klimmen verder richting de stad, maar we moeten toch nog even stoppen om warme kleren aan te doen, want de wind is ijskoud en bovendien tegen onze richting zodat we echt hard moeten stampen. De laatste kilometers duikt de weg de stad in, waar we in het centrum een hotel vinden. Er is wel geen water aangezien de stad op rantsoen staat, er is enkel water 's morgens gedurende 2 uur. Er is hier immers een watertekort, het waterniveau van de meren in de buurt zou te laag zijn. We zijn nog maar net binnen of het begint te sneeuwen. De stad staat bekend om zijn koud klimaat, door de grote hoogte en de ligging. Ze beloven ons een elektrisch vuurtje op de kamer, maar het is pas het vierde vuurtje dat ze brengen dat werkt. Het is klein, maar het breekt toch wat de koude. Na een halfuurtje zien we rook in de kamer hangen, het blijkt het vuurtje te zijn. We zetten het vlug uit en zitten dan maar in de kou. Marc bekijkt de kapotte knop van het fototoestel en plakt het terug met plakband. Het blijkt te werken, maar we zijn er toch van aangedaan dat ons goede toestel kapot is. Tot nu toe waren we supertevreden over dit toestel. We kruipen vroeg onder de wol, want het is hier niet uit te houden van de kou.

 

1 augustus 2007 Cerro de Pasco - Junin (4125m) 77.2 km (347 meters geklommen)

We worden wakker en voelen ons bijna verpletterd onder de loodzware stapel van 5 dikke dekens en een sprei die op ons ligt. We maken vlug koffie en terwijl we zitten te ontbijten willen we vlug nog even het verwarmingstoestelletje aanzetten om toch een beetje warmte te hebben. Maar wanneer we het in het stopcontact steken, klinkt er een luide knal, het verwarmingstoestelletje heeft de geest gegeven. Christine heeft toch wat last van de hoogte en heeft slecht geslapen. Bovendien is ze zo misselijk dat ze bijna moet braken en niet kan eten. Het is dan ook pas 9 uur als we op de fiets zitten. Maar zodra we even op de fiets in de buitenlucht zitten, voelt ze zich al heel wat beter. We moeten om te beginnen terug uit de stad klimmen naar de plaats waar we gisteren de afslag genomen hebben om daar de weg te vervolgen. Het is dan nog even klimmen tot we helemaal de top bereikt hebben. Daar krijgen we zicht op een uitgestrekt blauw meer, je kan zien dat het water lager staat dan normaal. En ook hier zien we weer kuddes witte lama's. Eens we over het plateau van de top zijn, gaat de weg omlaag en gedurende lange tijd moeten we niets anders doen dan wat bijtrappen. Af en toe gaan we wel in de remmen voor een hond die ons aanvalt, maar die zijn zo weer weggejaagd. Daarna wordt het plateau wat vlakker. Hoewel de weg soms wel stijgt en daalt, blijven we ongeveer op dezelfde hoogte. Het plateau dat ze hier de altiplano noemen, ligt op een hoogte van 4000 meter en is enorm uitgestrekt. Sommige van de bergtoppen in de verte zijn besneeuwd. We kunnen reeds 30 km op voorhand het dorpje zien liggen waar we naartoe fietsen. In de omgeving van het dorp is een uitgestrekt natuurpark met grote blauwe meren. Het is een prachtig zicht, al dat blauw op zo'n uitgestrekt plateau. Junin, het dorpje waar we gaan overnachten, verleent ook zijn naam aan de provincie. Er is hier in de omgeving, bij Chacamarca, een belangrijke slag geleverd voor de onafhankelijkheid van Peru. We vinden in Junin een onderkomen in een simpel en relatief proper hotelletje, maar een warme douche zit er weer niet in. Hoewel ze dat wel beloofd hadden, blijkt er niet genoeg druk op het water te zitten om het tot bij de gemeenschappelijke douche op de 1ste verdieping te krijgen en op het gelijkvloers is er geen douche. Wanneer we terug buitenkomen, verschuilt de zon zich achter de wolken en is de wind wat toegenomen. Het is alweer bar koud. We gaan CDs laten branden met foto's en nadien houdt de man van het internet ons nog een uur lang aan de praat. Hij heeft allerhande vragen over Europa. Hij vraagt of ons land communistisch is zoals Frankrijk en of er veel racisten zijn zoals in Duitsland. 's Avonds gaan we eten in een kippenrestaurant, het is er druk voor zo'n klein dorpje. Maar we denken dat de grote warme oven waar ze de kippen in braden er iets mee te maken heeft. Er is hier immers nergens verwarming in de bergen. Eens het koud wordt, zijn al de mensen warm  ingeduffeld, soms wel een raar zicht in een internetcafé of in een restaurant, waar de mensen met jas, sjaal en muts zitten te eten. Later op de avond begint het nog lichtjes te sneeuwen.

 

2 augustus 2007 Junin - La Oroya - Jauja (3250m) 139.1 km (309 meters geklommen)

We staan vroeg op vandaag en we duffelen ons goed in, want het vriest. Heel de omgeving is bedolven onder een dun laagje sneeuw en er hangt een dikke mist. De eerste 12 kilometers gaat de weg lichtjes omhoog waarna hij terug wat afvlakt. Op sommige plaatsen zien we maar een tiental meter voor ons vanwege de dikke mist en op andere plekken zien we een prachtig wit landschap. Op Christine haar fietscomputer die verscholen zit achter haar stuurtas meten we 0 graden. Na 18 kilometer zetten we de afdaling in. We stoppen nog even want we zien een grote roofvogel van wel 50 cm hoog op een paal zitten op misschien maar 7 meter van ons. We proberen stilletjes onze camera te nemen, maar de vogel heeft er geen vertrouwen in en vliegt met een paar krachtige slagen de mist in. Tijdens de afdaling breekt langzaam de zon door de wolken, waardoor de temperatuur dadelijk wat toeneemt. Hier en daar hebben we nog eens een hond achter ons aan, maar de snelheid van de afdaling helpt meestal al om ze kwijt te spelen. Soms moeten we toch nog eens stoppen om de nodige rituelen te doen om ze te verjagen. Na 56 kilometer zijn we in La Oroya, een mijnstadje op 180 kilometer van Lima. Het stadje ligt in de schaduw van een grote fabriek met enorme schouw die het stadje trakteert op vervuilde lucht. Bij het binnenrijden zien we een bepakte fietser, het blijkt Kevin te zijn, een Ier op weg naar het noorden. Na een uurtje gepraat te hebben, vervolgen we ieder onze route. De weg daalt langzaam verder in een ruwe rotsachtige vallei waar een snelstromende rivier het landschap domineert. Het ruwe decor heeft wel iets speciaals, iets buitenaards. Naarmate we vorderen, wordt de vallei groener en stroomt de rivier trager. Na 139 km van hoofdzakelijk langzaam afdalen, komen we in het plaatsje Jauja. We zijn beiden nog niet moe en twijfelen even om nog 50 km verder te rijden naar Huancayo, een grotere stad. Het is nog vroeg en we besluiten ervan te pofiteren om het dorpje te verkennen. We vinden er een uitzonderlijk goed hotelletje met zeer vriendelijke eigenaars. In het dorp is iedereen vriendelijk en ze hebben hier uitzonderlijk goede panaderia's (bakkers) met lekkere cocoskoekjes. In het hotel kunnen we gratis gebruik maken van de twee computers die er staan en profiteren er dan maar van om de voorbereiding te doen om onze foto's van Peru op de website te zetten. Anders moeten we dit altijd doen in de kleine hokjes van het internetcafé, met het nodige achtergrondlawaai en meestal ook nog luide muziek door slechte luidsprekers.

 

3 augustus 2007 Jauja - Huancayo (3244m) 49 km (110 meters geklommen)

De familie maakt ons een rijkelijk ontbijt, een ontbijt voor fietsers, zeggen ze. Koffie, yoghurt, havermout, ei, lekkere broodjes (enkel hier te vinden, zegt de man), kaas, confituur en fruitsap. We geraken aan de praat met de vrouw en ze vertelt ons dat ze familie hebben in Spanje. Ze zijn gepensioneerd en hebben heel hun leven gewerkt voor de Amerikaanse regering, met name voor USAID, en hun 4 kinderen wonen in de VS. Dat verklaart veel, want de man sprak ons altijd aan in het Engels en dat is hier toch een zeldzaamheid. Het is al bijna middag voor we vertrekken, maar ja, het is niet ver vandaag, amper 50 kilometer. Er zijn twee wegen naar Huancayo. Wij komen op de oostelijke route terecht door de aanwijzingen van de lokale mensen. De weg loopt eerst nog door rustige dorpjes, maar wordt al snel druk en de afwezigheid van een pechstrook maakt het soms wat gevaarlijk. Per geluk wordt de weg gedurende de laatste 20 kms heel wat breder en kunnen we weer veilig fietsen. Wanneer we in de stad aankomen, zijn de hoofdstraten afgezet. Eerst vrezen we nog voor een betoging, maar het blijkt de start van een rally te zijn. Gelukkig kunnen we met de fiets wel overal door en dat maakt het fietsen juist veel rustiger dan normaal, want ze rijden hier als gekken en claxoneren als de besten (allez, op dat vlak is Indië nog altijd wereldkampioen). De meeste betere hotels lijken volzet vanwege de internationale rally die hier de komende dagen plaatsvindt, maar uiteindelijk vinden we dan toch iets om te slapen. Het is echt een absurd beeld in de hoofdstraat. Er ligt nu eens asfalt en nu hebben ze de straat volgestort met aarde en stenen om de presentatie te doen van de rallywagens van de verschillende teams. En dan wetende dat er onlangs nog betogingen zijn geweest om meer wegen te asfalteren, maar ja, er zit blijkbaar veel geld achter, aan de organisatie te zien en dan kan alles. We gaan eindelijk de geselecteerde foto's op de website zetten. In het internetcafé moeten we even wachten voor een plaatsje. Wanneer een mevrouw gedaan heeft, kunnen we haar plaats innemen. We vragen of de computer een USB-toegang heeft en het meisje van het internetcafé toont ons de toegang aan de achterkant, waar ze eerst nog een USB-stick uittrekt. We zijn nog geen 5 minuten bezig of de mevrouw die op onze plaats zat, staat er weer. Ze komt even tot bij ons en zonder iets te zeggen, gaat ze naar het meisje van het internetcafé. We zien ze daar een minuut of 10 discuteren waarna ze beiden tot bij ons komen. De mevrouw vraagt of we geen USB-stick gezien hebben, en alvorens we kunnen antwoorden, zegt het meisje al dadelijk: "Neen, jullie hebben niets gezien, hé?". Wij zeggen: "Natuurlijk hebben we het gezien, je hebt het uit de computer getrokken en in je zak gestoken". Het meisje blijft ontkennen tot we zeggen dat ze niet moet zeveren, want we hebben het beiden gezien. Plots verschijnt de stick uit haar jaszak.  De mevrouw zegt haar dat het mooi is haar eigen klanten te bestelen. Toch begrijpen we niet hoe dom ze hier soms kunnen zijn in het stelen van zaken. In dit geval kon het enkel wij zijn of het meisje zelf dat het gestolen had. In het geval van Eva bestelen ze haar met een taxi met er in het groot een identificatienummer op en de chauffeur is een mededader. Maar het toont nog maar eens aan dat je hier serieus op je spullen moet passen. Als je hier iets uit het oog verliest, wil dit voor sommige mensen hier al zeggen 'het is van ons'. We proberen ook een mail naar Sony te sturen, maar op de website is er geen e-mailadres te vinden. Dus vullen we op de website zo'n formulier in en versturen dat. 's Avonds tussen het helse kabaal van de presentatie van de rallywagens, doen wij onze inkopen om morgen onze route verder te zetten. Het is hier te druk voor ons.

 

4 augustus 2007 Huancayo - Izcuchaca - Mariscal Caceres (3031m) 76.8 km (789 meters geklommen) + 20 km verkeerde weg naar Pucara en terug (100 meters geklommen)

Vandaag ontbijten we in het guesthouse waar we zitten, maar dat blijkt niet zo'n goed idee.  We hadden gevraagd of het kon om 7 uur, maar om 7u30 is er nog niemand te zien en het is uiteindelijk 8 uur voor we kunnen ontbijten. Een ontbijt is hier spotgoedkoop in Peru, maar je bent meestal beter af om zelf voor je ontbijt te zorgen als je tijdig wilt vertrekken. We vragen nog eens de weg aan de mevrouw in het guesthouse en ze zegt ons dat we de hoofdweg maar moeten blijven volgen, altijd rechtdoor. Na enkele kilometers begint Marc te twijfelen aan de weg, maar Christine is overtuigd dat we juist zitten. Maar na 10 kilometer lichtjes te hebben gestegen, begint ook zij te twijfelen. We vragen het nog eens aan een paar lokale mensen en we horen wat we al vreesden, we moeten rechtsomkeer maken tot helemaal terug in de stad. Dat wil zeggen dat we zo even 20 kilometer voor de leut hebben gefietst en wetende dat we er vandaag 80 moesten doen, worden dat er vandaag 100. En de eerste 30 kilometer zouden klimmen zijn, dat belooft. We zien wel, als we er niet geraken, slaan we wel ergens onze tent op. Maar het valt nog mee, de eerste 10 kilometer gaan nog niet echt omhoog, het is pas daarna dat de klim start naar 4000 meter gedurende 20 kilometer. Het klimmen gaat vlotter dan verwacht, alhoewel Marc pijn heeft in de knie en sinds gisteren ook aan de onstekingsremmers zit. Na de top volgt een lange mooie afdaling waar soms geen einde lijkt aan te komen. Wanneer we door een dorp rijden, krijgt Marc een grote boze hond achter zich aan die het meent. Marc trapt zo hard hij kan met de hond vlak achter hem aan. Maar dan realiseert hij zich dat de hond Christine misschien wel te pakken zal hebben, dus slaat hij plots zijn remmen dicht, waardoor de hond achterop de fiets smakt en een paar keer overkop gaat, waarna hij jankend wegloopt. De mensen van het dorp staan met hun mond open te kijken, terwijl de hond met de staart tussen zijn benen op 30 meter afstand nog wat staat te blaffen. We zien graag honden, maar als ze ons proberen te bijten, bijten we terug. En deze hond zal volgende keer tweemaal nadenken vooraleer hij achter een fietser aanzit. Want het is niet enkel het bijten dat gevaarlijk is, maar ook de verkeerssituatie. Je probeert soms zo een hond te ontwijken, maar terwijl knal je misschien tegen een voorbijrijdende wagen aan. In het dorpje Izcuchaca, na 70 km, eindigt het asfalt. Er staat politie aan de kant om wagens te controleren. Dat zie je hier wel regelmatig in Peru, op strategische plaatsen als kruispunten. We vragen of er in het volgende dorp Mariscal Caceres, dat volgens onze gegevens op ongeveer 15 km ligt, slaapplaats is. Ze zeggen van wel. We vragen toch nog maar eens hoeveel kilometer het is want het wordt al laat en ze zeggen "70 km". Ondertussen weten we dat dit eigenlijk een domme vraag is en dat het antwoord meestal nog dommer is. We weten dat we beter op onze eigen info betrouwen, die we meestal van andere reizigers vergaard hebben, maar toch begin je altijd een beetje te twijfelen aan je eigen info. Je weet wel dat het geen 70 km kan zijn, maar met de duisternis zo dichtbij wil je toch graag weten of het er nu 15 of 25 zijn, zeker op een ongeasfalteerde weg, want daar is je snelheid afhankelijk van het wegdek. Als we hier blijven, zijn we zeker van een slaapplaats onder dak, maar we besluiten het erop te wagen, we hebben altijd onze tent nog. Maar we proberen in Peru toch te vermijden om wild te kamperen in onze tent, want in bepaalde regio's bestaat de kans dat je 's nachts wordt overvallen, wordt ons hier verteld. De weg is slecht, maar daalt op één kleine klim na, en na 14 kilometer komen we in het dorpje aan. Dit dorpje lijkt wel uit een wild west film te zijn geplukt, stoffig en verlaten, met een paar gure types die door deuren naar buiten kijken naar de nieuw aangekomen vreemdelingen, en met een spoorlijn inclusief stationnetje doorheen het centrum. In het hotelletje dat eigenlijk meer restaurant blijkt te zijn, krijgen we een kamer. Op de tafels in het restaurant staat het nog vol vuile borden. Het restaurant is een wirwar van aaneensluitende kamers en op het einde is een deur waar onze kamer is. Op het balkon voor onze kamer staat een grote kom met grote stukken bruin gedroogd vlees. De kamer is niet meer dan twee gammele bedjes. Het plafond is afgemaakt met witte plastieken geweven zakken en eentje heeft als opdruk "Gift of Belgium, World Food Program, Soy Corn Blend, Michiels Fabrieken, Zulte". We krijgen er nog een pispot bovenop. Er zijn beneden ook toiletten, maar ze hebben een beetje weg van die van de film "Trainspotting", van onder tot boven bruin aangekoekt en de verdere details zullen we jullie besparen. Marc doet nog eens nieuwe plakband op de knop van het fototoestel, want het had het gedurende de dag alweer laten afweten, en zie het werkt weer, maar voor hoelang? We zijn er niet gerust in.

 

5 augustus 2007 Mariscal Caceres - La Esmeralda (alias Anco) (2450m) 75.8 km (686 meters geklommen)

We eten zoals gewoonlijk ons bananenontbijt met brood en koffie. Marc maakt nog even gebruik van de Trainspottingtoiletten omdat hij niet naar buiten kan, de deuren zijn nog op slot en er is nog niemand wakker. Dat wordt even verstand op nul, en je laten gaan. Daarna maken we even kabaal zodat de anderen ook wakker worden en ons kunnen buiten laten. Het is nog vroeg en we beginnen weer een dagje van hotsen en botsen, van op en neer en stof. Gelukkig is de rivier en de vallei die we volgen nog mooi, want anders zou je je beginnen af te vragen waarom je dit je eigen aandoet. Onderweg komen we een brugje tegen gemaakt uit boomstammen. Het lijkt wel of het ieder moment kan instorten. Je vraagt je af hoe die bussen en vrachtwagens er over geraken. We zijn er nog maar net over of we zien een vrachtwagen aankomen geladen met cementzakken. We wachten want dit willen we toch zien. De vrachtwagen rijdt als een slak de brug over, de boomstammen kraken en bewegen naar alle kanten, sommige komen zelfs naar boven te staan. Het lijkt wel of de brug leeft. Langzaam maar zeker rijdt de zwaar geladen vrachtwagen er overheen en de brug komt weer tot rust. De weg vordert traag, maar wanneer we nog 20 kilometer moeten doen naar het dorpje waar we willen geraken, komt het einde van het harde labeur stilaan in zicht, denken we. Maar dat is fout gedacht, want even verder krijgen we nog een steile klim van 2 km te verwerken en stijgen we op die korte afstand 180 meter. Zeg nooit dat je er bijna bent, voor je er ook echt bent, want je weet nooit wat er nog komt. Het wegdek bestaat uit zand, rotsen en keien. Het is loodzwaar, temeer daar de zon hier ook haar best doet. 's Middags meten we op de fietscomputer bijna 33 graden. Daarna is het steil naar beneden. Terwijl je bijna constant aan je remmen trekt, hots en bots je naar alle kanten. De weg ligt er soms iets beter bij op het boordje aan de rechterkant van de weg, maar daar loert ook een afgrond van 100 meter. Naar het landschap kijken zit er niet meer in, tenzij je volledig tot stilstand komt, want zo'n afdaling vraagt je volledige concentratie. Je moet je voeten op de pedalen zien te houden of anders rij jij niet meer met de fiets, maar de fiets met jou en dat is pijnlijk. En na de afdaling blijft de weg stevig op en neer gaan. De pijn in Christine haar schouder valt nog mee, maar Marc moet soms de pijn in zijn knie verbijten. Als we in het dorp Anco aankomen, sturen de mensen ons naar het marktplein dat aan de andere kant en helemaal beneden in het dorp ligt, daar zou het beste hotel zijn, of beter gezegd het meest hygiënische. We komen voor een gesloten deur te staan. We vragen aan de kinderen waar de eigenaar is. "In zijn restaurant boven in het dorp", zeggen ze. Konden ze ons dat niet dadelijk zeggen, ze sturen ons eerst heel het dorp door om nu te zeggen dat we er voorbijgereden zijn. We vragen aan één van de kinderen of hij de eigenaar wil gaan zoeken en na 15 minuten wachten komt hij opdagen. De kamers zijn zoals  altijd, een hok kompleet leeg met 2 bedjes in, maar deze keer is alles opmerkelijk proper, ook de gemeenschappelijke toiletten. Het restaurantje van dezelfde eigenaar op de hoofdweg van het dorp serveert ons een lekker welgekomen menu. In de dorpen serveren ze je bijna bij iedere schotel frieten. Ze worden hier volgens ons beschouwd als de groenten. Zo krijg je bijvoorbeeld kip met rijst en frieten, of forel met rijst en frieten is ook populair als er een rivier in de buurt is. De frieten zijn meestal maar half gebakken en het vet druipt er af. Wanneer we terug in de kamer komen, ondekt Marc een scheur in zijn lederen Brooks-zadel. Het valt waarschijnlijk niet meer te herstellen. Dat is even balen.

 

6 augustus 2007 Anco - Huanta (2682m) 67.2 km (995 meters geklommen)

Vandaag wordt het nog even op de tanden bijten, nog 68 kilometer en we ontmoeten terug het asfalt. We vragen toch nog maar eens aan de lokale mensen hoe de weg loopt, alhoewel we ons zelf afvragen waarom. Ze zeggen meestal toch maar om het even wat. Misschien is het de drang van de mens om in de toekomst te kijken die het ons toch telkens weer doet vragen. Alles is plat, zeggen ze. We springen op de fiets en na een tijdje krijgen we de eerste klimmetjes te verwerken. Sommige zijn relatief steil en soms toch een kilometer lang. Het wegdek valt hier wel iets beter mee in vergelijking met gisteren. De natuur is ruw en dor en staat vol met cactussen. Heel de vallei zit hier vol met kleine vliegjes, zancudos, die met zwermen om je heen vliegen zodra je stopt. Het ergste van al is dat ze bijten tot je bloedt en de beten worden rode ronde plekken op je huid die verschrikkelijk jeuken. Onze anti-insektencreme gaat maar even mee, maar daar zal het stof iets mee te maken hebben. De vallei is ook zeer kalm qua verkeer, zelden kwam er een voertuig voorbijgereden. Hoe dichter we bij het plaatsje Mayocc komen, hoe desolater het landschap wordt, maar de natuur laat mooie grimassen in het landschap achter. Het wordt zelfs een beetje woestijnachtig. Voorbij het dorpje  krijgen we een steile klim op een slecht wegdek te verwerken, maar gelukkig duurt het niet lang. De weg volgt een andere rivier, maar blijft slecht en de weg gaat stevig op en neer. Iedere keer klimmen en dan terug naar de rivier. We hadden in een rapport van een andere fietser gelezen dat de laatste 15 kilometers van de weg het slechtste waren, maar het is hier al zo slecht, dat belooft. Wanneer we aan een soort hangbrug komen waar een winkeltje is, stoppen we even om ons eigen bij te tanken en ze hebben er zowaar koude frisdrank, recht uit de koelkast. Dat vind je hier niet veel, meestal is de drank warm. Overal waar we stoppen, zeggen de mensen "Warm, hé". Wij meten 40 graden. We willen nog even in de toekomst kijken en vragen een vrachtwagenchauffeur die zijn siësta doet hoe de weg naar Huanta is. We krijgen een verrassend antwoord: "Redelijk goed, ze hebben hem onlangs gelijkgetrokken", en hij wijst naar een bulldozer aan de overkant van de rivier. En hij heeft gelijk, de weg ligt nog wel vol stenen, maar is veel beter dan we tevoren gedaan hebben, dat is een meevaller. Vanaf hier is het gedurende 20 kilometer geleidelijk klimmen naar het stadje Huanta. Onderweg worden we nog opgeschrikt door een luide knal, de band van een vrachtwagen die vlak achter Christine reed, is ontploft. De chauffeur kijkt er even naar en besluit door te rijden, het is namelijk een dubbelasser. Iedere keer een voertuig ons voorbij rijdt, zitten we gevangen in een wolk stof. Het verkeer neemt toe naarmate we Huanta naderen. Op 2 kilometer van het centrum van het stadje ontmoeten we weer het asfalt. We overwegen om het te kussen, maar willen niet geassocieerd worden met de man uit Rome. Er volgt nog een stevige klim tot in het centrum, maar de asfalt verzacht de pijn. We vinden een onderkomen in een posada, het is een oud herenhuis uit 1800. Het lijkt eigenlijk meer op een begijnhof, met binnenplaatsjes en tuintjes, of een klein dorp in een dorp. We kunnen er een lekkere warme douche nemen en het stof van ons afspoelen. Daarna lopen we nog eens door het aangename stadje.

 

7 augustus 2007 Huanta - Ayacucho (2750m) 47.8 km (682 meters geklommen)

Vandaag rijden we weer op asfalt, spijtig genoeg slechts voor één dag. We moeten een hele tijd uit Huanta omhoog klimmen, maar op asfalt lijkt het ons nu echt een makkie in vergelijking met de vorige dagen. Het landschap is ook hier heel mooi, maar veel minder ruw. Hier hoog boven hebben we een mooi zicht op de valleien beneden. We blijven een hele tijd op bijna 3000 meter, waarna we een lange afdaling inzetten van 10 km lang en meer dan 700 meter. Daarna begint de geleidelijke klim naar Ayacucho, een wat grotere stad. Het is ook vandaag weer ontzettend heet, 36 graden, en ook hier zijn die vervelende bloeddorstige vliegjes van de partij. Maar de uitzichten blijven mooi. Voor we het weten, hebben we op het goede asfalt de klim van meer dan 400 meter achter de rug en zijn we in Ayacucho, waar we heel vlug een goed hotelletje vinden.

 

8 - 10 augustus 2007 Ayacucho

Ayacucho is een gezellig bergstadje, temeer daar er in het centrum verschillende autovrije straten zijn, een zeldzaamheid hier. Er zijn hier vele oude koloniale huizen met mooie binnenplaatsen. Sommige ervan zijn publiek en gaan we bekijken. Ook het klimaat is hier zeer aangenaam. Overdag is het lekker warm en 's avonds is het niet te koud. Maar veel tijd om rond te kijken hebben we niet, want we hebben hier een paar klussen te klaren. Zo gaan we op zoek naar een schoen- of paardenzadelmaker die Marc's lederen zadel misschien kan repareren. Dat blijkt een hele opdracht in deze stad, terwijl je normaal gezien schoenmakers bij de vleet vindt. Na veel zoeken vinden we een schoenmaker met zijn atelier op het trottoir, maar hij heeft slechts één simpel machientje. We gaan ook naar een school waar leerbewerking wordt aangeleerd, maar de leraar is net vandaag afwezig. Uiteindelijk vinden we een schoenmaker die ons kan vertellen waar er een paardenzadelmaker zou zijn. We lopen er naartoe. Het is een heel stuk buiten het centrum. Wanneer we er aankomen, vertelt een vrouw ons dat de oude man die de zadels repareerde overleden is, maar ze kent wel nog iemand anders die even verder woont. Als we de man gevonden hebben, zegt hij dat er op dit moment moeilijk aan goed leer te geraken is in Peru, want dat alles wordt geëxporteerd, en dat hij dus pas volgende week woensdag goed leer heeft. Daar kunnen we uiteraard niet op wachten en Marc vraagt of hij dan een provisoire reparatie kan doen. De man zegt dat hij het zal proberen, maar dat het zadel eigenlijk helemaal verduurd is en niet meer te herstellen zonder nieuw leder. Als hij het probeert te naaien met een lederen draad, scheurt het zadel inderdaad nog verder door. Maar dan vraagt Marc hem om het dwars over de scheur te doen, en dat lukt. Daarna kopen we ook nog wat secondenlijm en doen dat in de scheur. Lang zal het zadel het niet meer uithouden en dus gaan we, samen met Jenne en Annalies, die we ook hier weer zijn tegengekomen, op zoek naar een nieuw zadel. De zadels die we vinden zijn heel goedkoop en van slechte kwaliteit, maar als backup kopen we er toch maar eentje, zodat Marc tenminste toch altijd iets om op te zitten heeft. Ondertussen sturen we ook een e-mail naar Brooks, ook al is het zadel niet meer in garantie, om hen te vertellen wat er met Marc's zadel gebeurde, want dit is echt niet normaal op zo'n korte tijd. We hebben ook nog geen reactie van Sony en daarom laten we in België iemand van de familie contact opnemen met Sony. Op internet vinden we ook een adres van het Sony Service Center in Ayacucho. We lopen er naartoe, maar het stelt niet veel voor. Er liggen wat afstandsbedieningen van TVs en wat telefoons, maar een fototoestel als het onze hebben ze nog nooit gezien. Ze zeggen dat ze het stuk wel kunnen bestellen in Lima en dan zal het er over 3 weken zijn, want het moet uit de VS komen. We geloven er niet veel van, want ze zeggen hier altijd veel, maar er komt nooit veel van in huis. En we zijn er trouwens helemaal niet zeker van dat het dan ook het juiste stuk zou zijn. We besluiten te wachten op reactie van Sony in Belgium, want het toestel is tenslotte nog onder garantie. Ondertussen repareert Marc de knop nog 'ns met een tandenstoker en wat plakband, want hij ging soms weer niet meer. Dat is echt vervelend, want dan gaat het toestel niet af van de eerste keer en moet je een tweede keer proberen, en tegen dan is het mooie moment waarvan je een foto wou nemen voorbij. Frustrerend! We komen hier ook nog het Frans fietskoppel Mich en Virginie tegen dat we in de Casa bij Lucho in Trujillo even zagen. Ze zijn vertrokken op de ochtend dat wij ertoe kwamen. Ondertussen hebben ze wat gefietst en voor sommige stukken de bus genomen. Ze vertellen ons dat ze van hieruit de bus zullen nemen naar Cusco, want dat de wegen niet te doen zullen zijn. Het is inderdaad een hard stuk dat nu gaat komen, met een paar klimmen van meer dan 1000 meter hoogte, en eentje van 2000 meter, over ontzettend slechte, ongeasfalteerde wegen. Ook Annalies en Jenne vertellen ons dat ze naar Cusco zullen vliegen, want zelfs met de bus zijn deze slechte wegen een marteling. Christine krijgt nog last van serieuze diarree, om het half uur zit ze op de pot. Ze besluit niet te wachten tot ze helemaal doodziek en uitgedroogd is en begint een antibioticakuur. Ja, zo op reis dien je soms aan zelfmedicatie te doen. Bovendien heeft Christine al wat ervaring met reizigersdiarree zodat ze denkt te weten dat het deze keer geen onschuldig, vanzelf voorbijgaand diarreetje is. Ze ligt zelfs met de antibiotica nog een hele dag plat. We besluiten dan nog maar een dag langer te blijven, zodat ze wat kan bekomen en zodat ook Marc's knie, die nog steeds pijn doet ondanks de ontstekingsremmers, wat meer rust heeft alvorens dit harde stuk aan te vatten.

 

11 augustus 2007 Ayacucho - Chontaca (3436m) 50.2 km (1077 meters geklommen)

We zijn al vroeg op, maar twijfelen om te vertrekken, want Marc zijn knie doet nog steeds een beetje pijn. De komende dagen zullen we veel moeten klimmen en meer dan 400 km op ongeasfalteerde wegen moeten afleggen in zeer afgelegen gebieden. Maar we besluiten toch  maar te vertrekken, we zullen wel zien hoe de knie zal reageren op al die belasting. Ondertussen is ons vroeg opstaan teniet gedaan en is het al rond 7u45 voor we vertrekken. De eerste 2 km rijden we nog op asfalt, maar daarna is het gedaan. De eerste kilometers erna zijn zo slecht, met putten en stenen dat we elkaar eens aankijken en denken: waar zijn we nu aan begonnen. De weg daalt af naar een rivier en eens over de brug wordt de weg iets beter. We hadden gehoopt dat de weg langzaam omhoog zou gaan van hier af, maar hij gaat op en af. Na een tijdje begint de weg te stijgen en blijft stijgen. We zitten nog laag en ook hier hebben we last van de kleine bijtende vliegjes, maar een speciale crème die we kochten houdt ze van ons af. Iedere keer een voertuig langskomt worden we weer in een wolk van stof gehuld. Het landschap is dor en droog, en de paar dorpjes die we tegen komen liggen meestal van de weg af. Na meer dan 30 km te hebben gereden, zijn we al goed in hoogte gestegen en als we achter ons kijken, blijven we Ayacucho zien. Onderweg stopt er een wagen bij Christine en de chauffeur geeft haar een appelsien. Er was voordien ook al een wagen bij Marc gestopt om te vragen of hij water nodig had. Eens we boven de 3500 meter zijn, begint de weg weer op en af te gaan. Het is vandaag zaterdag en er zijn al heel wat mannen aan het drinken geslagen. Het weekend is altijd een beetje moeilijk om te rijden omdat je dan in de namiddag meer zatlappen tegenkomt. En hier is het niet anders, onderweg zitten groepjes mannen te drinken en roepen op ons dat we ze moeten komen vervoegen. Maar wijselijk roepen we dan altijd dat we aan sport doen en dus geen alcohol drinken. Wanneer we een langs de kant staande, defecte vrachtwagen vol dronken muzikanten tegen komen, roepen ze op Christine om ook een glaasje te drinken. Christine bedankt vriendelijk, waarop één van de mannen een glas whisky in haar gezicht gooit. Christine roept naar de man dat dit schandalig is en ondertussen is Marc ook teruggedraaid. We roepen naar hen dat dit nergens voor nodig was en dat ze een beetje meer respect mogen tonen. Héél vriendelijk zijn jullie, Peruvianen, roepen we. Het wordt toch iets kalmer op de vrachtwagen en we besluiten het hierbij te laten, want met dronkaards weet je nooit waar het eindigt. Ondertussen is het al bijna 16 uur. Wanneer we een lokale fietser tegenkomen, vragen we hem of er in het volgende dorp iets is om te slapen. Neen, zegt hij, maar er is een winkeltje en de eigenaar verhuurt somst een kamertje. We rijden tot daar, maar dat van dat kamertje blijkt niet te kloppen. Ze sturen ons in het kleine dorpje naar een post van een Centro de Salud (medisch centrum) dat hier gevestigd is. We moeten langs het voetbalveld om er te geraken en wanneer de kinderen ons gezien hebben krijgen we plots een hele hoop volgelingen. Christine gaat binnen en vraagt aan de dokter of hij ons een slaapplaats kan bezorgen. Geen probleem, zegt hij, hij zal ons helpen, maar hij moet nog even enkele patiënten behandelen. We rijden de fietsen in de wachtzaal en we zetten ons bij de wachtende patiënten. De kinderen die mee zijn binnengekomen zetten we buiten, want ze maken een enorm kabaal en sommige proberen steeds de fietsen te betasten. Niet dat ze iets willen stelen, maar ze maken er gewoon een spelletje van omdat we gezegd hebben dat ze de fietsen niet mogen aanraken. Even later staan ze terug voor de deur kabaal te maken. Eén van de patiënten vraagt aan Christine om de kinderen weg te sturen. Christine vraagt haar "Waarom? Het zijn kinderen van jouw dorp, stuur jij ze weg". "Maar naar ons luisteren ze niet", zegt ze. Wanneer Christine enkele papieren uit de achterzak wil halen, komen 3 wachtende vrouwen meekijken wat er in de achtertas zit. Eén van de vrouwen  ziet dat er koekjes in zitten en begint te zeggen "Cadeau voor mijn kindje, cadeau voor mijn kindje". Christine zegt dat het onbeleefd is om mee te kijken, maar haalt er toch een pakje met koekjes uit, en zegt dat ze het moet verdelen met de andere vrouwen die daar zitten met hun kindjes. De vrouw neemt het pak en gaat terug op de bank zitten. Dadelijk beginnen de andere vrouwen ook te vragen "Cadeau voor mijn kindje". We zeggen hen dat ze maar moeten leren delen, wij hebben de andere koekjes echt nodig om te kunnen fietsen en in deze kleine dorpen verkopen ze geen koekjes. Een beetje later zit de wachtzaal vol met kinderen en een paar volwassenen die naar ons zitten te gapen. We voelen ons als dieren in een kooi. Een paar van de kinderen die er vuil en verwaarloosd uitzien zijn beginnen te voetballen in de wachtzaal. Terwijl lopen de straathonden binnen en buiten, zelfs in de kantoren, ééntje heeft zich zelfs in een hoekje op één van de banken in de wachtzaal genesteld. De dokter vindt dit blijkbaar allemaal geen probleem.  Na 2 uur wachten vragen we de dokter of hij ons kan tonen waar we kunnen slapen, want we willen vroeg gaan slapen en het is bijna donker. Hij gaat snel met ons achter het gebouw, waar rond een grasveld nog enkele andere gebouwen staan. We krijgen slaapplaats in de ziekenboeg, waar 4 armzalige ziekenhuisbedjes staan. Op de vensterbanken liggen nog gebruikte spuiten met de naalden er nog op, de vuilbak is overvol met gebruikt en zelfs bebloed medisch materiaal en verband, en hier en daar op de muur is zelfs een bloedspat te zien. We rollen de fietsen binnen en kiezen ieder een bed. Naast de ziekenboeg is zelfs nog een kamer om medische ingrepen te doen. Wanneer we onze waterkoker in het loshangende stopcontact willen steken, komen de vonken eruit. We proberen ons voor te stellen hoe het moet zijn als je hier zwaar ziek zou liggen. We begrijpen toch niet dat het hier zo aan toe gaat, je kan arm zijn en weinig middelen hebben, maar een beetje hygiëne kan toch altijd. Voetballende kinderen en straathonden horen niet thuis in een ziekenhuis. Een ziekenhuis zou een voorbeeld moeten zijn van hygiëne, zodat de mensen zien dat gezondheid en hygiëne samengaan. Gewoon met dit basisprincipe zouden al veel ziektes kunnen vermeden worden, maar ja, dat is onze bescheiden mening. Zo'n centro de salud is een staatsinstelling en het feit dat alle pas afgestudeerde dokters verplicht zijn om er een jaar te gaan werken zal bevorderlijk zijn voor de motivatie. Maar dit ter zijde, het personeel is vriendelijk en we hebben een bed, en zijn een ervaring rijker. Nadat we gekookt hebben, gaan we de dokter bedanken voor de slaapplaats en kruipen nadien vroeg in onze slaapzak.

 

12 augustus 2007 Chontaca - Chumbes (2832m) 64.3 km (891 meters geklommen)

Wanneer we 's morgens onze spullen nog aan het inpakken zijn, komt er plots een verpleger binnen met twee vrouwen. Eentje ervan is ziek en wordt op één van de bedden gelegd. Terwijl wij verder inpakken, wordt de vrouw onderzocht. Wanneer we klaar zijn, rollen we de fietsen naar buiten en wanneer we voorbij de verpleger en de vrouwen komen, zeggen we vriendelijk goedemorgen, wel een beetje een raar zicht. Maar het deert hen niet en ze zeggen vriendelijk dag terug. Buiten kuist Marc de kettingen af en oliet ze nog eens in. Had hij het binnen gedaan, had het hen waarschijnlijk ook niet gedeerd. De kettingen kuisen en smeren moet echt elke dag op deze wegen met al dat stof. Op het einde van zo'n dag begint de ketting al serieus te piepen. Vanaf hier ligt de weg er niet meer al te best bij. De weg gaat nog even op en neer tot hij plots 200 meter diep naar beneden duikt, naar een rivier in een kleine vallei. Vanaf hier klimt hij steil terug naar boven  over een slechte weg tot we terug  op dezelfde hoogte komen. Christine heeft het hier wel even lastig, maar na een beetje op de tanden bijten is ook dit weer achter de rug. De weg daalt terug naar een ruimere vallei en na enkele kilometers dalen komen we in het dorpje Matara waar we nog enkele inkopen doen in één van de kleine winkeltjes. Vanaf hier klimt de weg enkel nog maar. We vragen een chauffeur van een minibusje hoeveel uren het rijden is met de auto naar Ocros een dorpje dat na de top op nog zeker 20 km dalen ligt. Gewoon om een idee te hebben. "Eén uur", zegt hij. "En naar de top?" , vragen wij. "Twee uur", weer een antwoord waar we niks mee kunnen doen. Waarom blijven we het toch vragen? Aanvankelijk is de weg nog goed, maar hoe hoger we komen hoe slechter dat hij wordt. Veel losse stenen en zand en elke meter moet overwonnen worden. Het is nu ieder voor zich, het is niet meer mogelijk om het spoor van de andere te volgen, ieder kiest zijn pad en gaat van links naar rechts om toch maar zijn meest ideale weg te zoeken. Plots zien we een pad dat steil omhoog loopt, we zien dat het een heel deel van de weg afsnijdt, het is heel aanlokkelijk wanneer je op zo'n slecht stuk zit. We besluiten het er toch maar op te wagen, maar na een tiental meter fietsen, vallen we al stil. Het is te steil, dus beginnen we maar te duwen om de laatste 150 meter te overbruggen. Het duurt niet lang of dit wordt ook al te lastig voor Christine. We denken er even aan om terug naar beneden te gaan en onze weg verder te zetten via de normale weg, maar een lokale vrouw biedt haar hulp aan en duwt de fiets samen met Christine de berg op. We moeten wel nu en dan pauzeren, want de steilte van de weg en de hoogte waarop we zitten doen ons regelmatig naar adem snakken. Wanneer we terug op de weg komen, moeten we toch even bekomen. De weg lijkt van hier af iets beter, maar wat is iets beter als de weg tevoren enorm slecht was. De weg gaat op sommige plaatsen iets steiler naar omhoog en vooral de bochten in de weg liggen er nog altijd enorm slecht bij, zelfs zo erg dat Christine een paar keer gewoon omvalt omdat ze niet genoeg snelheid kan maken in de klim. De bochten liggen vol stenen en stoffig zand. Het zand ligt soms zo dik dat je voet er gewoon in wegzakt. Ook Marc moet soms voet aan de grond zetten, maar hij kan genoeg kracht ontwikkelen om terug te vertrekken. Bij Christine zit er niets anders op dan op sommige plaatsen de fiets door de bocht te duwen. En wanneer er een voertuig langskomt worden we nog eens bedolven onder een laagje stof. Onderweg zien we nog een prachtexemplaar van een Puya Raymondii, een typische plant van Peru met grote bloem die enkel op grote hoogte groeit. Hij kan tot 100 jaar oud worden en tot 10 meter hoog. We hadden hem al van in de verte gezien, maar hij leek zo groot dat we dachten dat hij niet echt was. We denken dat de top niet ver meer kan zijn, maar wanneer er een wagen langskomt kunnen we het niet laten om te vragen hoe ver het nog is. "Falta poco", zegt hij, wat wil zeggen "er ontbreekt nog weinig", m.a.w. "je bent er bijna". Een kilometer later rijden we op een soort plateau en de weg is hier veel beter. Het duurt niet lang of we staan aan een kruispunt. Eén weg loopt naar Ocros en de andere gaat terug naar Ayacucho. We denken dat het links is, maar we willen zeker zijn, want die weg duikt naar beneden. We hebben geluk, er komt net een bus aangereden en die bevestigt de richting. Geluk omdat er hier soms wel een uur lang geen voertuig te zien is. We kunnen eindelijk aan de afdaling beginnen, we hebben nog 3u30 voor het donker wordt en nog 30 km te gaan. Je zou kunnen denken "geen probleem, tijd zat", maar met deze wegen weet je nooit. We zien van hierboven Ocros al liggen en een wirwar van wegen die eigenlijk maar één weg blijkt te zijn, de onze. Je hebt hier een prachtig zicht over de bergen en hoog boven ons vliegt een grote roofvogel, het lijkt wel een condor, maar we zijn geen kenners om er zeker van te zijn. In deze streek zouden ook poemas zitten, we hebben er geen gezien, wat wel normaal is want ze zijn schuw. Maar onderweg zagen we wel grote voetsporen in het zand die ons van een katachtige leken. De start van de afdaling komt langzaam op gang omdat we steeds stoppen om het natuurschoon te bewonderen. Je moet wel stoppen om te kijken, want voor je het weet, duik je hier de afgrond in. De kwaliteit van de weg neemt snel af naarmate we dalen. Op sommige stukken valt onze snelheid zelfs terug tot onder de 10 km per uur. We worden danig dooreengeschud en moeten goed oppassen dat we niet vallen. Na het dorpje Ocros wordt de weg per geluk een beetje beter. De zon is al achter de bergen, maar een half uur voor het echt donker wordt bereiken we het dorpje Chumbes. Hier is één klein hostal, maar de kamer is niet meer dan een hok met een bed. De toiletten zijn buiten en zonder deuren, en zijn enkel van de straat gescheiden door een dunne rieten mat. Handig, je kan de voorbijgangers in hurkzit groeten. Gelukkig is het al donker. Merkwaardig is dat in het kleine gangetje om naar de toiletten te gaan ook een hurktoilet in de vloer zit. Misschien nog een idee voor bij ons, want je kent die situatie dat je dringend naar het toilet moet, maar het is bezet. Geen probleem hier, je doet het gewoon in het gangetje. Christine merkt ook nog dat haar tenen aan de onderkant openliggen, dat is van de slechte weg in de afdaling. Ze doet er plakkertjes op. We spreken hier nog met twee Peruaanse gidsen die we hier toevallig tegenkomen. Ze zeggen ons dat de weg van morgen er beter bij ligt en dat alles zo goed als plat is. Dat is wel bizar, zeggen we, want volgens onze gegevens moeten we eerst 1000 meter dalen en daarna nog eens 1000 meter stijgen. Ze kijken elkaar eens aan en zeggen "Ja, maar heel veel omhoog gaat de weg niet". "Neen, alleen maar 1000 meter", antwoorden wij,  waarop ze zwijgen. 's Nachts wordt Christine wakker omdat ze denkt dat er een beest op haar bed zit, want ze hoort altijd lawaai naast haar hoofd. Wanneer we ons lampje aandoen, merken we dat het geluid van boven haar hoofd komt. We horen duidelijk dieren boven haar hoofd op de plastiek lopen die tegen het lage plafond is geslagen. Het zijn waarschijnlijk ratten. Maar ons eten staat veilig, we kunnen verder slapen.

 

13 augustus 2007 Chumbes - Uripa (3175m) 59.4 km (1286 meters geklommen)

Nog een beetje moe van het nachtelijke tumult en de zware dag van gisteren ontwaken we héél vroeg. We verlaten het dorpje en dalen verder het dal in. Het landschap is veranderd, er staan hier meer bomen en catussen, terwijl het landschap gisteren véél kaler was. Het eerste deel van de weg ligt er nog redelijk bij, alhoewel de bochten schuin zijn uitgesleten en vol zand en stenen liggen. Telkens moeten we oppassen dat we niet onderuit gaan. Hoe lager we de vallei inzakken, hoe slechter de weg wordt en hoe ruwer het landschap. Uitgesleten kloven met de weg die er kriskras doorheen kruist, geven dit landschap wel iets speciaals. We rijden voorbij enkele dorpen, waar de mensen ons vriendelijk groeten en een paar honden ons proberen te overblaffen. Wanneer we weer eens stoppen voor blaffende honden, is er één hond die niet blaft maar blijkbaar meer schrik heeft van de eigenaar. Hij probeert zich steeds te verschuilen onder Marc zijn fietstassen en wanneer de eigenaar eraan komt, kruipt hij gewoon onder Marc's fiets door. Eens in het dal steken we de brug over de Pampas-rivier over. Hier is een piepklein dorpje en we proberen ons te bevoorraden, zodanig dat onze drinkbussen op peil blijven. Marc draagt nog wel een fles water mee van 2,5 liter, maar die laten we liever voor noodgevallen. We staan er nog maar net of we worden belaagd door honderden kleine vliegjes, dus smeren we ons vlug in met die speciale anti-insectencrème die we kochten en die redelijk effectief lijkt. De lokalen gebruiken het sap of extract van een plant om ze weg te houden, maar we zijn er nog altijd niet achtergekomen welke. We zijn sinds de top gisteren ongeveer 2000 meter gedaald en zitten nu op ongeveer 1950 meter. Doordat we zo laag zitten, is het weer broeierig heet. Het is een prachtig landschap met hoge bergen en de Pampas-rivier die in een bed van grijze keien door de vallei slingert. De relatief goede weg volgt de rivier met klimmen en steeds weer dalen, zodat we uiteindelijk niet veel in hoogte stijgen. De mensen in de dorpjes zijn vriendelijk en wanneer we nog eens stoppen aan een winkeltje om het waterniveau aan te vullen, krijgen we zelfs een aantal bananen gratis mee. Eén van de dorpjes ziet er zelfs nog redelijk verzorgd uit met een paar restaurantjes, we voelen ons bijna een beetje in vakantiestemming. Neen, de andere dorpjes die we tot nu tegenkwamen waren echt armzalig. De mensen leefden er niet, maar overleefden er. Het pretje is vlug uit en 15 kilometer verder krijgen we een steile helling voorgeschoteld die de klim inluidt naar de pas "Abra Soracchocha" die 2000 meter hoger ligt. We moeten een paar keer serieus naar adem snakken tot de weg in steilheid afneemt. Na zo'n 35 kilometer van enkel maar klimmen en een hoogte van 3175 meter te hebben bereikt, komen we in het dorpje Uripa waar we overnachten.

 

14 augustus 2007 Uripa - Andahuaylas (2980m) 80 km (1076 meters geklommen)

Vandaag gaan we de klim naar de top van de pas "Abra Soraccocha" verder afwerken. We twijfelen nog welke route we zouden nemen, want er zijn hier twee routes die naar Andahuaylas gaan. Eén kortere die minder hoog gaat en één langere die boven de 4000 meter gaat. De meeste mensen zeggen dat we de lage weg moeten nemen, maar een goede reden kunnen ze nooit geven. Wat ons het meeste interesseert is de staat van de weg en hoe steil het klimmen is. Maar antwoorden op zo'n vragen zijn meestal niet betrouwbaar. Ze zeggen meestal maar om het even wat. Meestal zeggen ze "Todo es pampa", wat voor hen wil zeggen dat het zo goed als plat is. Als ze dat zeggen houden we ons hart al vast. Soms denken we dat de mensen hier in de bergen alles onder de 1000 meter hoogteverschil plat vinden, alsof het slechts een kleine oneffenheid in de weg betreft. Langs de lage weg is er wel meer verkeer en zijn er wel meer dorpen, maar dat betekent ook meer stof, honden en gringo-geroep. En de 'lage' weg kan wel lager blijven lopen, maar is in totaal misschien meer klimmen, want die gaat misschien op en af. We hebben nog 11 kilometer om erover na te denken, want dan komt de splitsing. En we hebben genoeg tijd om erover na te denken want de weg is slecht en we vorderen traag. Aan het kruispunt liggen twee boeren, een boerin en een varken in het gras. Eén van hen staat recht en komt ons een hand geven. We maken een praatje en ze vragen ons de routine-vragen "Van welk land ben je?, Helemaal vanuit België gefietst?", enz. Ze staan hier te wachten op een vrachtwagen om te kunnen meerijden, zodat ze hun varken kunnen gaan verkopen in het dorp. De vrouw haalt ondertussen nog enkele biggetjes uit een rugzak die daar gesloten in de volle zon op de grond ligt. "Het is te warm in de zon, ze moeten er uit", zegt ze. We staan een beetje te twijfelen en vragen aan hen wat zij denken dat de beste weg is. "Geen enkele weg is goed, dit deel van Peru is de regering al lang vergeten, hier wordt nooit iets gedaan".  We hakken de knoop door en besuiten maar naar de pas te klimmen, de hoge weg dus. De weg is wel langer, maar we weten tenminste zeker dat het na 19 kilometers klimmen enkel nog maar dalen is. Onze verwachtingen worden ingelost, het wegdek valt mee, waarschijnlijk door het weinige verkeer. Op de ganse klim komen we maar een paar voertuigen tegen, dit is blijkbaar de route van de grote bussen en de vrachtwagens. Eens we de grens van de 4000 meter over zijn, komen we een kudde lama's tegen. Ze zijn heel nieuwsgierig en volgen iedere beweging die we maken. De eerste 20 kilometer van de afdaling zijn verlaten op enkele landarbeiders en hutjes na. Wanneer we een groep landarbeiders op het veld bezig zien, maken ze veel kabaal als ze ons zien. Ze doen teken dat we moeten stoppen, maar we steken gewoon ons hand op en rijden door. Wanneer we na heel wat bochten en kronkels terug aan hetzelfde veld met landarbeiders komen, maar deze keer onderaan, staan ze ons al terug op te wachten. Ze roepen dat we moeten stoppen, eentje gaat zelfs volledig uit de bol. Marc stopt maar, want Christine is wat achter. Er stormen er 2 van het veld af dat wat hoger ligt, ene lijkt wel compleet gek. De normale houdt de andere op een meter of twee van Marc en zegt dat hij daar moet blijven staan. Misschien maar beter ook, want aan zijn vuurrode ogen te zien leeft hij nog maar half op deze planeet. Misschien hebben de cactussen er iets mee te maken. De andere man geeft Marc een hand en geeft hem een lange speech. Hij bedankt ons dat we over deze slechte weg de streek komen bezoeken, een streek met veel arme mensen die hard moeten werken op het veld, een streek verlaten en compleet achtergesteld, enz ... . Terwijl duwt hij steeds de andere man terug achteruit. Marc krijgt nog een hand en hij wenst ons nog een goede reis. Het is de man met de rode ogen en blik op oneindig dan toch ook gelukt om tot bij Marc te geraken. Marc geeft hem een hand, waarmee de man tevreden lijkt te zijn. We bedanken hen en zwaaien nog eens naar de anderen op het veld alvorens we onze weg verder zetten. Je ziet hier in deze streken wel meer mensen dronken of stoned lopen. Waarschijnlijk hun enige uitweg uit het harde leven. Over een slechte weg en door enkele lang uitgestrekte dorpen dalen we dieper het dal in. Het is mooi om te zien hoe de grote roofvogels zonder één vleugelslag hoogte weten te winnen. Wanneer we zicht krijgen op het stadje Talavere dat in het dal ligt, lijkt het of we er bijna zijn, maar het blijkt nog 20 kilometer ver te liggen. In de bergen lijken de dorpjes soms dichtbij, maar met de eindeloze kronkels van de weg is dat meestal toch onderschat. In één van de bochten komen we een stilstaande vrachtwagen tegen die problemen heet met de achteras. De chauffeur heeft al de achterbanden gedemonteerd en als bij wijze van 'cric' onder de vrachtwagen gestoken om er te kunnen aan sleutelen, terwijl zijn vrouw er staat op te kijken. Er is maar weinig plaats in de bocht, er kan met moeite een ander voertuig door, een gevaarlijke situatie, zeker nu de zon aan het ondergaan is. Voor mijnheer en mevrouw zit er niets anders op dan in hun vrachtwagen te kamperen, zo gaat dat hier. Vanuit het stadje Talavere is het nog 5 kilometer naar Andahuaylas. Die zouden volgens wat we gehoord hebben van een andere fietser moeten geasfalteerd zijn. We vragen het toch maar eens, want 5 kilometer kunnen lang zijn stijgend en zonder asfalt. We hebben geen zin om in het donker te zitten ploeteren. Vijf mensen zeggen "ja, geasfalteerd", vier zeggen "nee", de meerderheid wint. Toch weer raar dat er verschillende het niet wisten, bij ons weten hebben we het niet gevraagd aan een blinde of ene zonder benen. De 5 kilometer blijken glad geasfalteerd te zijn en bij schemer vinden we een slaapplaats in Andahuaylas.  

 

15 augustus 2007 Andahuaylas (2980m)

Vandaag nemen we een welverdiende rustdag na de zware Andes-etappes. 's Morgens verkennen we het stadje. Marc kan met moeite eten, zijn onderlip is één korst, zelfs de binnenkant en zijn tong doen pijn. Verbrand, denken we, teveel met z'n mond open gereden bij het klimmen, denken we. We gebruiken soms wel zo'n beschermende lipstick, maar soms vergeten we het. Zijn knie is beter, maar doet nog steeds een beetje pijn. Wanneer we 's avonds nog eens een verslag op onze website willen gaan zetten, begint plots het internetcafé te bewegen. Christine loopt dadelijk naar buiten en roept naar Marc "Naar buiten, het gebouw stort in". Iets later loopt Marc en de rest van de mensen naar buiten. Eens buiten begint alles terug te bewegen, het is een aardbeving. Ondertussen staan alle mensen buiten op de smalle straten, maar ze blijven gewoon tussen de 2-verdiepingen hoge huizen staan, onder de massa's elektriciteitskabels die boven hun hoofd dwars over de straat hangen. Wij maken dat we op het centraal plein staan, waar er tenminste niets op ons hoofd kan vallen. We wachten daar zo'n half uur en gaan dan maar slapen in de hoop dat alles verder rustig blijft, want deze afgelegen streek is niet de plaats om iets aan de hand te hebben.

 

16 augustus 2007 Andahuaylas – Kishuara (3794m) 60.4 km (1287 meters geklommen)

We beginnen er maar vroeg aan, want we willen graag in 2 dagen terug op het asfalt staan. We hebben weer 2 opties, een hoge en een lage weg en we besluiten om nogmaals de 4000 meter gaan te bezoeken. De weg klimt geleidelijk en het wegdek valt best mee. We rijden door aardappelgebied, overal worden aardappelen geteeld in deze streek. Ze gebruiken hier zelfs tractors om het land om te ploegen, op andere plaatsen is het nog met ossen te doen. De aardappelen worden tot op grote hoogte geteeld, misschien zijn dat wel aardappelen van hogere kwaliteit. De vegetatie is ook veranderd, we zien hier meer en meer dennenbomen. Hoog in de bergen komt er een roofvogel laag over de weg gevlogen, eerst voorbij Marc en daarna voorbij Christine die een eindje achterop rijdt. Het lijkt wel of hij wil zien wat we hier komen doen. De meeste van de chauffeurs die voorbijkomen claxoneren 'ns en steken hun duim op. 's Avonds vinden we slaapplaats in het kleine dorp Kishuara. Er staat een grote vrachtwagen voor het hospedaje waar we slapen. De man komt van Lima en gaat een lading aardappelen ophalen, maar het is al te laat om nog door te rijden. Ja, in het donker zit je voor je het weet in de afgrond. Hij blijkt België te kennen en hoopt er te kunnen werken. Hij heeft een vriend uit België die een grote firma heeft met kranen en bulldozers. Hij laat mij een kaartje zien, en ja, 't is één van de groten. De vriend zou bezig zijn met alles te regelen voor zijn paspoort en zo. Er is weer geen water in het hotel en ons kamertje ligt boven de lokale radiozender. Het enige wat ons ervan scheidt, is een dunne houten vloer vol reten. We hebben één éénpersoonsbedje voor ons beiden. De dekens op het bed zijn vuil, maar gelukkig hebben we onze slaapzakken nog. Wanneer Christine nog eens achter water gaat vragen, want dat was aanvankelijk beloofd tegen 8 uur, gaat het zoontje water halen uit een put in het dorp. Hij komt terug met een emmertje met bruin water erin. Dat zal dan maar moeten volstaan om het stof van ons af te wrijven. Of we nu properder worden of vuiler kunnen we niet goed uitmaken in het weinige licht. Na de erbarmelijke keuken van het bijbehorende restaurant (zonder water) te hebben gezien, besluiten we om toch nog maar eens zelf te koken. Gelukkig kunnen we hiervoor nog flessenwater kopen in het winkeltje ernaast.  

 

17 augustus 2007 Kishuara – Abancay (2378m) 83.6 km (898 meters geklommen)

Na 8 kilometer klimmen, staan we aan de pas "Abra Huayllacassa". Vanaf hier zou het één grote afdaling moeten zijn tot aan het asfalt. Het dal hangt nog vol met dikke mist, waardoor we weinig van het landschap zien. Maar toch is het bijzonder. Naarmate we verder rijden en de zon in sterkte wint, lijkt het wel of de mist in hoge snelheid als rook uit het dal omhoog komt. Ook hier staan bosjes dennenbomen die een aangename frisse geur afgeven. We moeten in 55 kilometer 2000 meter dalen naar het asfalt, maar de eerste tientallen kilometers daalt de weg helemaal niet of traag. Wanneer de mist wat is opgetrokken, zien we de stad Abancay liggen op de flank van een berg aan de andere kant van de vallei. Nog 30 km te gaan tot het asfalt en de daling is ingezet.  Het lijkt wel of de weg ons alle kanten van de vallei wil laten zien. Wanneer we eindelijk het asfalt bereiken, komt er een grote zucht van Christine "Oef, asfalt!". Van hieruit is het nog 15 kilometer klimmen op asfalt met een hoogteverschil van meer dan 600 naar de stad Abancay. Het asfalt loopt lekker, maar een ontzettend harde kopwind raast door de vallei. Per geluk vermindert de wind naarmate we hoger stijgen, en al snel zitten we op onze kamer. We zijn terug in de bewoonde wereld en dat merken we als we het stadje gaan verkennen. Hier is er vanalles te krijgen. We eten een lekkere pizza en kruipen vroeg in bed.

 

18 augustus 2007 Abancay – Curahuasi (2712m) 70.8 km (1568 meters geklommen)

Vandaag moeten we verder klimmen naar de pas die van hier nog ongeveer 1500 meter hoger ligt. Het vertrek uit Abancay is zwaar. Vanuit het centrum vertrekken we naar de Pan Americana die we moeten volgen. De weg is zo steil dat zelfs enkele wagens het moeilijk blijken te hebben. Halfweg moeten we even stoppen om op adem te komen. De weg leidt ons met vele bochten de hoogte in, met regelmatig een zicht op Abancay dat alsmaar meer in de diepte verdwijnt. We zien in de verte op de flank van de berg aan de andere kant van de vallei de weg lopen die we gisteren hebben afgedaald, best wel indrukwekkend als je dat zo van op een afstand bekijkt. Veel van de bussen en andere voertuigen die voorbijkomen claxoneren om ons te groeten, anderen wuiven gewoon. Soms zien we witte  Mercedes Sprinter-minibusjes langskomen met toeristen, dit moet de weg naar Cusco zijn. Het lijken wel vermoeiende ritten voor de toeristen, want velen liggen te slapen en anderen staren maar wat voor zich uit, sommigen kijken verbaasd als ze ons zien. Na 37 kilometer komen we aan de pas en worden we weer beloond met een fantastich zicht op hagelwitte sneeuwtoppen. We mogen nog eens afdalen op asfalt, dat wordt genieten. Onderweg zien we de ruïne Sayhuite van de Incas. We zien ook weer een wirwar van wegen die ons verder naar beneden zal brengen. In het dorpje Curahuasi vinden we een propere en aangename slaapplaats. Voor de deur worden we aangesproken door een toerist. We zijn verbaasd, want die zie je normalerwijze niet in van die kleine dorpjes. Het blijkt een Duitser te zijn en hij vertelt ons dat er hier buiten het dorpje een kliniek wordt gebouwd met Duitse steun en Duitse dokters. Hij blijkt chirurg te zijn en komt hier als vrijwilliger een paar weken meewerken. We profiteren er maar ineens van om hem een paar vragen te stellen over de kwaaltjes die we hebben, zoals de lip van Marc en de rode ogen van Christine. Hij zegt ons dat het niet zijn specialiteit is, maar hij zal straks terugkomen met de dokter die het project leidt. Wij frissen ons ondertussen wat op in onze mooie en propere kamer, zelden zo'n kamer tegengekomen in Peru voor die prijs (7 euro). Het duurt niet lang of de chirurg en de andere dokter staan voor onze deur. Marc zijn lip blijkt gewoon verbrand te zijn van de zon, en de rode ogen zou ook door de straling van de zon komen. Ja, de straling zo hoog in de bergen is blijkbaar niet min. We gebruiken wel zo'n lippenstift om ons te beschermen, maar soms vergeten we het wel eens. De knie van Marc wordt nog eens grondig onderzocht door de chirurg en alles blijkt mee te vallen, het is gewoon een kwestie van tijd en een beetje rust, dat zullen we dan wel in Cusco doen. Na ons onderzoek praten we nog wat over Peru en het leven hier. De dokter vertelt ons dat het ziekenhuis zich vooral zal richten op arme boeren om dat deze niet worden behandeld in de andere ziekenhuizen. Wij vertellen hem over de armoede die we gezien hebben de vorige dagen, maar de streek waar wij doorreden blijkt hem niet bekend te zijn. Sinds we terug op het asfalt zijn, blijken de mensen het beter te hebben en zien de huizen er ook beter uit, wat zeker niet wil zeggen dat ze het goed hebben. Schuin tegenover het hotel is er een mooie pizzeria, we zijn alweer verbaasd, dit zie je normaal niet in dorpjes van deze omvang of waar geen toeristen komen. We gaan er iets eten en het blijkt leuk ingericht te zijn. Op een groot scherm worden westerse videoclips getoond. Er komt een groep westerlingen binnen, het blijken allemaal mensen van het Duitse project te zijn. We eten een lekkere pizza en kruipen dan maar vroeg ons bed in.

 

19 augustus 2007 Curahuasi – Limatambo (2634m) 46.1 km (840 meters geklommen)

We dalen nog dieper het dal in en het landschap is prachtig. Ruwe kloven, een rivier die zich een weg gebaand heeft door het dal, en majestueuze, besneeuwde bergtoppen in de achtergrond. Nu en dan komen we een dorpje tegen en het valt ons op dat er bijna overal een winkeltje is waar van alles verkrijgbaar is, dat was niet zo op de ongeasfalteerde wegen. Opeens zien we een heel proper hotelletje met zwembad en restaurant. We besluiten er te eten, want ze hebben er zelfs spaghetti. Een goede beslissing blijkt achteraf, want de spaghetti is heerlijk, met parmezaanse kaas en al. We zagen ook dat de kok de pasta zelf maakte. Als we nadien verder rijden, zijn ook de kleine vliegjes hier weer van de partij. Na 22 kilometer afdalen rijden we over een brug de rivier over. Vanaf hier begint de weg terug te stijgen en zijn we weer op weg naar de volgende pas. De weg loopt door een smalle kloof waardoor een rivier zijn weg gevonden heeft. We zijn nog maar een paar kilometer ver of we zien een bepakte fietser op ons afkomen. Het is Cedric, een Franse fietser die op weg is naar het noorden. We wisselen wat informatie uit over wat ons nog te wachten staat en praten wat over onze belevenissen. Terwijl we daar zo staan te praten, komt de eigenaar van een huis dat een paar meter verder ligt bij ons staan. Hij zegt ons dat hij gevaarlijke honden heeft en wijst naar de 4 grote honden die voor zijn huis lopen. We begrijpen niet goed wat hij wil zeggen, want we staan nog altijd op de baan en niet op zijn eigendom. Wanneer hij het nog eens herhaalt, zeggen we alle 3 "Ja, en dan?". "Maar ze zijn heel gevaarlijk", zegt hij.  Marc zegt hem dan maar dat wij in ons land van die honden eten. De man kijkt verbaasd. "Met tomatensaus, héél lekker", zegt Marc. De man zwijgt en wij blijven nog een uurtje voortpraten. We nemen afscheid en vervolgen ieder onze weg. In het dorpje Limatambo zoeken we ons een slaapplaats en dat vinden we in een soort oud herenhuis met muren van wel een meter dik. De kamers stellen niet veel voor, kaal en volgepropt met oude bedden, maar meer hebben we niet nodig. Er is een mooie tuin rond het gebouw en we gebruiken de tuinslang om onze fietsen eens onder handen te nemen, want die hangen nog altijd vol met een dikke laag stof. Water hebben ze hier blijkbaar genoeg, want de kraan wordt hier niet dichtgedraaid. Wanneer we in het dorpje gaan kijken, zien we dat er feesten aan de gang zijn. Er staat een kleine kermis opgesteld. Een soort "Rad der fortuin", een schietkraam, en een tiental tafelvoetbalmachines, meer is het niet. We gaan iets eten en er staat zoals bijna altijd hetzelfde op het menu: forel, kip of cavia.

 

20 augustus 2007 Limatambo – Cusco (3326m) 79.8 km (1446 meters geklommen)

's Morgens zijn Christine haar beide banden plat. Marc pompt ze op en ze blijken hard te blijven. Twee kilometer verder dan Limatambo is de ruïne Tarahuasi van de Incas. Tambo is de benaming voor een wachtpost op een Inca-route. De Incas hadden wegen aangelegd met om de ongeveer 10 kilometer een wachtpost. Zo kon informatie snel worden verspreid door lopers. Er staat hier zo'n muur waarvoor de Incas gekend stonden. Zware rotsblokken die op elkaar gestapeld zijn zonder voeg, tussen 2 stenen is geen speld te krijgen, puur vakmanschap. De weg loopt met S-bochten de berg op en onderweg worden we nog eens belaagd door een paar honden, ze zijn wat hardhoors, want Christine haar machientje blijkt niet te werken en "Terug in je kot" blijken ze ook niet te verstaan. Marc gaat er dan maar met de stok achteraan en wordt dan al snel bijgestaan door de eigenares. Eens over de pas daalt de weg door een wijde vallei  met besneeuwde sneeuwtoppen in de achtergrond. Na het dorpje Poroy krijgen we nog een kleine klim voorgeschoteld en aan de top krijgen we ons eerste zicht op Cusco. Na een afdaling door de armere buurten van Cusco, belanden we in het centrum waar we op zoek gaan naar een hotel. We geraken nog aan de praat met Sandro Granda, een jonge Peruviaan, afkomstig uit Lima, maar die al jaren in Engeland woont. Hij is afgestudeerd aan de filmschool en is bezig met een film over het leven in Peru en over de armoede. Hij is zeer geïnteresseerd in de verhalen die we hem vertellen over wat we gezien hebben onderweg. Het is interessant praten met hem en we verliezen het uur wat uit het oog en het wordt al donker eer we een hotel hebben gevonden.

 

21 - 25 augustus 2007 Cusco (3326m)

Cusco is een heel toeristische stad. Van hieruit vertrekt iedereen om Machu Picchu, de oude Inca-stad, te bezoeken, ook al ligt die nog meer dan 100 kms verder. Er zijn hier verschillende mooie koloniale gebouwen en kerken, en smalle straatjes, maar het verkeer is ontzettend druk en rijdt je gewoon omver als je niet maakt dat je weg bent. In de smalle straatjes moeten we balanceren op de stoep die soms maar 30 cm breed is, terwijl de auto's tegen hoge snelheid langsrijden. Er zijn hier ontzettend veel restaurantjes die allemaal wedijveren voor de klandizie van de toeristen. 's Avonds worden we dan ook om de 5 meter aangesproken door klantenlokkers, echt wel wat teveel. We zoeken uit wat de beste manier is om Macchu Picchu te bezoeken en boeken zo vlug mogelijk onze treintickets, want de treinen zitten goed vol. Er is geen weg naartoe, je kan er enkel met een dure trein naartoe ofwel te voet met gidsen en dragers in 4 dagen, maar dat laatste kost nog meer dan de trein. Ondertussen hadden we de laatste dagen ook wat heen en weer gemaild met Sony over het kapotte fototoestel en met Brooks over Marc's kapotte zadel. Brooks gaat gratis een nieuw zadel per koerier opsturen naar Cusco, ook al is Marc's zadel 7 jaar oud en helemaal niet meer onder garantie. Dit vinden we echt heel gul van Brooks,want hier in Peru is echt wel moeilijk een waardig alternatief qua zadel te vinden. En Sony heeft ons ondertussen ook gemaild dat ze gratis een nieuw onderdeel voor het fototoestel (dat wel nog onder garantie is) naar Cusco zullen sturen. Wij zijn heel blij en gelukkig, want dat zijn 2 problemen opgelost die we hier niet konden oplossen, of toch niet goed konden oplossen in het geval van het zadel. In het geval van het fototoestel konden wij hier geen enkele oplossing vinden, want ze kennen dat toestel hier niet. We bezoeken ook nog de grote Santo Domingo-kerk, waaronder nog de overblijfselen te zien zijn van een grote Inca-tempel, die in de Inca-tijd volledig met goud bedekt was. Marc zoekt de gaatjes in Christine haar banden en verwisselt de kettingen van de fietsen. We gaan een dag naar Machu Picchu. De trein vertrekt om 7 uur 's morgens uit Cusco. Het is eventjes grappig als we het meisje van het Zwitserse koppel dat tegenover ons zit aan de jongen horen vragen "Waarom liggen al die plastieken zakken hier in de berm?", waarop hij "Ik weet niet. Dat is misschien iets dat de lokale mensen hier doen". Wij zijn het uiteraard al lang gewoon dat er hier overal afval in de bermen ligt, maar houden onze mond. Ze zullen er zelf wel snel genoeg achter komen. De trein rijdt gedurende bijna vier uur door een mooi landschap alvorens we in het kleine toeristische dorpje Aguas Calientes aankomen, vanwaar we nog een busje nemen voor de laatste 8 kilometers steil omhoog naar de site Machu Picchu. De site is magnifiek gelegen. We verkennen de verschillende delen van de ruïnes: het woongedeelte, het ceremoniële gedeelte en het industriële gedeelte. Er zijn ook hokjes met ieder een dieper gedeelte dat een bad moet voorstellen. Er stroomt nu, meer dan 500 jaar later nog steeds water door. Wat wel raar is, is dat het water uit de hogere hokjes verder loopt naar de lagere. Het was dus kwestie van te zorgen dat je in zo'n hogere badkamer zat. Na zo'n 3 uur zijn we rond en dalen we terug af naar Aguas Calientes, waar we vlug wat eten alvorens de trein terug te nemen. De trein terug gaat slechts tot Ollantaytambo, op zo'n 80 km van Cusco, want degenen die naar Cusco terugkeerden zaten vol voor de volgende 2 weken. We komen in het donker in Ollantaytambo aan en gaan op zoek naar vervoer naar Cusco. Tot onze aangename verrassing staan er zowel lokale bussen als Mercedes Sprinter-busjes te wachten. We hadden even gevreesd dat we hier zouden moeten overnachten als we geen vervoer vonden. Na nog eens bijna 2 uur in de Sprinter (de lokale bus stopt overal en duurt nog langer) komen we rond half negen 's avonds terug in Cusco aan. Het was een lange vermoeiende dag. Op vrijdag komt het onderdeel van Sony uit België aan in het DHL-kantoor in Cusco. Daar beweren ze dat we 30 USD aan invoertaksen moeten betalen. We zeggen dat dat niet mogelijk is. Zij zeggen dat we het moeten betalen of we krijgen het pakje niet. Wij vragen om dan het document te zien. De man van het loket toont ons een factuur van DHL zelf, en niet van de douane, waar op staat dat we 13 USD voor operationele kosten dienen te betalen, 8 USD aan opslagkosten, 4 USD voor het opmaken van een douanedocument, en dit alles dan nog eens vermeerderd met 20 procent BTW. Als we zeggen dat dit geen invoertaksen zijn en niets met de douane te maken heeft, maar puur door DHL wordt aangerekend, zegt de man dat dat inderdaad zo is, maar dat ze dit altijd doen en dat het minimum 30 USD is. Wij gaan terug buiten zonder het pakje en bellen naar DHL in Lima. Daar krijgen we na vele bandjes en doorschakelen eindelijk iemand aan de lijn die weer dezelfde uitleg over invoertaksen doet. Als Christine zegt dat ze de factuur gezien heeft en dat dit niets met de douane te maken heeft, maar dat het DHL is die dit aanrekent, zegt de vrouw "Ja, je hebt gelijk, maar wij rekenen dit altijd aan". Als ik zeg dat Sony toch al voor al deze diensten betaald heeft en dat dit dubbel aanrekenen is, zegt ze gewoon dat ze altijd zo werken. Nu, hier in Peru kennen ze geen klantvriendelijkheid. Het kan hen echt niet schelen of de klant tevreden is of niet. Dus behalve dat het ons veel geld kost om naar Lima te bellen, schieten we niets op. In België kunnen we op dit moment niemand bereiken, want hier is het vrijdagmiddag en dus in België vrijdagavond. We besluiten terug te gaan naar het DHL-kantoor en de 30 USD maar te betalen. We kunnen moeilijk hier in Cusco tot maandag wachten tot we iemand van DHL in België kunnen bereiken, wat trouwens zo al moeilijk genoeg zou zijn, want er staat geen enkel e-mailadres noch telefoonnummer op hun website. We vullen op hun website wel zo'n formulier in met een klacht over de 30 USD. Daarna op onze kamer bestudeert Marc ons fototoestel en repareert het zelf. Oef, wat zijn we blij dat het terug werkt. Op zaterdag wordt het nieuwe Brooks-zadel door Fedex keurig afgeleverd in ons hotel, zonder dat we ook maar iets moeten betalen. Dat is nog eens service. En dus op zondag kunnen we terug vertrekken.

 

26 augustus 2007 Cusco - Sicuani (3598m) 141.2 km (1010 meters geklommen)

Onze wekker is niet afgelopen en  we vertrekken later dan gepland. Marc geeft het reservezadel, dat hij hier in een lokale fietsenwinkel had gekocht, cadeau aan de vriendelijke man die de kamers opmaakt. De eerste 10 kilometers lopen nog door de buitenwijken van Cusco, daarna blijven we afdalen door de vallei met naast de weg de spoorlijn van Cusco naar Puno. Onderweg zien we nog een site met een grote muur uit de Inca-tijd. Langzaam klimt de weg, want we zijn voor de laatste keer in Peru op weg naar een pas over de 4000 meter. In het dorpje Urcos stoppen we even om naar de kleurrijke markt te kijken die er gaande is. Het loopt hier vol met Indianen in gekleurde gewaden die typisch zijn voor deze streek. De vrouwen hebben een speciaal hoedje op met een stukje tapijt bovenop en de manen hebben grote pompons aan hun mutsen hangen. Het is nog maar 11 uur en we zitten nog maar 50 km ver en willen vandaag nog wat verder geraken. We vragen aan een paar mensen of er slaapplaats is in de volgende dorpen. De meesten denken van wel, dus wagen we het er op. Wannneer we in het volgende dorp komen, vragen we het opnieuw en zo blijven we doorgaan tot we na 141 kilometer in het stadje Sicuani aankomen. We besluiten dat het genoeg is geweest voor vandaag en zoeken een slaapplaats. Er zijn hier verschillende heel kleine hotelletjes en algauw zijn we ingecheckt. Als we daarna ook nog een pizzeria vinden op de plaza, zijn we aangenaam verrast.

 

27 augustus 2007 Sicuani - Pucara (3896m) 142.6 km (850 meters geklommen)

We vertrekken vroeg, want er staat ons om te beginnen een klim naar de pas Abra La Raya op 4338 meter hoogte te wachten. Onderweg zien we een groep motards die ons komen voorbijgereden, een paar steken hun hand omhoog. Wanneer we onderweg foto's willen maken vragen de meeste mensen geld, maar daar doen wij niet aan mee, dan maar geen foto. Ze hebben waarschijnlijk hun inspiratie gehaald uit Cusco, waar vele toeristen betalen om zo met een mooie buit aan foto's naar huis te kunnen gaan. Of misschien gewoon toeristenbusjes die hier stoppen om snel wat foto's te maken van de lokale bevolking om daarna weer snel het busje in te springen. Ook sommige kinderen vragen geld of snoepjes, maar door er op in te gaan, leer je ze enkel maar bedelen, het is volgens ons enkel maar goed voor je eigen ego. We rijden voorbij warmwaterbaden, maar ze liggen er maar verlaten bij. Wel een mooi decor om in zo'n bad te zitten op 4000 meter hoogte, maar we laten het aan ons voorbijgaan. Het water is bruin en  het weer is redelijk fris omdat er regelmatig wolken voor de zon verschijnen. Wanneer Marc als eerste de pas bereikt, wordt hij uitgebreid gefotografeerd door een bus Japanse toeristen die er is gestopt om de besneeuwde toppen te bewonderen. En even later komt ook Christine en krijgt ook zij haar paar minuten of fame. We vergeten enkel om hen geld te vragen. De weg duikt weer naar beneden om nadien weer meer af te vlakken, maar we krijgen een steun in de rug van de wind die ondertussen alweer is komen opzetten. We zitten op een hoogvlakte met rondom ons één groene vlakte omringd door bergtoppen. Sommige bergtoppen lijken wel heuvels hier, maar dat is dan wel zwaar onderschat, zeker als je weet dat je nog steeds boven de 4000 meter zit en sommige van die heuvels nog eens 1000 meter hoger liggen. Je zou wel van iedere berg een foto willen nemen, maar het is onmogelijk, het zijn er zo velen. Langzaam nemen we dan toch afscheid van de 4000 meter en zakken naar de 3800 meter. We zien in de verte de trein richting Puno met een langzame snelheid door het landschap rijden. Langs de kant van de weg komen we regelmatig honden tegen die daar gewoon maar wat liggen te liggen. Een raar zicht, want er zijn geen huizen in de buurt. Ze zijn bang, want wanneer we willen stoppen voor een foto gaan ze dadelijk lopen. We denken dat ze gewoon liggen te wachten tot er afval uit de bussen wordt gegooid of dat er één of ander dier wordt doodgereden om zo aan een maaltijd te geraken. Wanneer de zon lager komt te staan, tonen de bergen nog meer van hun pracht. In het dorp Pucara zoeken we een slaapplaats. Er staat een toeristenbus die komt kijken naar de mooie kerk. Er komen een paar mensen uit de bus op ons af en vragen van welk land we zijn. De hele bus blijkt vol met Belgen te zitten. Het gesprek is kort, want de bus staat te wachten. Eén van de mannen vraagt ons dadelijk "En... al overvallen?". Rare vraag als intro vinden we. Als we ingecheckt zijn en de fietsen in het hotel gestald hebben, gaan ook wij de mooie koloniale kerk bewonderen. Het dorp is gekend voor het maken van de kleine stiertjes die hier op de daknokken worden gezet eens het nieuwe huis af is. Dat zou geluk brengen. Wanneer we 's avonds gaan eten, zien we twee toeristen in het restaurant. Onze eerste vraag is "En zijn jullie met de fiets?". En onze stelling wordt weer bevestigd, in kleine dorpjes als deze blijven enkel fietsers overnachten. Andere toeristen slapen niet graag ver van hun pizza. We eten samen met het Zwitserse koppel Reto en Petra in het restaurantje en blijven er nog lang praten.

 

28 augustus 2007 Pucara - Puno (3830m) 108.3 km (290 meters geklommen)

Met een vroege start vertrekken we richting Puno. Het wegdek is van mindere kwaliteit door de vele reparaties die er al werden op uitgevoerd. En als je sommige bussen hier in hoge snelheid op je ziet afkomen, dan ben je ook niet verwonderd over het grote aantal herdenkingshuisjes langs de kant van de weg. Sommige bussen komen al dansend op je af doordat de ophanging volledig versleten is. Anderen hangen compleet scheef. Soms laden ze de bagage zo hoog op het dak dat de bus niet stabiel meer kan zijn. Voor de mensen die het kunnen betalen, zijn er natuurlijk ook nog altijd de betere busmaatschappijen, maar die zijn enkel voor de rijkere Peruviaan of voor buitenlandse toeristen. Er komen ons nog eens 3 bepakte motards voorbijgereden, maar ze stoppen niet. Even later wanneer we aan een benzinestation stoppen om Christine haar banden wat bij te pompen, zien we de 3 moto's in een hoekje staan. Het blijken de 3 Argentijnen Horacio, Rafael en Jorge uit Mendoza te zijn, die op weg zijn naar huis na een bezoek aan Cusco. De motards die we gisteren zagen, waren vrienden van hen, maar waren al een dag eerder vertrokken. Ze tonen ons op een kaart welke de mooie routes zijn in Argentinië en we krijgen de kaart cadeau. En als we in de buurt zijn van waar ze wonen moeten we maar eens bellen. We nemen afscheid en rijden verder naar de stad Juliaca die hier op een steenworp vandaan ligt. Het binnenrijden van de stad is chaotisch en de bermen liggen bezaaid met afval. Ook het centrum is chaotisch en druk. Er rijden hier honderden fietstaxis kriskras door elkaar met daartussen mototaxis, gewone taxis, bussen, vrachtwagens en alle ander denkbaar vervoer. De Panamericana loopt hier vlak door het centrum door alle winkelstraten en markten heen. En in sommige straten lijken aan de geur die ons tegemoetkomt de riolen (als ze er al zijn) verstopt. We dopen het stadje al rap om naar "Little India" en vinden het helemaal grappig als we even later een benzinestation tegenkomen dat "Nueva Delhi" heet. Na een korte adrinalinerush rijden we de stad langs de andere zijde weer uit. Ook hier blijft het druk en doordat de pechstrook het laat afweten wordt het nog gevaarlijk ook. Sommige voertuigen komen rakelings met hoge snelheid en luid toeterend voorbijgeraasd. Soms moet je gewoon de berm induiken, maar die ligt dan weer vol met glas, waarschijnlijk van de ontelbare ongevallen die er zich hier al hebben voorgedaan. De wind heeft zich gedraaid en blaast stevig schuin op kop. Het is een eindeloos lange weg die aan de horizon verdwijnt. Het wegdek is zo slecht dat het een ware onderneming wordt. En in de laatste kilometers krijgen we nog een onaangename klim temidden van razend verkeer en uitlaatgassen te verwerken, maar die ons wel beloont met ons eerste zicht op het Titicaca-meer en de stad Puno. Na een korte afdaling en wat gezoek door het centrum vinden we een aangename slaapplaats. 's Avonds gaan we snel nog wat informatie inwinnen bij de toeristinfo, want we willen morgen  een paar eilanden gaan bezoeken.

 

29 - 31 augustus 2007 Puno (3830m)

's Morgens haasten we ons om voor 7 uur op de kade te zijn, vanwaar de boten vertrekken naar de drijvende eilanden van de Uros en naar de eilanden Amantani en Taquile. In ons hotel zeiden ze dat een overtocht naar Uros en Taquile, de 2 eilanden die ons interesseren, 20 Soles (= 5 euro) zou kosten, maar het is dan ook meer dan 3 uur varen enkele weg, en dat we op ieder eiland 3 Soles inkom moeten betalen. Als we er aankomen, worden we aangesproken door een man en naar een boot geloodst die over 5 minuten zou vertrekken, maar hij vraagt wel 25 Soles. We protesteren, maar hij wil de prijs niet verlagen en beweert dat dit de enige boot is die nu dadelijk vertrekt. Er zijn nog 2 loketten en ook daar beweren ze dat enkel deze boot nu gaat en dat de prijs 25 is, dus betalen we en stappen in. Aan boord zit een andere man die zich voorstelt als de kapitein en ons zegt dat er dadelijk een groep toeristen uit Cusco gaat aankomen en dat we hen absoluut niet mogen verklappen hoeveel we maar betaald hebben. Hij vraagt ons ook om nu de inkom voor de 2 eilanden te vereffenen, maar we bluffen en beweren dat de kademan gezegd heeft dat dit inbegrepen is. Als hij met de man gaat praten, komt ondertussen de groep aan. Als de kapitein terug aan boord komt, zegt hij er niets meer over en ook later komt hij er niet meer op terug. De boot vertrekt en we krijgen uitleg over de eilanden die we gaan bezoeken van de gids die bij de groep is. Na 20 minuten zijn we bij de drijvende eilanden van de Uros-bevolking. We begroeten de Uros in de lokale taal, zoals de gids ons tijdens de overtocht geleerd heeft. De Uros maken hun eilanden zelf van het riet dat hier in het Titicaca-meer groeit. Op elk eiland wonen zo'n 7 gezinnen. We zien bij sommige eilanden al toeristenboten liggen. De gids legt uit dat de bewoners onder elkaar overeenkomen waar elke boot moet aanleggen, om zo de inkomsten uit het toerisme evenredig te verdelen. Nu hebben de Uros wel geld, maar vroeger leefden ze enkel van ruilhandel, en ook nu nog doen ze veel aan ruilhandel met de bevolking van de niet-Uros eilanden. Alles hier is  van riet gemaakt, de eilanden, de huizen, de boten, enz. Ze eten zelfs riet. Ook wij moeten het proeven en het smaakt verbazend lekker. We krijgen ook een uitleg en demonstratie van hoe de eilanden worden gemaakt. Eerst gaan de mannen op zoek naar een soort van drijvende wortel die hier groeit. Daarvan snijden ze blokken van een meter op een meter die ze dan naar de plaats waar ze hun eiland gaan bouwen slepen. Deze blokken binden ze aan elkaar, nu met nylon koord, maar vroeger met koorden gevlochten door de vrouwen van een soort gras die hier ook groeit. Daarop leggen ze dan een dikke laag riet, en daarop nog een laag, maar dan in de andere richting, en zo verder, tot er 5 lagen op liggen. Zo'n eiland gaat een jaar mee, waarna ze weer helemaal opnieuw moeten beginnen. Allemaal heel interessant, maar als we ons daarna dienen te verkleden in de lokale klederdracht en een dansje moeten doen met de lokale bevolking, vinden we het echt wel te toeristisch worden. Daarna worden we ook nog verzocht de artisanalia van de mensen met wie we gedanst hebben te bewonderen en eventueel te kopen. De mannen maken kleine voorwerpen, zoals bootjes, uit riet en de vrouwen weven. Daarna worden we op een rieten boot van de Uros naar een ander rieten eiland gebracht, waar we terug overstappen op onze echte boot om 2,5 uur later op het eiland Taquile aan te meren, terwijl onze gids ons ondertussen alweer de lokale groet aanleert. Taquile is een ander eiland met traditionele leefgewoonten, maar helemaal anders dan de Uros. Het is een echt eiland, dus niet gemaakt door de bewoners zelf, en het drijft dus ook niet. De klederdracht is heel speciaal. Zo dragen de mannen allemaal mutsen die ze zelf breien. Een getrouwde man heeft een rode muts met een motief in, en een ongetrouwde man heeft een half witte, half rode muts. In de mutsen zijn ook motieven verwerkt om hiërarchie aan te duiden. En wie op zijn muts nog een hoed draagt is, wel heel hoog in rang. We wandelen helemaal over het eiland, van de ene kant naar de andere, over een welgedefinieerd paadje langs traditionele huizen. We zien verder op het eiland modernere huizen (bv. met golfplaten daken), maar daar worden we niet verondersteld langs te gaan. Op het centrale plein lopen dan mannen, vrouwen en kinderen in traditionele klederdracht rond die je dan kan fotograferen, al dan niet in ruil voor een fooi. Daarna worden we naar een traditioneel huis geloodst waar we een middagmenu krijgen aangeboden en de heer en mevrouw des huizes ons de lokale klederdracht en de verschillende betekenissen ervan nog eens uitleggen. We vinden dit veel minder interessant voor ons, omdat je op de fiets de hele tijd langs zulke traditionele huizen en dorpjes rijdt, en in sommige daarvan dragen de mensen ook nog traditionele klederdracht. Bovendien ligt het eiland ver, op 3 uur van Puno, waar we tegen het donker worden weer aankomen. De volgende dag verkennen we Puno. We vinden Puno en zijn bevolking erg aangenaam. We wandelen door de straten en over de pleinen. Vandaag is het juist feestdag van Santa Rosa de Lima, de patroonheilige van de politie. We zien een stoet politieagenten het beeld van Santa Rosa de Lima de kerk binnendragen. Op deze dag wordt het politiewerk door kinderen in politie-uniform overgenomen. Zo zien we op de kruispunten kinderen het verkeer regelen. We bezoeken ook de museumboot Yavari. Deze boot werd in Engeland vervaardigd in 1826 en dan over land in 2766 onderdelen vanuit de Peruaanse stad Arica (is nu Chili) in zes jaar tijd naar het Titicaca-meer gebracht. We worden rondgeleid, samen met een Peruaans meisje uit Lima en een buitenlandse toerist, en krijgen er een interessante uitleg. Opeens merkt Marc op dat de toerist een stuurtas voor een fiets draagt. En inderdaad, als we het vragen blijkt Hans Bruckman, een Nederlander, op fietsvakantie te zijn in Peru voor 4 weken. Na de rondleiding gaan we samen met Hans een gebakje eten en geven hem wat informatie over de route. Daarna gaan we op zoek naar proviand voor morgen, met name bananen, brood dat nog min of meer vers is en allerhande koekjes. Dan kruipen we vroeg in bed, want morgen is het weer vroeg dag. Maar om 6 uur 's morgens, nog vroeger dan de wekker afloopt, staat Christine al in de badkamer ontzettend over te geven, en daarbovenop heeft ze nog diarree ook. Dus blijven we noodgedwongen nog een dagje langer, een dag die Christine volledig in bed en in de badkamer doorbrengt, ondertussen nog ziekenbezoek ontvangend van Jenne en Annalies, aan wie we gemaild hadden in welk hotel we zaten en die hier ook een dag langer zijn gebleven, omdat Jenne gisteren diarree had.

 

1 september 2007 Puno - Pomata (3960m) 107.8 km (445 meters geklommen)

Wanneer we 's morgens wakker worden, denkt Christine dat ze zich beter voelt en dat ze wel een rit aan kan. We zullen het vandaag op het gemak doen en zullen wel zien hoever we komen. We vertrekken vandaag dan ook wat later. De weg is om te beginnen vlak en aan de linkerzijde hebben we een prachtig zicht over het Titicaca-meer. Wanneer we op een bergflank rare diertjes zien lopen, stoppen we om ze van naderbij te bekijken. Het zijn een soort knaagdieren met een lange staart. We proberen enkele foto's te nemen maar ze zijn erg schuw, maar na wat wachten lukt het ons toch. Enkele dagen later zien we op TV een natuurdocumentaire over Chili waar deze beestjes in voorkomen. Het blijken vizcacha's te zijn. In de verte boven het meer hangen donkere wolken waar regen uitvalt, maar waar wij rijden komt de zon er af en toe door. Overal zien we kleine bootjes aan de oever liggen en op veel plaatsen ligt er riet te drogen of zie je mensen met pakken riet zeulen. Dat riet, samen met de visserij, zijn de voornaamste activiteiten hier, buiten landbouw. Het riet wordt voor vanalles en nog wat gebruikt, het lijkt hier een voornaam handelsprodukt. Even wordt het ook donker boven ons hoofd en vallen er een paar druppeltjes, maar we worden niet echt nat. De weg is in het begin nog wat druk, en het ontbreken van een pechstrook maakt het weer een beetje gevaarlijk. Je kan eigenlijk gemakkelijk zien hoe gevaarlijk een weg is, want voor iedere dode staat er een herdenkingshuisje en op sommige plaatsen zijn het er veel. Regelmatig moeten we dan ook de kant induiken en dat is niet naar onze zin want er ligt overal glas. Het duurt dan ook niet lang of we staan langs de kant om Marc zijn voorband te plakken. We komen onderweg een prachtige en fotogenieke berg tegen. De berg zit vol met bizarre rotsformaties. Iedere meter die je verder rijdt zie je weer iets anders in de berg. Een gedeelte lijkt wel op een enorme slang. Een beetje verder zien we minibusje dat een deel van zijn lading verloren heeft, allemaal pakjes boter. De chauffeur en enkele passagiers proberen ze als gekken op te rapen. We rijden er zigzaggend door. Wanneer er een wagen aankomt probeert Marc hem te doen stoppen, maar het kost hem veel moeite. De chauffeur wou gewoon over de pakjes rijden. Dat is een beetje de mentaliteit hier op de weg, voertuigen op de weg stoppen voor niets, enkel voor een gat in de weg of om passegiers op te laden. Al de rest wordt gewoon overreden als het in hun weg ligt. Maar gelukkig wordt de weg wat rustiger en komen er nog maar af en toe voertuigen voorbij. Wanneer we het dorp Juli voorbijrijden zien we een prachtige 17de eeuwse kerk in het centrum prijken. Het dorpje heeft nog 2 andere kerken uit deze periode, maar met minder allure. Door de aanwezigheid van de kerken wordt het dorpje "Klein Rome" genoemd. Het heeft een mooie ligging naast het imposante meer dat eerder op een zee gelijkt. Christine voelt zich nog voldoende fit en we besluiten nog wat door te rijden. Na de klim bij Juli verwerkt te hebben, krijgen we een afdaling en een prachtig zicht over het meer met in de achtergrond de besneeuwde bergtoppen van de "Cordillera Real" van Bolivia. Die besneeuwde toppen geven het landschap toch altijd iets statigs. We zagen gisteren toevallig een reportage over het smelten van het ijs op deze bergketen. Ja, de opwarming van de aarde begint zich overal te laten voelen. Het zal in de komende jaren grote gevolgen hebben voor miljoenen mensen in deze streken. Enkel de stad La Paz hangt al voor 60% van deze bergen af voor zijn drinkwater. We komen allemaal vissersdorpen tegen en zien in het water overal "drijvende netten", dat is de vismethode die hier gebruikt wordt. Het wordt al later in de namiddag en we zien hier en daar mensen de rietoogst binnenbrengen met volgeladen ezeltjes. Het dorpje Pomata, waar we gaan slapen, ligt op een steile klif boven het meer. De grote kerk uit de 17de eeuw overschaduwt het dorp. De barokke zandstenen kerk heeft mooie glasramen en de gevel vertoont reliëfs en sculpturen van een poema. Ook in het centrale parkje staan beelden in zandsteen in de vorm van een poema. Pomata betekent trouwens "Plaats van de Poema". We vinden slaapplaats in het gemeentelijke logeerhuis. Het duurt wel even voor we de kamer binnen kunnen, want de man die zich bezig houdt met de kamers is spoorloos. Ondertussen probeert een andere man die ook in het gemeentehuis werkt de deur van de kamer open te krijgen via een gat boven de deur waar het raam in ontbreekt. Met een stok probeert hij het slot langs de binnenkant te openen. Na vele stokken en bezemstelen later, want hij laat ze allemaal vallen, doet de man een poging om zelf door het gat te kruipen. Bij de eerste poging blokkeert hij in het gat, maar na de 3de of zo, geraakt hij er als een slangenmens toch door. Hij opent de deur langs de binnenkant en zegt dat we in de kamer mogen wachten tot Pancho, de verantwoordelijke, er is. Ondertussen maakt de man het bed op. Hij trekt de vuile lakens die er op liggen wat recht en gooit er een paar dekens op en voila, de kamer is klaar. Water is er niet, behalve een grote ton naast het toilet. Een enorm gedreun van grote troms klinkt vanop het plein voor het gemeentehuis. Als Pancho komt, vragen we de sleutel. Hij is heel verwonderd, "Gaan jullie dan naar buiten?". We vragen waar we iets kunnen eten, maar de enige 2 restaurantjes die er zijn maken geen eten op zaterdag. Dus gaan we maar de straat op en kopen er wat brood en wat te drinken. We zien op het plein mensen op grote troms slaan terwijl er een menigte op het ritme van de troms danst. Er lijkt hier een feestje aan de gang. Er wordt hier en daar aardig wat gedronken, ook in sommige van de winkeltjes waar we binnen gaan zitten mannen te drinken. We gaan terug naar onze kamer en maken noedelsoep klaar en eten het op met het brood dat we kochten. We kruipen vroeg in bed maar het gedreun van de troms en de muziek uit de kamer van Pancho houden ons wakker.

 

2 september 2007 Pomata - Kasani (grens met Bolivia) 28.8 km

Het is een zonnige dag, maar op deze hoogte is het 's morgens nog fris. Vooral wanneer je rijdt, voel je de koude lucht. De weg is relatief vlak met nu en dan een kort klimmetje dadelijk gevolgd door een afdaling, want we blijven langs het meer rijden. Het meer en de bergen blijven voor mooie beelden zorgen. Nu en dan zijn er kleine adobe (=lemen) dorpjes en hier en daar staan mensen te wachten tot er een minibusje voorbijkomt. Na 30 kilometer staan we al aan de grens. Er is hier juist een bus gestopt met toeristen en er staat een lange rij te wachten om een stempel te krijgen bij de immigratiedienst. Christine haalt de stempels terwijl Marc de fietsen bewaakt. Eens we de stempel hebben, is het nog 50 meter steil omhoog en daar staat een boog die Bolivia inluidt. We zien op dit steile stukje hoe kinderen een kar vol valiezen van toeristen trachten omhoog te duwen, de jongste is amper een jaar of vijf. De toeristen lopen er parmantig slenterend achter. Gelukkig krijgen even later de kinderen hulp van hun moeder, maar dan nog lijkt het een hele karwei. We rijden onder de boog door en verlaten Peru.