Dagboek Peru
17 juni 2007 Panama City - Lima (Peru) (per vliegtuig)
We landen meer dan een uur later dan
voorzien. De taxi die we reserveerden, staat ons nog trouw op te wachten. Mits
neerleggen van de achterbank passen de fietsdozen er juist in, al moet Marc wel
achteraan bij de dozen gaan zitten. Na meer dan een half uur door het mistige
Lima gereden te zijn in ware racestijl, komen we aan het hostel waar we
gereserveerd hebben. Het is een gezellig en superclean hostel. Betty, de
Peruaanse vrouw die het runt voor de Britse eigenaar, is een energiek dametje
die dag en nacht in de weer is voor de reizigers. Ze houdt alles piekfijn
opgeruimd en proper, doet de reservaties, doet de receptie, regelt taxis,
beantwoordt de telefoon en de deur (je moet steeds bellen voor je binnenmag),
en dit alles zowel overdag als 's nachts, want er zijn nogal wat reizigers die
's nachts van de luchthaven aankomen of gaan pintelieren zijn. We gaan wat
buitenwandelen en kunnen de zee niet zien vanwege de garua, dat is de mist die
in de winter boven de hele Peruaanse kuststrook hangt. De mist is zo dik dat de
zon er niet doorkan en dat maakt dat alles er grauw en grijs uitziet, en het op
zijn warmst 18 graden is. In Lima komt daar nog eens bij dat de smog niet
wegkan. De lucht is hier dan ook heel slecht, zelfs zo slecht dat de
kinderdokter tegen de eigenaar van het hostel gezegd had dat hij gedurende 8
maanden (zo lang blijft de mist in Lima hangen) niet mag buitenkomen met zijn
pasgeboren baby. Je ziet inderdaad dat de straatventende moeders een deken over
de gezichten van hun baby's leggen. Voor ons is dit weer een hele verandering
met de felle zon en de hitte van Centraal-Amerika. We bevriezen dan ook bijna.
Dichtbij het hostel is er een weekendmarktje met lokale gerechten, ook allerlei
zoetigheid en gebak, waar we gaan avondeten.
18
juni 2007 Lima
Na ontbeten te hebben in het hostel,
gaan we in de buurt op zoek of we geen goedkopere kamer kunnen vinden. Na wat
rondgelopen en hotels bekeken te hebben, besluiten we in het hostel te blijven.
maar dan in de slaapzaal. In de slaapzaal heb je immers per 4 of 6 een grote
propere badkamer met warm water en je krijgt lockers ter beschikking. Bovendien
komt Betty elke dag de slaapzaal en de badkamer schoonmaken en maakt ze alle
bedden op. Dit is de enige slaapzaal die we kennen, waar ze je bed komen
opmaken. In onze slaapzaal maken we kennis met Grant, een Nieuw-Zeelander, die
vanuit Cusco, waar hij een motor kocht, naar hier is gereden en nu al 3 weken
wacht op stukken die hij uit de Verenigde Staten heeft laten overkomen. De
stukken zijn al een paar weken in Lima aangekomen, maar de douane doet echt
moeilijk. Elke ochtend gaat Grant naar de douane en elke dag is er een nieuw
probleem. Daarna gaan we middageten. Hier in Peru kan je een dagmenu eten vanaf
0,75 à 2 euro tot zo duur als je wilt. Zo'n dagmenu bestaat uit een
voorgerechtje of soep, een dagschotel en een drankje. Bij sommige hoort er nog
een dessert bij. Meestal valt het heel goed mee. Ons hostel ligt in de
aangename en rustige wijk Barranco, het is een beetje een dorp in de stad.
Daarna wandelen we zo'n half uur te voet tot aan de wijk Miraflores. Hier is
het veel drukker en hier zijn ook alle grote en dure winkels. We gaan hier in
één van de vele telefoonwinkels bellen om Christine haar moeder een gelukkige
verjaardag te wensen. Ze is blij verrast en het doet ons goed haar stem te
horen. We laten hier ook de door het thuisfront ingescande en gemailde fiches
en nog een paar andere documenten uitprinten die we nodig hebben om onze
belastingsaangifte in te vullen. We gaan een paar sportwinkels binnen op zoek
naar een fietsbroek met driekwart pijpen voor Christine, maar tevergeefs. We
vinden, na veel vragen en zoeken, een winkel die Shimano-onderdelen verkoopt,
maar ook hier verkopen ze de konen niet apart, je kan enkel de hele as kopen.
We zoeken ook nog naar een flexibele bril voor Christine, maar de meeste
optiekers hebben nog niet van flexibele monturen gehoord en een paar andere
hebben slechts een heel beperkte en dure keuze. Dan gaan we ook nog op zoek
naar een reisgids van Peru, maar het blijkt moeilijk om de in februari 2007
uitgekomen Lonely Planet te vinden. Alle boekhandels verkopen slechts de vorige
editie van 2004, en één enkele zelfs nog die van 2000. We lopen wel tien
boekhandels af, tot in eentje een vrouw zegt dat ze de 2007-editie verkopen in
hun ander filiaal. Ze belt ernaar en er wordt inderdaad bevestigd dat ze hem in
de winkel hebben. Het is echter te ver en te laat om er nu nog naartoe te gaan,
en we besluiten stilletjesaan naar ons hostel terug te wandelen.
19
juni 2007 Lima
Vandaag nemen we de bus naar Miraflores
en gaan op zoek naar de Lonely Planet reisgids. In de boekhandel aangekomen,
zien we enkel de oude 2004-editie liggen. Wanneer we naar de 2007-editie
vragen, beweren ze die niet te hebben. We zeggen dat ze nochtans gisteren aan
hun collega van de andere winkel telefonisch bevestigd hadden het boek in stock
te hebben. Dan gaat het meisje even met haar baas spreken, die het boek vanuit
een op slot zijnde kast te voorschijn haalt. We zien dat er wel een stapel van
zo'n tien exemplaren klaarligt. Uiteindeijk blijkt dit boek in deze winkel dan
ook nog goedkoper te zijn dan de 2004-editie in de meeste andere winkels.
Daarna nemen we 2 bussen naar de andere kant van de stad en bezoeken er het
Museum Larco. Dit is een privé collectie van pre-Columbiaanse keramiek en goud,
gevestigd in de oude, immens grote familiewoning. Er bevindt zich hier een
enorm grote variatie van potten en beeldjes van de vroegste indianenculturen
tot en met de Incas, de laatste indianencultuur. Je kan echt goed de evolutie
in vormen en kleuren volgen doorheen de tentoonstelling. Alles is mooi
uitgestald en van uitleg voorzien. Er is ook een grote collectie juwelen
gemaakt van goud, edelstenen, gekleurde veren en schelpen. Verder bevindt er
zich nog een depot van meer dan 44.000 stukken keramiek. Al deze stukken staan
volgens soort gerangschikt achter glas in kasten met schappen die reiken van de
grond tot het plafond. Je kan er tussendoor wandelen in smalle gangen en hier
en daar is er een woordje uitleg voorzien. Indrukwekkend om zo'n massa samen te
zien. Verder is er nog de ongeëvenaarde erotische collectie, waarvoor dit
museum het meest bekend is. We brengen een paar uur door in dit museum om de
uitgebreide collectie te aanschouwen. Daarna gaan we door de avondspits met de
bus terug naar ons hostel, wat meer dan een uur duurt. Grant vertelt ons dat
hij maar niet opschiet met de dedouanering van zijn motorstukken.
20
juni 2007 Lima
Vandaag bezoeken we samen met Nate, een
Amerikaanse jongen die ondertussen ook in onze slaapzaal zit, het oude centrum
van Lima. We wandelen er
van het ene plein naar het andere
en zien de vele mooie koloniale gebouwen, al zijn vele ervan compleet zwart van de uitlaatgassen. We bezoeken het
San Francisco Klooster met zijn oude catacomben. We krijgen een rondleiding
doorheen het klooster, waar nu nog zo'n 40 monniken wonen, en zien er een zaal
vol met schilderijen van Rubens. Wanneer we de zaal uitgaan, vraagt een
jongetje van zo'n jaar of tien, dat alles zeer aandachtig volgt, aan de gids
"En zijn al deze schilderijen dan gestolen?" wat voor algemene
hilariteit zorgt. Daarna worden we
door de smalle gangen van de catacomben geleid en zien er de beenderen van wel 25.000 lijken die hier begraven
werden. Daarna bezoeken we de resten van de omwallingen van de stad en het bijhorende museum dat eigenlijk
niet veel voostelt. Nadat we ergens een dagmenu gegeten
hebben, begeven we ons naar het kleine museum dat zich bevindt in de kluis van
de Nationale Bank. Het is
indrukwekkend om de enorm dikke deur en het mechanisme van de kluis te zien.
Ook de tentoongestelde stukken zijn de moeite waard, maar zijn voor ons meer
van hetzelfde dat we gisteren al veel uitgebreider in het Larco Museum zagen.
Daarna gaan we nog naar het Museum van de Inquisitie, dat volgens ons niet de
moeite waard is. Per geluk is het gratis. Daarna
nemen we de bus terug naar Barranco. We zitten weer in de avondspits en doen er
meer dan een uur over.
21
juni 2007 Lima
Vandaag is het voor ons werkdag. Eerst
moeten wij, evenals Grant en Nate, naar een ander hotel verhuizen, want ons
hostel is volgeboekt met een grote groep die vandaag aankomt. We lopen wat rond
en vinden al vlug een kamer met eigen badkamer voor een schappelijke prijs in
een lokaal hotelletje. Verder houden we
ons vandaag bezig met de selectie
van de foto's van Panama en
zetten ze op onze website.
Verder vullen we ook nog onze belastingaangifte in, en doen
de was.
22
juni 2007 Lima
Vandaag bezoeken we het immens grote
Nationaal Museum. Eerst moeten we weer lang in de bus zitten eer we er zijn.
Lima is een heel uitgestrekte stad. Hoewel het museum een uitgebreide collectie
aan stukken heeft en er maquettes van de bekendste indianenruïnes, zoals Machu
Picchu, staan, kan het ons toch niet echt bekoren, omdat we vinden dat alles
nogal rommelig dooreen staat en je niet weet in welke volgorde je de zaken moet
bekijken. Toch lopen we er nog een paar uren rond, maar we hebben veel meer
bijgeleerd in het Larco Museum dan hier.
23
juni 2007 Lima
Vandaag keren we nog eens terug naar
het oude centrum van Lima, omdat we verleden keer enkel zaken bezocht hebben en
we vinden dat we er ook wat moeten rondlopen om de sfeer op te snuiven. We
lopen door de smalle straten en bekijken de verschillende koloniale huizen die
aan de adellijke families toebehoord hebben. In één van de mooie huizen is er
een duur restaurant dat Het Levende Water heet, opengehouden door nonnetjes. We
gaan de binnenkant bezichtigen en er staat een Mariabeeld van Banneux en er
wordt verwezen naar het "wonder" in België. Daarna wandelen we naar
Chinatown, waar we Chinees gaan eten. 's Avonds verhuizen we terug naar de
slaapzaal van het hostel.
24
juni 2007 Lima
Vandaag halen we onze bagage uit de
kast beneden in het hostel en dragen alles naar de slaapzaal boven. We hadden
die bagage hier in de kast gezet toen we naar het andere hotel moesten
verhuizen. We gaan door alle fietstassen en bespreken wat er terug naar België
kan en wat er vanuit België dient meegebracht te worden, want iemand van
Christine haar werk komt op 10 juli naar Peru op vakantie en brengt onze warme
kleren, slaapzakken en al de rest dat we laten meegeven mee. We denken er lang
over na. Het zijn moeilijke beslissingen. Het is een afwegen van nut t.o.v.
gewicht. We hebben ook niet echt een idee hoe groot hetgeen is dat we al laten
meebrengen en hoeveel plaats er ons dus nog rest. We zijn er een paar uur zoet
mee, waarna we alles weer inpakken, want we kunnen het hier uiteraard niet in
de slaapzaal laten liggen. De Britse eigenaar komt langs in het hostel en we
vragen hem over de weg die vanuit Lima oostwaarts steil de Andes ingaat, want
we zijn er nog altijd niet uit welke route we in Peru gaan fietsen. Hij zegt
dat hij er niet veel van afweet, maar dat we voor alle info bij de South
American Explorers Club terecht kunnen. We zeggen hem dat we de club wel
kennen, maar dat we de ledenprijs van zo'n 70 USD toch wel echt te hoog vinden,
gezien we op ons budget moeten letten. Hij zegt dat hijzelf wel lid is en dat
zijn beste vriend bovendien de manager van de Club is, en dat hij er wel morgen
met ons naartoe wil gaan, want vandaag, zondag, zijn ze dicht. We waren
eigenlijk van plan morgen uit Lima te vertrekken met de bus, maar besluiten nu
nog maar een dag langer te blijven.
25
juni 2007 Lima
We wachten op de eigenaar, die rond
halféén komt opdagen. Hij belt naar zijn vriend de manager en zegt dat we
kunnen langsgaan, zijn vriend Miles verwacht ons. We zijn dolgelukkig, gaan
vlug nog iets eten en haasten ons er dan naartoe. Daar aangekomen krijgen we
een rondleiding van Miles, maar als we hem om specifieke route-informatie
vragen, blijkt hij bitter weinig te weten. Hij zegt dat als we ieder 10 soles
(= 2,5 euro) betalen, we een dagtoegang tot alle informatie krijgen. Er zijn
boeken, kaarten en reisverslagen van zowel fiets- als andere reizigers. Maar
ondertussen is het al bijna half vier en we zeggen hem dat we dan op een andere
dag vanaf 's morgens zullen langskomen. Hij geeft ons nog de naam en het adres
van een Peruaanse vriend van hem die veel fietst. De vriend is de manager van
het Gran Hotel Montblanc. Na veel gebus en veel de weg vragen, vinden we het
hotel dat nogal in een verlaten straat ligt. De man is heel vriendelijk, is een
fervente fietser, maar weet ons niet veel wijzer te maken over welke route te
volgen vanuit Lima. Hij toont ons gedetailleerde kaarten van Peru op internet
en wil ze graag voor ons in kleur afdrukken aan de prijs van 2,5 soles per
pagina. Dat is helemaal geen vriendenprijsje, en we besluiten niet op zijn
aanbod in te gaan, maar ze gewoon in om het even welk internetcafé tegen een
betere prijs te laten afprinten. Verder informeren we naar de Shimano-konen en
hij zegt ons dat hij weet waar we aan de konen kunnen geraken, maar dan moeten
we wel in zijn hotel komen logeren tegen de speciale prijs van 17 USD per dag.
Ook dit is weer geen vriendenprijs, al laat hij het zo uitschijnen, want we
zagen aan de receptie het normale tarief hangen en dat was gewoon 17 USD. Ook
al is deze prijs lager dan wat we nu in de slaapzaal moeten betalen, toch
willen we niet op het aanbod ingaan, deels omdat we het een beetje chantage
vinden (hij wil ons de info enkel geven als we naar zijn hotel komen) en deels
omdat zijn hotel hier in een verloren hoek van Lima ligt. Dan zitten we hier
mooi te koekeloeren. Teleurgesteld nemen we de bus terug naar ons hostel. Een
hele dag kwijtgespeeld en niets vooruit geraakt. 's Avonds maken we de bagage
klaar die we gaan meenemen om wat sightseeing in het zuiden van Peru te gaan
doen, in een gebied waar we niet zullen doorfietsen. De rest van de bagage
verhuizen we weer naar de kast beneden.
26
juni 2007 Lima - Parracas (met de bus)
We nemen de bus naar Parracas. Omdat er
in het verleden nogal eens bussen werden overvallen, worden er hier veel
veiligheidsmaatregelen genomen. Zo moeten we ons paspoort tonen en deze
gegevens worden netjes in de computer ingebracht. De bagage wordt opengedaan en
nagekeken, en we worden afgetast met een metaaldetector. Eens we in de bus
zitten, wordt iedere passagier bovendien ook nog eens gefilmd. De bus volgt de
Panamerican zuidwaarts en we zien dat het hier allemaal woestijn is, met af en
toe een dorp. Het is een heel lelijk landschap, en de sombere mist maakt het er
echt niet vrolijker op. Als we in Parracas aankomen, zien we voor het eerst
sinds meer dan een week weer de zon. We vinden vlug een goed hotelletje.
Parracas is een klein vissersdorpje van waaruit je een uitstap kan doen naar de
Islas Ballestas. We worden al dadelijk aangesproken of we morgen meewillen met
een bootje naar de eilanden, maar we vragen ook zelf nog wat rond en besluiten
eerst wat gaan te eten in het restaurantje van ons hostel. Daar geraken we aan
de praat met Rick en Nic, een sympathiek koppel uit Engeland. Daarna boeken we,
na wat afdingen, een boottrip voor morgenvroeg en gaan dan slapen.
27 juni 2007 Parracas - Ica - Huacachina (met de bus)
's Morgens ontbijten we vlug en worden
dan met een groep andere toeristen, waaronder Rick en Nic, naar de kade gebracht.
Daar staan nog meer groepen toeristen en er worden er voortdurend nog
bijgebracht met busjes vanuit de nabijgelegen stad Pisco. Het is echter mistig
vandaag en de gids vertelt dat we zullen wachten tot de mist opklaart en dat we
ondertussen een koffie kunnen gaan drinken in één van de toeristische
restaurants op de esplanade. Na een uur vertrekken we toch eindelijk in een
bootje met zo'n 20 toeristen. We zijn nog geen twee minuten uitgevaren of we
vallen stil in volle zee. De motoren draaien
nog, maar de boot wil niet vooruit. We horen de
stuurman bezig tegen zijn helper dat er een kabel gebroken is. Maar geen nood,
hij heeft al een oplossing. Hij haalt de veter uit zijn schoen en loopt ermee
naar achter. Even later staat hij weer vooraan, en ja hoor, de boot gaat weer
vooruit. Even later varen we voorbij de "kandelaar", dat is een
geoglief in de vorm van een kandelaar die in het woestijnzand gemaakt werd door
men weet niet wie, noch waarom. Sommigen zeggen dat het verband houdt met de
Nasca-lijnen, terwijl anderen meer de theorie aanhangen dat het vroeger diende
voor schippers om zich te oriënteren. De figuur is 150 meter hoog en 50 meter
breed. Daarna varen we verder, maar vallen al vlug weer stil. Gelukkig heeft de
stuurman nog een tweede veter en even later zijn we alweer op weg. Wij kijken
al sluiks even naar de schoenen van de andere passagiers en zien dat er genoeg
veters aan boord zijn om de hele afstand te overbruggen, maar het blijkt niet
nodig, want deze veter blijkt de goede te zijn. Nu zetten we in volle vaart
koers naar de eilandengroep, die enkel uit rotsen bestaat. We varen wel een uur
langs de bogen en grotten van de eilanden en zien ondertussen pinguins,
zeeleeuwen en miljoenen vogels. Het is ongelooflijk hoeveel vogels hier bijeen
zitten. Je kan nergens kijken of het zit bomvol vogels. En de lucht is eveneens
vol vogels. Naar het schijnt leven er hier miljoenen. Er worden dan ook hoedjes
verkocht aan de kade om je te beschermen tegen wat er eventueel uit de lucht
komt gevallen, en dat is heel wat, getuige de rotsen die helemaal wit zien van
de guano, die hier vroeger werd opgehaald om als meststof te dienen, maar nu
werden vervangen door chemische meststoffen. Daarna zetten we koers terug naar
het vasteland. Op de terugtocht zien we langs alle kanten grote groepen vogels
in één lijn laag over het zeeoppervlak scheuren. Het lijkt wel spitsuur in
vogelland. Bij aankomst eten we vlug een dagmenu, en als we aan ons hotelletje
komen om onze bagage te pakken en naar onze volgende bestemming te vertrekken,
staan Rick en Nic aan het hotelletje ernaast klaar om een taxi te nemen naar de
Panamerican. We spreken af om een taxi te delen en spurten ons hotel binnen om
vlug te pakken. Even later zet de taxi ons af op de Panamerican, waar Rick en
Nic noordwaarts, naar Lima, gaan en wij verder zuidwaarts. Wij gaan dan ook
aan één kant
van de weg staan, en Rick en Nic aan
de andere, om een bus staande te houden om mee te rijden. Na nog geen 5 minuten komt er al een
bus naar onze bestemming aan. We doen teken om te stoppen en hij stopt, want
als ze vol zitten rijden ze gewoon door. We wuiven nog naar Rick en Nic aan de
overkant en springen dan op de bus. Een uurtje later stappen we uit in Ica,
waar we een taxi nemen naar Huacachina, een oase in de woestijn, 4 km verder.
Huacachina is een aangenaam dorpje rond een klein meertje. Het was vroeger een
kuuroord voor de elite, getuige hiervan zijn de statige gebouwen en de mooie
esplanade rond het meer. Nu zijn er een paar grote en kleinere hotels en
restaurants, maar het is niet echt een dorp. Alles is op het toerisme gericht.
Toch is het best gezellig, en vooral ontzettend rustig. Huacachina ligt midden
in de woestijn en is omringd door ontzettend hoge zandduinen, waarin ritten met
zandbuggies gemaakt worden. Je kan dan ook van de duinen naar beneden sandboarden,
waarna de buggie je terug naar
boven brengt.
28 juni 2007 Huacachina - Ica - Nasca (met de bus)
Na ontbeten te hebben, onderhandelen we
over de prijs voor een buggy tour in de zandduinen. We komen al snel tot een
overeenkomst met de verkoper en even later vertrekken we samen met een
Peruaanse familie die in de States woont. We moeten eerst nog allemaal een
beschermbril opzetten en dan gaat het in volle vaart en met veel motorgeronk de
duinen in. Eenmaal boven is het duinenlandschap echt prachtig. Je zit volledig
in de woestijn en ziet enkel zand en zand. We rijden een hele tijd door dit
betoverende verlaten landschap. De buggy rijdt in
volle vaart heuvel op en heuvel af. Soms gaat het
echt loodrecht naar beneden, zoals in een rollercoaster. De twee kinderen
van de Peruaanse familie kraaien het uit
van plezier. Dan
stopt de chauffeur om ons te laten sandboarden. Hij laat iedereen eerst op de
buik liggend naar beneden glijden. Daarna pikt hij ons beneden weer op en
brengt ons weer naar boven om nog eens naar beneden te gaan op de plank. Marc
waagt het al rechtstaand, terwijl Christine er zich helemaal niet aan waagt. De chauffeur rijdt ons naar nog zo'n 2 à 3 heuvels om
naar beneden te sandboarden, en dan zit de tour erop. Het
heeft zo'n anderhalf uur geduurd en we vonden het zeker de moeite. Na gegeten
te hebben, gaan we vlug de baggage ophalen aan ons hostel, nemen een taxi naar
Ica waar we op een bus naar Nasca springen. Daar aangekomen zoeken we een hotelletje
en gaan hier en daar onderhandelen over de prijs om
over de bekende Nasca-lijnen te vliegen. We vinden
al vlug een goede deal en kruipen
dan vroeg in bed.
29 juni 2007 Nasca
Als we om
8 uur willen gaan ontbijten, wordt er ons
gezegd dat we nu al naar
de lijnen kunnen als we willen,
in plaats van om 9 uur zoals voorzien
was. We stemmen in en worden samen met een
Frans koppel in een taxi naar het piepkleine luchthaventje gebracht. Hier heeft
ieder van de 9 maatschappijen zijn gebouw, eerder een barakje eigenlijk. Als we
aankomen, staat de piloot al klaar aan het vliegtuigje, een Cesna voor 3
passagiers. We mogen dadelijk instappen, samen met een Amerikaans meisje dat
naast de piloot zit, terwijl wij op de achterbank zitten. De piloot geeft ons
een plan van de route en toont de achttal figuren die we onderweg gaan zien.
Dan start hij het vliegtuig en taxiën we naar de startbaan onder begeleiding
van de controletoren. Al snel hangen we in de lucht. Er zijn overal grote ramen
en je hebt een uitstekend zicht. Machtig, zo vliegen. Na ongeveer 5 minuten
komen we aan de eerste lijnen en een paar driehoeken, daarna volgt al vlug de
eerste figuur, de walvis. Je kan de lijnen veel beter zien dan we verwacht
hadden. Daarna volgen nog allerhande figuren, zoals de hond, de astronaut, de
vogel, de aap, de spin en de condor, met een vleugelwijdte van 130 meter. De
piloot draait tweemaal rond iedere figuur, terwijl het vliegtuig zo scheef
hangt dat het zijraam nu de bodem van het vliegtuigje is. Christine, die nogal
onderhevig is aan reisziekte, moet af en toe door de voorruit naar de horizon
kijken, terwijl de piloot maar blijft aandringen om naar beneden te kijken. Het
is immers zijn taak ervoor te zorgen dat iedere passagier iedere figuur goed te
zien krijgt. Daarna vliegt de piloot door het mooie landschap in zo'n tien
minuten terug naar de luchthaven. Na een half uur zit de vlucht er spijtig
genoeg op. We zijn heel blij dat we dit gedaan hebben, en vinden de prijs van
37 USD (na afbieden) echt niet teveel. En Christine is slechts een beetje ziek,
ook dat valt mee. De volgende passagiers staan al klaar en vragen aan Christine
het onbevlekte kotszakje dat ze nog in haar handen heeft. Nadien krijgen we in
het kleine gebouwtje nog een video te zien over de lijnen, en worden dan met de
taxi terug naar het hotel gebracht, waar ons ontbijt klaar staat. Daarna gaan
we wat door het gezellige stadje Nasca kuieren, op zoek naar een paar toeristen
die met ons een taxi willen delen om naar het Chaucilla Kerkhof te gaan. Die
hebben we vlug gevonden, en we spreken een uur af later die namiddag.
Ondertussen gaan wij onderhandelen met een taxi, en nadat we gegeten en nog wat
gewandeld hebben, staan we op de afgesproken plaats en uur klaar, maar geen
toeristen noch taxi te zien. Na 5 minuten komt
dan toch de taxi, en na nog eens 5 minuten komen de andere toeristen, oef. De
taxi rijdt ons 30 kilometer ver naar het kerkhof en wacht daar tot we alles
bezichtigd hebben. Midden in de woestijn zijn er 12 graven vol goedbewaarde
mummies, die dateren van rond 1000 na Chr. Er zijn paadjes waar je op mag
lopen, maar daarrond ligt heel de woestijn nog bezaaid met stukken beenderen en
halfvergane lappen stof van kleding. Alles is hier zo goed bewaard door het
ontzettend droge klimaat. Na het bezoek brengt de taxichauffeur ons terug naar
Nasca en betalen we hem de afgesproken prijs. Wij gaan nog wat internetten en
eten, en kruipen dan in bed.
30 juni 2007 Nasca - Lima (met de bus)
Na het ontbijt nemen we de bus terug
naar Lima. Eerst is het landschap nog wat mooi, want rond Nasca zijn er bergen,
maar nadien, ongeveer vanaf Ica, rijden we weer uren door hetzelfde saaie en
lelijke landschap als de heenweg. We zien er een bepakte fietser en hebben een
beetje medelijden met hem. Dit is nu echt niet de mooiste route, en bovendien
heb je hier constant een loeiharde tegenwind als je zuidwaarts fietst. Na 6,5
uur komen we in Lima aan. We gaan niet naar het hostel, maar naar het goedkope
hotelletje waar we eerder een paar nachten doorbrachten, want daar hebben we
een eigen badkamer.
1 juli 2007 Lima - Trujillo (met de nachtbus)
Vandaag houden we ons bezig met de
voorbereiding van de transfer per nachtbus van al onze bagage en onze fietsen
naar Trujillo, in het noorden van Peru. Na
wat onderzoek hebben we besloten in het noorden van
2
juli 2007 Trujillo
's Morgens komt onze bus met meer dan
een uur vertraging aan, maar Lucho, van de Casa de Ciclistas, staat ons nog
trouw op te wachten per fiets. We hebben als beginpunt Trujillo niet enkel
gekozen omdat het een mooie stad is, maar vooral vanwege de Casa de Ciclistas.
Dat is een huis waar alle fietsreizigers gratis mogen verblijven, zolang ze
willen. En er is plaats en materiaal om aan de fiets te werken. En veel info
over de route door Peru. Bovendien kom je er veel andere fietsreizigers tegen,
want bijna iedere fietsreiziger op wiens route het ligt stopt hier. Lucho, de
eigenaar, is werkelijk gek van fietsen. Hij was vroeger wielrenner en is lange
jaren na elkaar kampioen van Peru geweest. Lucho staat ons dus nog steeds op te
wachten en helpt ons een taxi te vinden. Hij rijdt de taxi voor naar het Casa,
dat slechts 2 straten van het busstation ligt. Als we alles hebben afgezet in
het Casa, neemt Lucho ons mee naar de markt, waar we inkopen doen voor het
ontbijt. Dan gaan we naar het huis waar Lucho nu woont met zijn gezin, 500
meter verder dan het Casa. Daar zien we de rest van de familie, Aracelli, zijn
sympathieke vrouw, Angela, de dertienjarige dochter en Lance, zijn zoontje van
7 maanden. Lucho maakt papayasap en geeft ons broodjes met avocado. Mmmm,
lekker. Dan gaan we naar het Casa waar we kennis maken met het Franse koppel
Michel en Virginie die van Ecuador naar Ushuaia fietsen. Zij staan
vertrekkensklaar, want Lucho zal hen de eerste 50 kms begeleiden. We ontmoeten
er ook het Amerikaans-Zwitserse koppel Ryan en Erika, die van Ushuaia naar de
VS fietsen, maar hier wachten op een nieuwe fietskader die Koga Miyata vanuit
Nederland naar hier zal sturen, nadat Ryan zijn kader een grote barst
vertoonde, die ze ondertussen al wel hebben laten lassen om nog tot hier te
kunnen fietsen. Na afscheid genomen te hebben van Michel en Virginie die we misschien
onderweg nog zullen tegenkomen, brengen we onze spullen en fietsen naar de
kamer boven. Daarna verkennen we Trujillo, een stad vol mooie koloniale
gebouwen, maar toch oh zo druk met verkeer.
3
- 8 juli 2007 Trujillo
6
juli 2007 Trujillo - Chan Chan - Huanchaco - Trujillo 35.6 km
We blijven hier een week, terwijl we
wachten tot onze slaapzakken en warme kleren in Lima aankomen. Ondertussen
maken we voorbereidingen om de tocht door de Andes aan te vatten en informeren
we ons zoveel mogelijk over de route en bevoorrading onderweg, en Marc zet de
fietsen weer in elkaar. 's Nachts worden we regelmatig wakker van gefluit, we
kunnen niet goed uitmaken of het een man is of één of andere rare
vogel. 's Morgens vragen we het aan Lucho, het blijkt een nachtwaker te zijn
die hier heel de nacht rondfietst en op een fluitje fluit. Zolang je het
fluitje hoort, is alles ok, zegt Lucho. 't Is zo'n beetje als bij ons in de
Middeleeuwen met de man die 's nachts rondliep en het uur door de straten
schreeuwde. Of het is misschien gewoon om te horen of de nachtwaker niet in
slaap gevallen is, denken wij. Er komt nog een Nederlands fietskoppel aan,
Annalies en Jenne, die op weg zijn van Ecuador naar Ushuaia. Zij worden onze
kamergenoten. We babbelen veel met hen en met Ryan en Erika, en de tijd vliegt
voorbij. Op vrijdag maken we een uitstapje op de fiets. Het doet raar weer op
de fiets te zitten na meer dan drie weken inactiviteit. We bezoeken de Chan
Chan ruïnes. Dit zijn de overbijfselen van de grootste pre-Columbiaanse stad
en de grootste lemen stad ter wereld. Ze dateert van 1300 na Chr. en er waren
60.000 inwoners. De site is dan ook immens groot. Je kan er gewoon in rond
fietsen. Meestal is het niet meer dan een halve muur die nog recht staat of een
hoopje stenen in de woestijn, maar ze zijn volop bezig met de restauratie. Hier
en daar zie je dat ze een muur terug aan het opbouwen zijn. Enkel het best
bewaarde en reeds volledig gerestaureerde deel is afgezet. De grote tempel is
indrukwekkend, met rondom mooie inkervingen in de muren en ontzettend lange
gangen. Daarna fietsen we verder naar het kustdorpje Huanchaco. Dit is bekend
voor de smalle puntige rieten vissersbootje die ze hier nog steeds gebruiken
zoals 2000 jaar geleden. De inwoners van Huanchaco zijn de enigen die nog weten
hoe deze rieten bootjes, die slechts een paar maanden meegaan in het zoute
water, gemaakt worden. We eten hier een lekkere lunch en fietsen dan weer terug
naar Trujillo. Op zaterdag vertrekken Ryan en Erika noordwaarts, nadat Lucho
bijna 2 nachten heeft doorgewerkt om alles van de oude fietskader te demonteren
en weer op de nieuwe kader te monteren. Lucho fietst met hen mee voor de eerste
50 kms. 's Avonds op de kamer vertelt het Nederlandse koppel dat ze een mail
gekregen hebben van Eva, een Deens meisje van 21 dat ze ontmoet hebben in
Ecuador en die op haar eentje onderweg is per fiets naar Ushaia. Ze zal morgen
in de Casa toekomen, zeggen ze. Een beetje later komt Lucho binnen en vertelt
ons dat ze onderweg bijna overvallen zijn toen ze net voorbij het stadje
Paijan, 50 km noordwaarts van Trujillo, waren. Lucho had nog met een patrouille
van de politie gesproken voor het inrijden van de woestijn na Paijan, omdat die
bekend staat als een plaats waar fietsreizigers overvallen worden. Hij had hen
gevraagd een oogje in het zeil te houden. Maar nog geen 15 minuten verder
werden ze achtervolgd door een motortaxi met 4 man in. Lucho zag dat het niet
pluis was en heeft Erika en Ryan aangemaand om verder uit elkaar te rijden,
zodat het moeilijker zou worden hen alle 3 tegelijk te doen stoppen. Lucho is
achteraan gaan rijden en wanneer de overvallers in zijn buurt kwamen, heeft hij
zijn gsm genomen en luid geroepen "We worden overvallen, stuur dadelijk
een patrouille". De motortaxi is dan dadelijk gestopt en teruggedraaid.
Wat ze niet wisten, is dat Lucho geen belkrediet meer had op zijn gsm. Uit
voorzorg is hij dan maar de hele 100 km meegereden met Erika en Ryan, tot in
Pacasmayo. We vertellen aan Lucho dat er morgen een meisje zal afkomen en die
gaat ook aan dat stadje voorbijrijden. Dit is niet goed, zegt hij. Maar om haar
nog te verwittigen per mail is het te laat, het loopt al naar middernacht. We gaan allen bezorgd slapen. De
volgende dag wanneer Marc bezig is met het plaatsen van de de konen van Panama
City in zijn vooras, wordt er aan de voordeur geklopt. Marc doet de deur
open en er staat een meisje voor de
deur met bepakte fiets. Het is Eva. We laten haar binnen en verwelkomen haar.
Ze heeft slecht nieuws, ze is onderweg overvallen. Net voor het stadje Paijan
heeft de politie haar doen stoppen om haar te zeggen dat het er gevaarlijk is.
Ze hebben haar dan geëscorteerd tot in het stadje, waar ze samen met de
politie gegeten heeft. De politie heeft haar dan gevolgd tot aan de rand van
het stadje vanwaar ze alleen verder moest. Een kwartier later wordt ze gevolgd
door een motortaxi met vier jonge mannen en voor ze het weet wordt ze van de
fiets gesleurd. Terwijl ze op de grond ligt, krijgt ze enkele rake klappen van
één van de mannen, terwijl de andere drie zich bezig houden met
het inladen van de buit. Resultaat: de stuurtas, 2 voortassen en de dwarse
achtertas gestolen. Ze is haar 2 camera's, paspoort, geld, slaapzak, tent en
andere zaken kwijt. We gaan dadelijk op zoek naar Lucho, maar die blijkt op
zondagbezoek te zijn bij familie en niet bereikbaar. 's Middags gaan we met Eva
eten en tijdens het gesprek blijkt dat het voorval zich eigenlijk de dag
voordien afspeelde, de dag dat Lucho, Erika en Ryan bijna overvallen werden,
met nog geen uur verschil. 's Avonds gaan Jenne en Annalies met Eva eten in de
stad, terwijl wij 's avonds op de kamer zitten te wachten om de nachtbus te
nemen naar Lima om er onze spullen gaan op te halen. Lucho had er op
aangedrongen om ons te begeleiden naar het busstation. Wanneer Lucho en zijn
vrouw iets later binnenkomen, is het eerste wat Lucho vraagt: "Is het
meisje aangekomen?". We vertellen hem van de overval. Lucho is er erg van
aangedaan. Hij zegt "Dit had niet mogen gebeuren" en hij staat bijna
met de tranen in de ogen. Plots loopt hij naar beneden en komt terug naar boven
met een boekje. Erika had het nummer van de motortaxi onthouden en Lucho had
het opgeschreven, misschien is het dezelfde. Wanneer Eva binnenkomt, komt de
detective in Lucho naar boven. Hij moet alles weten: waar, hoeveel, wanneer,
hoe laat, ... Lucho begint te vermoeden, waar wij ook al aan dachten, dat de
politie misschien in het zaakje betrokken is. Lucho gaat er zo in op dat we hem
zeggen dat we wel alleen naar het busstation zullen gaan, want het is hoog
tijd, maar hij wil er niet van weten en hij gaat met ons mee, ook al is het
maar 2 straten verder. De Casa ligt dan wel een beetje in een vervallen buurt
vlak naast het centrum, maar we hebben er ons nog nooit onveilig gevoeld. Bij
het inchecken moeten we deze keer niet alleen ons paspoort tonen, maar ook onze
vingerafdruk nalaten, waarna we op de bus nog eens gefilmd worden. Wanneer de
bus vertrekt, wuift Lucho ons uit.
9
- 10 juli 2007 Lima
Rond 7 uur 's morgens komen we aan in
Lima, we springen op een stadsbus en rijden naar de wijk Barranco waar we een
kamer nemen in het goedkoop hotelletje en onze bagage droppen. We hebben nog
veel te doen, we moeten nog allerhande spullen gaan kopen. We moeten trouwens
ook nog fietsonderdelen voor Lucho gaan kopen en pedalen voor Jenne en
Annalies. Ja, zo even gaan shoppen neemt veel tijd in beslag in een stad zoals
Lima. De dag nadien gaan we naar het pensionnetje waar Claire en haar vriendin
verblijven, ze zijn vannacht aangekomen per vliegtuig. Zij hebben onze warme
kleren en slaapzakken bij, waarvoor wij hen ontzettend dankbaar zijn. We
brengen de voormiddag met hen door en gaan samen wat eten. Terwijl Claire en
haar vriendin in de namiddag het centrum van Lima gaan verkennen, gaan wij op
zoek naar een waterfilter en nog een paar andere spullen die we gisteren niet
vonden. Een goede waterfilter blijkt onvindbaar in Lima, dus kopen we bij de
apotheek nog maar wat reserve waterzuiveringstabletten voor noodgevallen. 's
Avonds nemen we afscheid van Claire en haar vriendin want we nemen de nachtbus
terug naar Trujillo.
11
juli 2007 Trujillo
Lucho staat 's morgens de bus al op te
wachten. Hij heeft niet stilgezeten, Eva heeft ondertussen haar paspoort
teruggekregen en één voortas. Blijkbaar zou de familie van de
dieven het hebben terugbezorgd aan de politie. Maar Lucho zegt dat ze dit enkel
gedaan hebben opdat het meisje zou vertrekken en de hele zaak zou vergeten. We
gaan naar de Casa waar alle fietsers nog liggen te slapen, want Lucho heeft
gisterenavond een feestje gegeven en het is laat geworden. Jenne en Annalies
vertrekken vandaag, ze waren aan het wachten op de pedalen die wij vanuit Lima
voor hen gingen meebrengen. We ontmoeten ook Rob, nog een Nederlandse fietser
die hier ondertussen is aangekomen. Hij komt van Ushuaia en fietst nog tot
Ecuador. We babbelen nog tot na middernacht met hem.
12
juli 2007 Trujillo (20m) - Chao (20m) 67.4 km (449 meters geklommen)
Onze eerste echte fietsdag, na meer dan
een maand. Lucho zegt dat hij ons niet kan vergezellen, want hij is druk bezig
om Eva haar zaak in de pers te krijgen, maar hij vraagt ons wel te wachten tot
hij even later terugkomt om foto's te nemen. Hij houdt immers een plakboek bij
van alle fietsers die in het Casa geweest zijn. We wachten en wachten en uiteindelijk
komt Lucho rond de middag bij het Casa aan. Na nog wat foto's en afscheid
genomen te hebben van Lucho, en eveneens Eva en Rob, rijden we de drukke ring
rond Trujillo op. Het doet raar weer op de fiets te zitten, en nu met heel wat
meer bagage dan voordien. Vanaf hier rijdt Marc ook met voortassen. Al vlug
laten we het drukke verkeer van Trujillo achter ons en zijn we op de
Panamericana, waar er zo goed als geen verkeer meer is. Het landschap is
eentonig, woestijn en nog eens woestijn. We krijgen al vrij vlug, in het dorpje
Salaverry, een klim van zo'n 5 kms lang te verwerken. Dit gepaard met een
ontzettende kopwind doet geen goed aan de beentjes, vooral Christine geraakt
bijna niet vooruit. Bovendien zijn we allebei nog steeds een beetje ziek van in
Trujillo, waar ook Lucho's beide kinderen ziek waren. We zitten allebei met een
serieuze verkoudheid. De weg blijft de hele tijd op en neer gaan, en de kopwind
blijft aanhouden. Het is hier heel verlaten en er is weinig verkeer, en
Christine is er daarom niet rouwig om dat er af en toe politiepatrouilles
staan. Tegen de avond rijden we het dorpje Chao binnen, waar we inchecken in
een zeer eenvoudig hospedaje. Christine is volledig uitgeput en ploft op het
bed, terwijl Marc de fietsen in de kamer parkeert en de bagage uitpakt. Na ons
opgefrist te hebben, gaan we vlug wat eten, doen inkopen voor morgen, lopen nog
wat rond in het stadje en kruipen dan in bed.
13
juli 2007 Chao - Chuquicara (612m) 74.2 km (806 meters geklommen)
We vertrekken rond 8 uur, na ontbeten
te hebben in onze kamer met brood, avocado en bananen, en koffie die we gemaakt
hebben met onze nieuwe spiraalkoker die we in Lima kochten. De eerste 15 kms
gaan nog over de Panam, geleidelijk klimmend de hele tijd, maar met minder
kopwind dan gisteren. Zo vroeg is er zo goed als helemaal geen verkeer. Na 15
kms komen we aan de afslag naar de private weg van een groot hydraulisch
project. De weg is dan wel privaat, maar hij mag wel gebruikt worden door
fietsers. De bewaker vraagt van welk land we zijn en waar we naartoe gaan. Hij
vertelt ons ook dat er gisteren 2 Nederlandse en 2 Zwitserse fietsers zijn
doorgekomen. Dan doet hij de slagboom open en laat ons door. De weg is
onverhard en gaat langzaam omhoog. Vanaf hier begint onze klim de Andes in. Het
landschap is heel dor, maar na een paar tientallen kilometers komen we aan de
vallei van de Santa-rivier, waar er een heel eenvoudig dorpje van een paar
lemen huisjes staat. De mensen zeggen vriendelijk dag als we erdoor fietsen. We
zetten onze weg langs de rivier verder. Het gaat de hele tijd op en neer, maar
we klimmen toch meer dan we dalen, en de bergen rond ons worden hoger en hoger
in de smalle vallei. Het landschap is heel mooi, maar wel heel dor en verlaten.
Na 50 km op de private weg komen we aan een bewaker die voor ons de poort naar
de brug over de rivier opendoet, na eerst geprobeerd te hebben geld van ons te
vragen. We rijden de brug over en komen nu op de geasfalteerde weg die we al de
hele tijd langs de andere kant van de rivier hebben zien lopen. Hij liep veel
vlakker dan de onze, maar het zou wel een serieuze omweg geweest zijn om de
geasfalteerde weg te nemen. Vanaf hier bolt het heel vlot en met rugwind, en na
8 kms staan we in het piepkleine dorpje Chuquicara, dat op 612 meter hoogte ligt.
Het dorpje bestaat uit een paar lemen huisjes met restaurants en winkeltjes, en
een benzinestation dat een paar heel eenvoudige kamers verhuurt. Eigenlijk zijn
het gewoon schuurtjes, waar een bed in staat. Met keiharde matrassen met stro
gevuld. We rijden onze fietsen de kamer binnen en gaan dan eten in het
restaurant ernaast, waar men ons weet te vertellen dat er hier gisteren 2
Nederlanders en 2 Zwitsers waren. We hangen nog wat rond in het dorp, doen
inkopen voor morgen en kruipen dan vroeg in bed. In het midden van de nacht
worden we nog wakker van geritsel, er blijken ratten in de kamer te zitten.
Marc staat op en gaat onze voorraad eten op de fietsen leggen, in de hoop dat
de ratten er dan niet aan kunnen.
14
juli 2007 Chuquicara - Yuramarca (1494m) 56.6 km (945 meters geklommen)
We ontbijten in het restaurant naast
het benzinestation. Het enige dat ze momenteel hebben is ei met zoutkoekjes,
want de rijst is nog niet gaar. Dus eten we dat maar, we willen niet teveel
tijd verliezen. Het ei smaakt ontzettend vettig en zout. We kopen nog een
voorraad water en slaan dan de onverharde weg richting Huaraz in. Deze weg is
wel heel erg slecht, vol grote losse stenen. We hotsen en botsen over de weg,
terwijl de weg langzaam stijgt. Het is heel vermoeiend, vooral voor Christine.
We stoppen dan ook om iets te drinken als we na 14 kms een klein restaurantje
tegenkomen. Het is hier nog altijd heel verlaten, net als gisteren. Toch komen
we na 18 kms alweer een restaurantje tegen waar we ook stoppen. De weg wordt er
echt niet beter op en het gaat moeizaam vooruit. Het is ook ontzettend heet, op
de middag meten we 38 graden op Christine haar fietscomputer. Het landschap is
echter heel mooi, hoge bergen, en diep beneden de rivier. En rustig fietsen is
het zeker. Om het uur komt er een auto of een volle bus voorbij en dan moeten
we soms langs de kant gaan staan omdat de weg zo smal is. Het is soms wel
moeilijk om te genieten van het landschap, je moet constant kijken waar je
rijdt, geen meter zonder stenen of kuilen. Christine komt echt maar met moeite
vooruit. Onze conditie is niet optimaal na zo'n fietsloos maandje en bovendien
zijn we nog wat ziekjes. Christine draagt een nieuwe fietsbroek, wat blijkbaar
niet zo'n goed idee is op deze weg, getuige daarvan de blaren op haar gat.
Onderweg komen we een nog werkende mijn tegen, de mijnwerkers die we
voorbijrijden zijn zo zwart als roet en groeten ons vriendelijk terug. We
rijden ook door een paar tunnels die door de rotswand gehouwen zijn, maar
gelukkig zijn ze niet al te lang zodat er nog wat zonlicht binnen schijnt. In
de namiddag lijkt de wind altijd in kracht toe te nemen en dat helpt, want hij
blaast ons in de rug. We krijgen voor de eerste maal een witte bergtop te zien.
Christine is doodop, maar het is ofwel ons tent opzetten ofwel doorbijten en
nog juist voor zonsondergang in Yuramarca aankomen waar er slaapplaats zou
zijn. Als we Yuramarca naderen, krijgen we nog een klim van 280 hoogtemeters in
5 kms te verwerken en het wegdek is hier nog slechter. In de haarspeldbochten
raast de wind zo erg dat Christine gewoon van de weg geblazen wordt en elke
bocht te voet moet doen, waarna het moeilijk terug opstappen is op dit slechte
wegdek. Uiteindelijk komen we aan de eerste huizen van het piepkleine dorpje
Yuramarca en we vragen aan een paar lokale mensen of er in dit dorp iets voor
het slapen is. Ze vragen vanwaar we vandaag komen, en zeggen ons dat het met de
bus 2 uur duurt voor die rit. Dat zegt veel over de staat van de weg, d.w.z dat
de bus hier gemiddeld 28 km per uur rijdt. Na ongeveer een km komen we in het
centrum. We worden eerst naar een krot van een huis gestuurd waar 'hotel' boven
staat. Christine gaat kijken en het is zeer pover en vuil, het kost ook maar 4
soles (dat is 1 euro), maar het is echt niet om aan te zien. Terwijl Christine
binnen is met de mevrouw van het hotel, zeggen de buren tegen Marc dat er aan
de overkant een hospedaje is dat beter is. Christine gaat ook daar eens kijken,
terwijl Marc op de fietsen past. Een lege kamer met twee doorgezakte bedden met
vuile lakens en een kraantje (op kniehoogte) om ons te wassen. Buiten is er een
gat boven een beerput waar de geur niet te harden is. De prijs is het dubbel,
maar hiervoor krijg je dan ook dubbel zoveel. We gaan wat eten in het
plaatselijke restaurant en dat valt best mee. We zijn de enige klanten en eten
het enige wat er is, een menu van 3,5 soles (doe maal 10 en dan heb je oude
Belgische franken). Een soep met de
gebruikelijke kippenpoot er in, rijst, een stuk aardappel, een klein stukje
kip, en een thee. Wanneer we terug naar de kamer gaan, proberen we de Cruz del
Sur, het Zuiderkruis, in de sterrenhemel te vinden.
15
juli 2007 Yuramarca - Caraz (2270m) 52.7 km (1096 meters geklommen)
's Morgens worden we wakker in het
stille en vriendelijke dorpje en we eten ontbijt in hetzelfde restaurantje van
gisteren. Als Marc daarna de fietsen naar beneden draagt, ziet hij dat de
voorband van Christine plat is. Als
hij gerepareerd is, vertrekken we. De weg is hier ietsjes beter, al is
hij nog steeds rotslecht. Hij gaat gedurende 13 kms op en soms een beetje neer
tot we in het dorpje Huallanca aankomen. Dit is het eerste grotere dorpje dat
we tegenkomen sinds we de Panam verlieten. Het is hier best gezellig, er zijn
een paar hospedajes en restaurants die er goed te doen uitzien, maar het is nog
geen 10 uur, dus nog wat vroeg om te eten. Na wat gedronken te hebben en veel
tijd verloren te hebben met naar brood te zoeken (het is zondag en de bakker is
dicht), gaan we weer op weg. We hebben nog 10 km slechte weg voor de boeg,
waarvan de eerste kilometers zigzaggend klimmend, en we meten alweer 35 graden. Na de klim kom je aan een eerste
tunnel die de Canyon del Pato inleidt. Dit is een smalle canyon met 40
opeenvolgende tunnels. De weg loopt nu hoog boven de rivier met aan beide
kanten steile hoge rotswanden. De meeste tunnels zijn kort, maar sommige lang
en donker. Het is soms wel moeilijk, die lange donkere. We zetten dan het licht
aan van de fiets en zetten ons hoofdlampje op, maar toch blijft het moeilijk om
een steek te zien. De weg is smal en vol stenen en je botst van hier naar daar.
Wanneer we in één van de langere tunnels zijn, horen we een wagen
aankomen. We moeten ons beiden tegen de muur plakken om de wagen door te laten.
De weg is zo smal dat maar op bepaalde plaatsen wagens elkaar kunnen kruisen.
De canyon heeft wel iets speciaals. Na de laatste tunnel duurt het niet lang
voor we terug op het asfalt rijden. We rijden een andere wereld binnen, de
canyon opent zich naar een groene vallei, de Callejon de Huaylas. Na enkele
kilometers komen we een paar gebouwen tegen waar een garde staat. We stoppen er
en diepen onze voorraadzak uit. We vinden nog koekjes en een overrijpe avocado,
dat wordt ons middagmaal. De garde weet ons te vertellen dat het nog 5 km is naar
Caraz, 15 minuten per fiets. We knikken beiden en zeggen 'si, si', maar weten
dat het in werkelijkheid nog 25 km is en dat we nog ongeveer 700 meter moeten
klimmen. De goed geasfalteerde weg loopt nu door de groene vallei en langzaam
stijgen we in hoogte met uitzonderlijk een kleine afdaling. Aan onze
linkerzijde worden we vergezeld door de Cordillera Blanca, een bergketen met
eeuwig besneeuwde toppen, en aan de rechterzijde de impressionante Cordillera
Negra. Enkele kilometeres voor
Caraz moeten we in een korte klim nog eens 200 meter de hoogte in en juist hier
laat het asfalt het weeral afweten. De mensen onderweg zijn vriendelijk en
groeten ons, hier en daar roept er iemand gringo, maar niet slecht bedoeld.
Voor hun is iedere blanke een gringo. Maar eigenlijk is een gringo een
Noord-Amerikaan. Het zou komen uit de tijd dat Amerikaanse troepen in groene
uniformen Mexico bezetten. De lokalen waren daar niet mee opgezet en riepen dan
"green, go home" of "green, go", althans dit is één
van de verklaringen. In Centraal-Amerika maken ze soms het onderscheid tussen
Amerikanen en Europeanen, hier dus niet. Net voor zonsondergang rijden we Caraz
binnen. Het is een leuk klein dorpje met ongeveer 11.000 inwoners. We vinden
een leuk en proper hotelletje voor 30 soles.
16
juli 2007 Caraz
Vandaag blijven we een dagje in Caraz,
want we vrezen dat Huaraz, dat 70 km verder ligt, een beetje te druk is. We
gaan naar een internetcafé om eindelijk het laatste verslag van Panama
op de website te zetten en wat orde te maken op onze geheugenkaartjes, want we hebben veel foto's genomen in
de canyon. We hebben een mailtje gekregen van Eva, ze zou gisteren op de lokale
tv verschenen zijn en er is ook een artikel in de krant gepubliceerd met het
verhaal van de overval. Al dadelijk heeft ze een paar van haar spullen
teruggekregen. De familie van de dieven had een deel teruggebracht naar de
politie in de hoop dat ze het hier bij zou laten. Dat kan je je bij ons toch
niet indenken, dat de familie van de dief beetje bij beetje de spullen aan de
politie teruggeeft in de hoop dat je zegt: ok, nu is het genoeg. Ze weten ook
dat een toerist niet eeuwig blijft wachten op z'n spullen. Maar hier hebben ze
een probleem, Eva is onderweg voor één jaar en heeft de tijd, en
ze heeft een pitbull als Lucho aan haar zijde die niet loslaat en onvermoeid
doorgaat. Caraz heeft een fijn en mooi verzorgd pleintje in het centrum met
palmbomen en bankjes. De mensen genieten lekker in de zon op een bankje, met
als mooi decor een zicht op de besneeuwde top van de berg Alpamayo, 5.947 meter
hoog, indrukwekkend. De berg is ook gekend van "Paramount Pictures",
een filmstudio in Amerika, je weet wel, die berg die je ziet bij het begin van
een film. We hadden hier al veel toeristen verwacht, want het is hier nu hoogseizoen,
maar we kunnen ze op één hand tellen. Er lopen hier veel mensen
rond in lokale klederdracht en er is een gezellig marktje waar je kunt
rondkuieren. 's Avonds zijn er nog festiviteiten in het dorpje, het is ons niet
echt duidelijk voor welke gelegenheid. Een soort van praalwagens met prinsessen
rijden door de straten, gevolgd of voorafgegaan door dansende mensen, verkleed
of in lokale klederdracht.
17
juli 2007 Caraz - Huaraz (3091m) 70.0 km + 6.2 km in Huaraz (1104 meters
geklommen)
Met spijt vertrekken we uit Caraz, een
echt leuk stadje waar je kunt relaxen. Vandaag rijden we naar Huaraz dat zo'n
70 km verder ligt en dat het mekka zou zijn voor iedereen die zich met
bergsport bezighoudt. Bijna alle toeristen die in de Cordillera Blanca een
trekking gaan doen vertrekken vanuit Huaraz. De rit naar Huaraz is wondermooi,
vooral de besneeuwde toppen zijn indrukwekkend. Onderweg niets anders dan
vriendelijke mensen. De vallei is groen en er is hier één en al
landbouw. De mensen zijn hier echt fotogeniek, maar toch houden we ons een
beetje in. Wat zouden wij denken als er bij ons een paar fietsers in de straat
voorbijreden en foto's van ons proberen te maken. Maar hier en daar lijken toch
mensen gevleid door onze aandacht,
anderen verstoppen zich dadelijk en dan laten we het ook zo. Foto's zijn altijd
maar een indruk van een land, voor de mooiste momenten en de mooiste beelden
ben je toch bijna altijd te laat. Je zou bijna een camera in je ogen moeten
hebben en daarna die mooie momenten er kunnen uitnemen. Ongeveer halfweg
stoppen we in het dorpje Carhuaz. Dit zou het mooiste plein moeten hebben van
de vallei, maar geef ons maar dat van Caraz. We eten een menu in een restaurant
en verwerken daarna de laatste helft naar Huaraz. Huaraz is zoals we dachten
druk en onaangenaam. We hebben al een beetje spijt dat we uit Caraz vertrokken
zijn, maar we zijn verplicht hier even te blijven, het is noodzakelijk dat we
wennen aan de hoogte. We vinden met moeite een hotelletje omdat veel van de
hotelletjes vol zijn wegens festiviteiten. Na een uurtje zoeken, vinden we een
soort bunker zonder ramen, maar we kunnen onze fietsen er zo binnen rijden. We
snappen nog altijd niet wat de toeristen in Huaraz zien, behalve dat het een
startplaats is voor trekkings. Misschien trekken de vele westers
georiënteerde bars en pizzeria's hen aan. We haasten ons naar onze
afspraak met Jenne en Annalies (het Nederlandse fietskoppel) die hier al 2
dagen zijn. We gaan samen iets eten en praten wat over de tocht door de canyon
en het vervolg van de reis. Morgen vertrekken ze voor een trekking van 4 dagen.
We hadden gedacht om misschien ook een trekking te doen, maar het is vrij duur
en het is naar onze zin een beetje te veel georganiseerd en we zullen zowiezo
nog mooie dingen zien, dat hopen we toch.
18
- 19 juli 2007 Huaraz
Het eerste dat we vandaag doen is een
ander hotelleltje zoeken. Het duurt niet lang voor we iets gevonden hebben. Ze
hebben een gezellige binnentuin waar het rustig is. De eigenares en haar moeder
zijn supervriendelijk en de kamers zijn proper, wat wil je nog meer. Vandaag
doen we niet al te veel want we hebben allebei een beetje hoofdpijn,
waarschijnlijk van de hoogte, we zitten hier namelijk al op meer dan 3.000
meter. En het is noodzakelijk om te acclimatiseren op deze hoogte. Ondertussen
hebben we nog een mailtje gekregen van Eva, ze heeft nog meer van haar spullen
teruggekregen en de belofte dat de rest zal volgen. En waarschijnlijk zal ze de
tocht naar hier per fiets ondernemen. We hebben haar dan maar een
gedetailleerde uitleg doorgestuurd over de route. Voor de rest houden we ons
bezig met het op CD zetten van onze foto's en het voorbereiden van de rest van
de reis, want in deze stad is nog veel te verkrijgen. Het idee van een
eventuele trekking hebben we nu helemaal laten varen, want iedere namiddag
verschijnen er donkere wolken in de bergen en ontstaat er een klein onweer, en
het regent zelfs 30 minuten in de avond. Normaal regent het hier nooit in deze
periode, want hier in de bergen is het nu zomer. Maar ja, het weer slaat overal
wat door in de wereld.
20
juli 2007 Huaraz - Catac (3600m) 37.9 km (566 meters geklommen)
Vandaag gaan we maar een korte rit
maken en daarom kunnen we wat later vertrekken. We gaan eerst op ons gemak
ontbijten en daarna gaan we nog naar de post om CDs met fotos op te sturen naar
huis. We nemen afscheid van de vriendelijke mevrouw van ons hotel waarvan we
ieder nog een kus krijgen voor het vertrek. Een laatste zwaai en wijle weg. De
weg gaat nog steeds langzaam omhoog met hier en daar een kleine afdaling. Iets
over halfweg stoppen we aan het kleine dorpje Recuay en eten er een lekkere
forel met friet voor 5 sol. Marc slaat een praatje met een man uit het dorp.
Hij toont een bergtop zonder sneeuw en zegt dat die een paar jaar geleden nog
helemaal wit zag. Dit komt door de milieuvervuiling, zegt hij, teveel wagens.
We zetten onze weg voort richting Catac, maar er zit ons een onweer op de
hielen. Op deze hoogte is het best warm overdag, maar als de zon weg is, wordt
het dadelijk bar koud. In het dorpje zijn drie hotelletjes, één
ervan valt nog best mee, we duiken dadelijk onder de dekens om ons op te
warmen. Door het raam zien we dat het ondertussen is beginnen te regenen en
even later valt de eerste donderslag. Neen, verwarming zijn we hier nog nergens
tegengekomen in de bergen. De temperatuur in de kamer is 16 graden. Eens we het
wat warmer hebben, gaan we op zoek naar eten en drank voor onze trip van morgen
en overmorgen. We willen een weg nemen die door een natuurpark loopt en we
denken er twee dagen over te doen voor we weer in de bewoonde wereld zijn. Het
is eigenlijk een kortere weg om naar de stad Huanuco te gaan. Er is ook een
langere geasfalteerde weg die rondom gaat. Het dorpje is een beetje saai, en de
mensen een beetje raar. Het lijkt wel zo'n inteeltdorpje, behalve de eigenares
van het hotel, die wel de enige normale in het hele dorp blijkt te zijn. We
vragen om hoe laat we buiten kunnen want we zijn van plan om vroeg te
vertrekken. Om 5 uur, zegt ze. We vragen haar of zij geen ontbijt voor ons kan
maken, en dat blijkt geen probleem te zijn. We moeten namelijk via die
onverharde weg door dat natuurpark een pas van rond de 4.800 meter oversteken
en omdat Christine haar gemiddelde snelheid nogal laag ligt, vooral bij het
klimmen, willen we er zo vroeg mogelijk aan beginnen.
21
juli 2007 Catac - Conococha (4113m) 50 km + 14.5 km op weg naar Pasto Ruri en
terug (850 meters geklommen)
Om 5u30 gaan we ontbijten bij de mevrouw van het hotel, maar uiteindelijk
wordt het toch nog 6u45 voor we daadwerkelijk vertrekken. Er is een ijskoude
snijdende wind uit het zuiden en het is slechts 3 graden. De mevrouw zegt dat
het weer al 2 dagen raar doet en het zal zo nog 2 dagen blijven volgens de
voorspellingen. Langzaam stijgt de weg, en na ongeveer 7 km slaan we de
onverharde weg in. De weg ligt er nogal slecht bij en stijgt licht. We zijn nog
geen 2 km ver of Christine klaagt al over felle pijn in de rechterschouder. Ze
had er de vorige dagen al een beetje last van, maar niet echt ongewoon
aangezien ze deze pijn regelmatig heeft. Het komt nog van een oude kwetsuur.
Ook in Honduras op de onverharde wegen had ze er last van, maar door de heel
warme temperaturen daar is het snel weer overgegaan eens we weer op asfalt
reden. Na een kleine massage van Marc lijkt het iets beter te gaan en we
besluiten om toch door te gaan. Drie km verder moet Christine alweer stoppen en
staat bijna met tranen in de ogen van de pijn. En nog een km verder moet ze
alweer stoppen. We besluiten dat het zo niet verder kan, maar wat is het
alternatief? We zouden eventueel een wagen kunnen doen stoppen, die hier zo om
de 30 minuten voorbijkomen. Maar die gaan meestal maar halfweg, tot aan een
gletsjer. We kijken nog eens op de kaart en bekijken de geasfalteerde weg, die
eigenlijk een omweg is om naar Huanuco te gaan, de plaats waar we heen willen.
We besluiten om terug te keren, draaien om en rijden langzaam terug naar
beneden op de slechte onverharde weg. We gaan eens proberen of de asfalt voor
Christine wel te verduren is. Alhoewel ze nog steeds pijn heeft, maar wel veel
minder, besluiten we door te gaan. Deze weg is meer verlaten dan we dachten, er
komt maar af en toe een bus voorbij richting Lima en soms een wagen. Het
landschap is groen en langs onze linkerzijde duiken nog mooie besneeuwde
bergtoppen op. Doordat we nog steeds aan het klimmen zijn, blijven we een mooi
zicht behouden op de besneeuwde toppen waar we de laatste dagen hebben
langsgefietst, een prachtig zicht. Maar ondertussen zijn er weer onweerswolken
opgedoken en na een tijdje voelen we druppels vallen. We besluiten niet te
stoppen, want vlak voor ons is het zonnig en we hebben de indruk dat het onweer
naar de kant trekt vanwaar we komen, temeer daar we felle kopwind hebben. De
onweerswolken blijven echter pal boven ons hangen, hoezeer we ook trappen om
toch maar in het zonnige gedeelte dat we voor ons zien, te geraken.
Uiteindelijk worden we maar een beetje nat, maar het is wel bar koud, 9 graden.
Wanneer we het dorpje Conococha naderen, dat op het kruispunt Lima - Huanuco ligt,
krijgen we een mooi zicht op het meer waar de Santa-rivier ontspringt, Dat is
de rivier die we al sinds van bijna aan de kust aan het volgen zijn. Het dorpje
Conococha stelt niet veel voor, niet meer dan een paar lemen huizen op een
lijn. Bijna allemaal winkeltjes of restaurantjes en bijna allen verkopen ze de
bekende kaas uit Chuquian, een groter dorp wat verder. De meeste zijn beide
tegelijk en sommige verkopen bovenop nog benzine, alhoewel ze geen benzinepomp
hebben. We kijken eens rond en er zijn 3 plaatsen die kamers verhuren. Eentje
is vol en de andere 2 zijn verschrikkelijk vuil en bovendien vragen ze 10 sol
de man, en de toiletten zijn "al aire libre", waarmee ze bedoelen dat
je buiten op de heuvel maar ergens een plaatsje moet zoeken. Neen, 20 sol
betalen om in een klein hokje te slapen met vervallen lemen muren, een aarden
vloer, een golfplatendak en een vuil doorgezakt bed is veel te veel. We vragen
aan een restaurant of ze geen plaats hebben voor onze tent. Ze hebben wel een
plaatsje, zegt de jongen, maar de vloer is wat nat. Inderdaad, er is een
plaatsje dat uitgeeft op het restaurant, maar min of meer apart is. De aarden
vloer is er heel hobbelig en nat, de helft ervan staat zelfs vol mos. Als we
hem vragen hoeveel hij ons ervoor zou aanrekenen, zegt hij: "Ik reken daar
niets voor aan, maar als je wil, mag je altijd iets uit vrije wil geven".
We zetten onze tent op onder het toeziend oog van de jongen en zijn neefje van
9 jaar, en doen dan in de tent onze bezwete fietskleren uit en droge kleren
aan. Daarna zetten we ons aan een tafel in het restaurant en bestellen thee,
terwijl we naar de bedrijvigheid op straat kijken, want hoewel het voor ons
gevoel ijskoud is, staat hier de deur open, ten teken dat het restaurant open
is. Zo zitten we daar maar, terwijl er af en toe een klant kaas komt kopen. Na
een tijdje beginnen we te rillen van de kou. Als we vragen waar het toilet is,
zegt de jongen dat niemand in het dorp een toilet heeft en dat je gewoon kan
gaan waar je wil. Als het tijd wordt om te avondeten, bestellen we bij de
jongen forel met frieten, maar hij vindt het blijkbaar nog wat vroeg om eten te
maken en zegt dat hij er "straks" zal aan beginnen. Na nog een uur
rillen, vragen we nog eens wanneer we kunnen eten, en hij zegt dat hij er
dadelijk zal aan beginnen, wat hij uiteindelijk doet na een half uur. Als het
zo goed als donker is, krijgen we eindelijk ons eten op ons bord. Gelukkig is
ondertussen zijn zus aangekomen met twee petroleumlampen, eentje voor buiten
zodat de passanten zien dat ze nog open zijn, en eentje voor binnen. In heel
het dorp is er immers geen elektriciteit. Zo'n warme maaltijd doet goed, en we
drinken er nog een warme thee bij. Na het eten toont Marc aan Brian, het
neefje, en Nathaly, het dochtertje dat de zus meebracht, hoe ze een hoedje,
bootje, vliegertje en bekertje kunnen vouwen van papier. De kinderen hebben dat
nog nooit gezien en zijn door het dolle heen. Ze kunnen niet meer stoppen met
vouwen. Rond 8 uur kruipen wij, nog steeds rillend, onze tent in. In onze warme
slaapzakken houdt het rillen eindelijk op, al voelen we de hele nacht de koude
van de natte vloer door onze dunne matrasjes. Christine heeft ook ontzettende
pijn aan de volkomen van de kou versteven schouders, en doet daardoor bijna
geen oog dicht.
22
juli 2007 Conococha - Pachapaqui (4007m) 40.1 km (600 meters geklommen)
Om 6 uur worden we beiden wakker als
zombies. We hebben slecht geslapen, hebben koud en ontzettende hoofdpijn,
waarschijnlijk door de hoogte, en Christine's schouders zijn nog steeds stijf
en doen nog ontzettende pijn. We voelen ons niet in staat om te fietsen, maar
nog een dag zitten rillen op deze ijskoude plek trekt ons ook niet aan. We
nemen pijnstillers en terwijl Marc al begint in te pakken, slaapt Christine nog
een uurtje verder, want er hangt ook een ontzettend dichte mist in het dal. De
weg die we moeten volgen duikt hier zo'n 100 meter naar beneden en daar is het
één en al wolk. Het is wel een prachtig zicht met de opkomende
zon. Het heeft goed gevroren deze nacht, want alles ziet nog een beetje
wit. Het was zeker een foto waard,
maar we vergeten er één te nemen. Misschien waren we overweldigd
door de schoonheid, ofwel was het de hoofdpijn? Neen, het zou zonde zijn om in
dit mooie landschap in de mist te gaan fietsen. Zodra de zon doorbreekt, gaan
we buiten wat in de zon staan opwarmen en genieten van het zicht van de
wegtrekkende mist boven het meer. Terwijl we daar zo staan, komt er ineens een
bepakte fietser aangereden. We spreken hem aan. Het is Peter uit Duitsland, die
voor 4 weken in Peru komt rondfietsen. Hij heeft hier 4 kms vandaan zijn tent
opgezet en zegt dat het ijskoud was deze nacht. Hij laat ons de wonde in zijn
kuit zien, van een hondenbeet. Wij worden ook regelmatig achternagezeten door
honden, maar wij stoppen altijd dadelijk, en voor sommige honden is dat al
genoeg om gaan te lopen, bij anderen roepen we luid "Terug, je kot
in" en bij de agressiefste gooien we stenen. De Dazzer gebruiken we zelfs
niet. We vinden deze honden maar mietjes in vergelijking met de Kangal-honden
van Zuidoost-Turkije. Maar blijkbaar, als je niet stopt, maar gewoon verder
fietst, zoals Peter gedaan heeft, dan bijten ze toch. Hopelijk blijven wij
daarvan gespaard, want zijn wonde ziet er echt niet appetijtelijk uit. Maar hij
toont ons zijn nieuwe afweermechanisme. Hij haalt uit een fietstas een
spuitbusje (WD-40) en een aansteker. De lokale mensen staan met open mond te
gapen als hij het in het midden van de straat zijn vlammenwerper demonstreert.
Rare jongens, die fietsende gringo's, zullen ze denken en we vertellen hen vlug
dat het voor honden is. Na afscheid genomen te hebben, bestellen we ontbijt.
Daarna voelen we ons toch wat opgekikkerd en besluiten we eraan te beginnen. We
nemen afscheid van de jongen en zijn zus en geven hen iets voor hun hulp. Eerst
dalen we gedurende 2 kms zo'n 150 meter lager. Daarna beginnen we geleidelijk
aan te klimmen, en met de zon op onze rug, krijgen we het al vlug warm. Er is
hier heel weinig verkeer op deze perfect geasfalteerde weg. Hier liggen een
paar besneeuwde toppen op onze linkerzijde, ze lijken maar op wandelafstand.
Verder op de klim maakt Marc een praatje met een herder. Marc zegt hem dat het
hier heel mooi is, waarop de herder antwoordt "ja, min of meer",
waarna hij in de lach schiet. De laatste kilometers naar de pas zijn onzettend
mooi met de weg die omhoog loopt en aan de horizon, maar toch bijna om te
grijpen, een keten van hagelwitte bergtoppen. Zonder al te veel moeite, maar
toch een beetje in ademnood, bereiken we na 14 kms de top van een 4.295 meter
hoge pas, waarna een echt wondermooie afdaling volgt. Aan deze kant is de berg
heel groen en vruchtbaar, en zien we veel velden en boerderijen. We komen ook
geregeld herders met hun kudde tegen. Na 16 kms en heel veel stoppen om foto's
te nemen, staan we beneden. Daar piknikken we, waarna de weg weer geleidelijk
begint te klimmen. Er komen ons nog 2 convooien voorbij van 4 of 5 vrachtwagens
van de Antamina-mijn, waarvoor deze weg speciaal werd aangelegd. Na 8 kms
bergop komen we aan het kleine dorpje Pachapaqui. We denken nog even om toch
nog verder te rijden, maar ondertussen staan er al terug donkere wolken aan de
hemel. De lokale mensen zeggen dat we beter hier blijven, want het is nu koud
en mistig aan de top. Het is beter om morgenvroeg te gaan en gelijk hebben ze,
want we willen toch iets van het landschap zien. Een oud vrouwtje verhuurt ons
een kamertje voor 5 soles. Het is heel eenvoudig, eigenlijk niet meer dan een
stalletje met 2 bedjes met ieder 5 bestofte dekens, zonder lakens. Maar er is
licht, een stopcontact en een betonnen vloertje, we gaan er op vooruit, hoewel
ook hier de "baño al aire libre" is. We besluiten zelf te
koken en Marc gaat op zoek naar water. De lokale mensen sturen hem hoog de berg
op, naar een bron. Het water dat hier beneden stroomt, is enkel goed om te
wassen, zeggen ze. Daarna kookt Marc spaghetti in ons kamertje. We doen er wat
tomatensaus en tonijn bij. Mmmm, dat smaakt, een aangename afwisseling na
altijd maar rijst of vettige frieten. Achteraf warmen we nog wat water met onze
elektrische spiraalwaterkoker en drinken we thee en eten chocoladekoekjes. Na
ieder nog eens naar de baño al aire libre gegaan te zijn, kruipen we
vroeg in onze warme slaapzakken.
23
juli 2007 Pachapaqui - Huallanca (3536m) 49.9 km (689 meters geklommen)
We staan vroeg op. Christine heeft nog
een beetje hoofdpijn, waarschijnlijk nog steeds van de hoogte. We eten brood
met avocado van het winkeltje hiernaast. We maken ook koffie met onze
waterkoker. Na ons warm ingeduffeld te hebben en na afscheid genomen te hebben van het
vriendelijke oude vrouwtje, zijn we op weg. We zetten de klim verder die we
gisteren begonnen. Het uitzicht is ontzettend mooi en het is hier ontzettend
rustig. Terwijl we klimmen, voelen we goed dat de lucht hier ijler is, maar
toch vorderen we langzaam maar zeker. Tijdens het klimmen, doen we
één na één onze warme kleren uit, want eens de zon
er is, wordt het hier warm, en soms zelfs heel warm. Het is alleen koud wanneer
de zon weg is, maar de laatste dagen, met die onweders, verdween de zon al
vroeg in de namiddag achter de wolken. De camionchauffeurs die ons
voorbijsteken, groeten ons stuk voor stuk zeer vriendelijk, en sommigen doen
zelfs teken of we geen water nodig hebben. Op het einde wordt de weg wat
steiler en worden we toch wat kortademig. Hier is er echt veel minder zuursof
in de lucht. Na 22 kms klimmen, staan we boven op de pas Abra Yanashallah op
4.700 meter. Hier duffelen we ons opnieuw warm in, want nu volgt er een lange
afdaling. Na de nodige foto's op de top, beginnen we af te dalen. Nu steken wij
de vrachtwagens voorbij. Per geluk is de weg heel goed, want sommige stukken
gaan steil naar beneden. We dalen van de besneeuwde zwarte rotsen terug naar de
bruine bergen, en naarmate we dalen, duiken er ook weer bomen op. Goed dat we
ons compleet ingepakt hebben, want de wind in de afdaling is echt heel koud.
Onderweg maken we nog een paar foto-stops. Meestal zie je een mooi beeld, maar
tegen dat je gestopt bent, ben je al snel enkele tientallen meters verder. Na meer
dan een uur en 30 kms komen we beneden in het dorpje Huallanca. We vinden vlug
een goede kamer en de warme douche is echt heel welkom.
24
juli 2007 Huallanca
We houden hier een rustdag, want het is
een heel gezellig dorpje met vriendelijke mensen. Bovendien zijn Christine haar
schouders nog steeds stijf, en heeft ze nu vooral last van de linkse schouder,
wat ze nog nooit gehad heeft. Als we door het dorpje wandelen, zien we dat
bijna iedereen zijn gevel aan het verven is. Als we vragen wat de reden is,
zeggen ze dat het is ter ere van de nationale feestdag op zaterdag 28 juli. Er
zijn dan feesten vanaf vrijdagavond tot zondag, en er komen hier dan veel
Peruaanse toeristen, o.a. vanuit Lima.
25
juli 2007 Huallanca - Pachas (3620m) 39 km (383 meters geklommen)
's Morgens wordt Christine wakker met
nog steeds ontzettende pijn in de linkerschouder. Eigenlijk heeft ze de hele
nacht zo goed als geen oog dichtgedaan. De pijnstillers en de massages van Marc
hebben niet echt geholpen. De pijn is helemaal doorgetrokken tot in haar
linkerhand. We zijn allebei nog moe wanneer de wekker afgaat en blijven dus nog
wat in bed en bespreken wat we nu gaan doen, want de volgende ritten zullen
over zeer slechte ongeasfalteerde weg gaan. We zouden de bus kunnen nemen, maar
we willen eigenlijk echt fietsen, vooral ook omdat dit nog een heel mooi stuk
zou zijn. We besluiten eens bij de apotheker langs te gaan. Allez, 't is meer
een bollenwinkel, je vraagt en de persoon achter de toog geeft je om het even
wat. Na ontbeten te hebben, gaan we inpakken en besluiten het toch maar eens te
proberen. Als Christine te pijn heeft zullen we toch een bus moeten nemen. De
ongeasfalteerde weg is hier heel goed en daalt lichtjes. Christine haar
schouder doet op de fiets zeker niet meer pijn dan in bed, dus gaan we door. Na
10 kms staat er een rij auto's aan te schuiven aan wegenwerken. De weg blijkt
volledig geblokkeerd te zijn doordat er een stuk van de berg naar beneden
gekomen is. Ze zijn met bulldozers bezig om het puin te ruimen. Nadat we er
zo'n half uur gestaan hebben, zien we dat er paarden en schapen doorkomen van
de andere kant. We kunnen de mensen van de wegenwerken overtuigen dat wij er
dan ook wel doorkunnen. Ze helpen ons de fietsen over de grote rotsblokken en
bergen aarde te sleuren, maar dan moeten we blijven wachten in de
haarspeldbocht, terwijl een bulldozer alles van de geblokkkeerde weg naar
beneden op de vrije weg duwt. Nu is de weg weer geblokkeerd voor ons, en moeten
we wachten tot de bulldozer boven de weg vrijgemaakt heeft, en dan hier beneden
hetzelfde komt doen, maar deze keer loopt er geen weg meer waar de bulldozer
het puin naartoe duwt, en dat is blijkbaar de bedoeling. Dus eigenlijk duwen ze
het puin lager en lager, tot het ergens terecht komt waar er geen weg is. Uiteindelijk,
na meer dan een uur, kunnen we dus vertrekken, samen met al de wachtende
auto's, en heeft het geen enkele zin gehad onze fietsen over de rotsen te
sleuren. We vervolgen onze weg door een mooie vallei. Vanaf de bergen zien we
een pad naar beneden komen. Het is een deel van de Inca-route, dit zijn wegen
die de Incas hadden aangelegd tussen de steden om zo snel informatie te kunnen
uitwisselen. Om de ongeveer 10 km stond er dan een wachtpost op zo'n weg, de
berichten werden dan doorgegeven van post naar post. Hier een beetje verder ligt ook de oude
Inca-site Huanuco Viejo waar binnen een paar dagen het feest van de zon wordt
gehouden. De weg langs de rivier blijft heel goed tot in La Union, een heel klein stadje.
We vinden dat het nog te vroeg is om te stoppen, en besluiten door te fietsen.
Nu wordt de ongeasfalteerde weg echter ontzettend slecht, maar de
ontstekingsremmer die Christine genomen heeft, is ondertussen beginnen te
werken en de pijn is te verdragen. Na zo'n 10 kms moeten we echter beginnen te
klimmen over deze weg vol rotsen en losse stenen. Het is hard werk de bepakte
fiets over de stenen naar boven te trappen, maar we vorderen geleidelijk en af
en toe stoppen we om een hapje te eten. We hebben broodjes en bananen bij. Na 7
kms komen we in het kleine dorpje Pachas. Op het marktplein is een feest aan de
gang. Er is een band aan het spelen en al de mensen van het dorp staan te
kijken. In het gemeentehuis is ook alojamiento (logeerplaats). Het duurt wel even voor
de conciërge van het gebouw gevonden wordt tussen de toeschouwers, maar na
even wachten en veel bestaard te worden, duikt hij op. De kamer van 2,5m op
2,5m lijkt wel een gevangeniscel, inclusief ijzeren deur en klein bedje. En de
hoofdschakelaar van het licht wordt bediend door de conciërge. Wanneer we
's avonds zitten te eten in het plaatselijke restaurantje komen de mensen ons
nog wat bestaren. Af en toe komt er een hoofd stilletjes vanachter de open deur
piepen en als we dan kijken, verdwijnt het hoofd vliegensvlug. Na een tijdje
wagen enkele kinderen het erop om
binnen te komen en staren ons aan als dieren in de zoo, maar iedere keer wij
kijken verplaatst hun blik zich naar de TV. De plaatselijke dronkaard heeft
meer moed en komt lastig doen aan de tafel, maar het kost ons niet veel moeite
om hem weg te sturen. Daarna gaan we nog inkopen doen in het winkeltje van het
dorpje, de vrouw zegt dat we moeten blijven voor de Fiestas de la Patria, want
dan is er hier namelijk stierengevecht en feest in het dorp. Spijtig, maar we
moeten een beetje voortmaken.
26
juli 2007 Pachas - Chavinillo (3657m) 50.2 km (687 meters geklommen)
Na ontbeten te hebben in onze kleine
cel, vertrekken we uit Pachas. De weg loopt nu naar beneden, maar is nog altijd
in slechte staat. Het is nog vroeg en veel van de boeren zijn nog op weg naar
hun veld. Onderweg moeten we een noodstop maken, Marc heeft buikloop, gelukkig
blijft het bij die ene keer. Na ongeveer 12 km afdalen, komen we in in het
dorpje Tingo Chico. Van hieruit volgen we een andere vallei langs een rivier.
De route is nog steeds prachtig en de mensen vriendelijk. Z e hebben maar 3
vragen: Van welk land zijn jullie? Vanwaar komen jullie? Waar gaan jullie
naartoe? De weg is zeer stoffig en iedere maal er een voertuig voorbijkomt,
moeten we even wachten tot de stofwolk is weggetrokken. Onderweg zien we nog
een ruïne van een toren op een steile klif staan. Een lokale vrouw vertelt
ons dat het van de Incas is. Nadien volgt er nog een klim op zeer slechte
ondergrond, waar we moeizaam vooruit geraken. De meeste mensen groeten ons
vriendelijk, de kinderen doen dit verlegen, maar meer en meer kinderen beginnen
gringo op een scheldende manier te roepen, lijkt ons, meestal als we al voorbij
zijn. Marc krijgt een opspringende steen tegen zijn scheenbeen. Eerst denkt hij
nog dat het een steen is die van onder zijn band is weggeschoten, maar wanneer
hij stopt, roepen twee jongetjes vanop een heuvel "Het zijn wij niet
geweest, het zijn zij". De twee jongens en de twee meisjes waarop ze
wijzen, verstoppen zich snel. Ze komen nog eens piepen en we doen alsof we een
foto nemen en roepen "We zullen die foto aan je leraar gaan tonen".
We zien dat ze bang zijn en de andere 2 blijven maar roepen "Wij hebben
niets gedaan". Het is niet meer dan een schaafwonde op het scheenbeen, dus
fietsen we maar door, maar een geluk dat die steen niet rechtstreeks op ons
terecht is gekomen, want hij kwam van zo'n 10 meter hoog. Maar dit is echt een
kwajongensstreek, want de meeste kinderen zijn verlegen en braaf. Het is soms
ook wel raar wanneer je aan mensen vraagt of je een foto mag nemen, dat ze dan
fier zijn en gaan poseren. Anderen verstoppen zich dadelijk of willen niet dat
we een foto van hen nemen en dan laten we het ook zo. Wanneer we vragen hoe ver
Chavinillo is, zegt een man ons "Nog 3 kms, je kan het zien hier achter de
bocht". En gelijk heeft hij, achter de bocht zien we het dorpje liggen,
maar de 3 km is in vogelvlucht, want het dorpje ligt op de andere flank van de
vallei. We moeten hier eerst nog eens 115 meter dalen naar de rivier, om dan in
3 kms terug 100 meter te stijgen langs de andere kant van de rivier. Maar we
hebben geluk, het wegdek is erop verbeterd en dat maakt de klim beter
verteerbaar. We komen in het dorpje en rijden een eerste hotelletje voorbij dat
er degelijk uitziet. Wanneer we bij de politiepost in het centrum komen, vragen
we hoever het nog is tot de top en of er iets is om te slapen onderweg. Ze
zeggen dat we beter hier kunnen blijven, boven is het koud en het is er ook
niet veilig na 15 uur. Als jullie morgenvroeg vertrekken, is alles ok, zegt de
politieagent. We volgen de man zijn raad maar op en rijden terug naar beneden
naar het hotelletje dat we zagen. Na wat gerust te hebben, frissen we ons op en
kleden ons om. Wanneer we terugkomen van te winkelen, zien we dat het Hollands
koppel ook is aangekomen. We koken nog eens zelf, want Marc zijn darmen liggen
nog overhoop. Wanneer het donker is, begint het te regen en we kruipen vroeg in
bed.
27
juli 2007 Chavinillo - Huanuco (1894m) 73.5 km (545 meters geklommen)
We staan vroeg op, maar het is alweer
pas om kwart voor acht voor we de eigenaar hebben gevonden en kunnen
vertrekken. Voor we vertrekken, roepen een paar kinderen stilletjes
"gringo". Marc zegt luid tegen hen "ah, de kinderen die gringo zeggen",
waarop de man van het hotelletje hen een donderpreek geeft. "Zijn jullie
dieren of wat, krijgen jullie geen opvoeding op school, normale mensen zeggen
'Dag, meneer, hoe gaat het?'" en zo blijft hij maar doorgaan. Het is nog
koud (3600 meter hoogte) en bewolkt, maar dat kan geen kwaad, want we hebben
een klim van 15 km te verwerken als ontbijt. We vreesden een beetje voor het
wegdek, maar dat valt beter mee dan verwacht. De klim is geleidelijk en van
stof is geen sprake meer met de regen van gisteren. De mensen die gaan werken
groeten ons vriendelijk en hebben nog steeds dezelfde vragen. Van sommigen
krijgen we een hand en ze wensen ons een goede reis. Wij wensen hen goede
feesten en daar zijn ze blij om. Wanneer we door een dorpje rijden, zit er een
bende oude mannen gringo te roepen naar Marc die wat voorop rijdt. Sommigen
steken hun handen in de lucht en staan er een beetje mee rond te zwaaien, ze
lijken wel dronken. Marc stopt en zegt "Jullie roepen gringo, maar wat is
een gringo?". De mannen roepen "Norte Americano, Washington".
"Awel, ik ben geen Amerikaan, dus zul je iets anders moeten roepen"
zegt Marc, waarop ze allemaal beginnen te lachen. Wanneer Christine voorbij
rijdt, is hun eerste vraag "Norte Americano?". Ja, sommigen zeggen
gringo omdat ze het niet beter weten, anderen doen het wat scheldend. We horen
zelfs eens roepen 'rico gringo' (= rijke gringo), en dat eerste kunnen we
beamen als we hun leefomstandigheden zien. De mensen leven hier heel primitief
en moeten toekomen met minder dan een dollar per dag. Een paar kilometers voor
de top staat een puntig uitstekende rots die ze hier de Corona del Inca noemen,
of "De kroon van de Inca". Het heeft er wel iets van weg. Iets
voorbij de pas van 4150 meter stoppen we om opnieuw onze warme kleren aan te
doen, want er volgt nu een afdaling van bijna 60 kms. Het is nog een beetje
bewolkt hierboven, maar toch hebben we nog een mooi uitzicht. De eerste 15 km
is het wegdek nog redelijk te doen, alhoewel er op veel plaatsen plassen en
modder staan door de regen van gisteren. De weg is soms ook heel smal, met een
gapende afgrond van meer dan honderd meter er vlak naast. We stoppen regelmatig
om een foto te nemen en komen door verschillende kleine dorpjes. Maar hoe lager we komen, hoe slechter de
weg wordt. Op den duur wordt hij zo slecht dat je wou dat het zou stoppen, zo
fel word je dooreengeschud. Overal waar we door rijden, roepen de kinderen zo
luid ze kunnen gringo. We zijn er nog altijd niet uit of het nu na de 2745ste
keer of na de 3212ste keer was dat het ons op de zenuwen begon te werken.
Waarschijnlijk heeft het er ook mee te maken dat er veel kinderen thuis zijn,
omdat ze verlof hebben voor de nationale feestdag morgen. Regelmatig worden we
aangevallen door honden in de afdaling, maar we worden alsmaar meer bedreven in
het wegjagen van de honden. Gewoon even stoppen en een paar keer roepen
"Terug in je kot" is meestal al voldoende. En sommige eigenaars
roepen hun hond zelf terug of lopen er zelf met een stok achter. Er zijn er ook
die laten begaan en staan te gapen. Wanneer Marc er van op zijn zenuwen krijgt
dat ze niets doen, springt hij van zijn fiets en loopt achter zo'n blaffende
hond aan en roept dan luid "Kom, we gaan een hond eten" en zegt dan
tegen de mensen "Weet je, in ons land eten ze honden zoals deze",
waarop ze hun hond dadelijk terugroepen. Rare jongens, die fietsende gringo's,
zullen ze denken. Neen, het zou onze hele reis kunnen verpesten zo'n
hondenbeet. En sommige zouden wel echt bijten als je blijft doorrijden. Het
laatste stuk van de afdaling is een ware hel. Je weet gewoon niet meer waar je
moet rijden, je botst gewoon van de ene uitstekende steen naar de andere. De
mooie omgeving ben je al lang vergeten, je concentreert je enkel nog maar op de
weg en zorgt dat je niet valt. Het enige waar je nog aan denkt is hoeveel
kilometers nog. Eens beneden rij je vlak naast de rivier en verandert het
wegdek meer in zand met stenen. En er volgen toch nog een paar onwelkome, heel
korte, pittige klimmetjes. Uiteindelijk komen we na zo'n kleine vier uur afdalen
aan in de stad Huanuco en rijden we terug op asfalt. Oef, wat een verlichting!
Bij het binnenrijden van de stad zien we dat ze ook hier volop bezig zijn met
de voorbereidingen voor de feestdag van morgen. Schoolkinderen oefenen op het
marcheren op muziek en er staat een grote kermis. Bij het eerste hotelletje dat
we gaan bekijken, hebben we al dadelijk prijs. Ze hebben nog één
kamer op het gelijksvloer en die nemen we dan ook dadelijk. Geradbraakt gaan we
op ons bed liggen. Christine heeft nog wel wat pijn in de schouders, maar het
is veel minder. Misschien is deze slechte weg nog geen slechte therapie
geweest, maar het warmere klimaat hier beneden (1894m) zal er ook wel goed aan
doen.
28
- 29 juli 2007 Huanuco
We gaan ontbijten en lopen daarna wat
rond in het stadje, dat er prat op gaat het beste klimaat van Peru, zoniet van
de wereld te hebben. Het klimaat is inderdaad stukken
beter dan dat van Lima en de kust, met zijn mist gedurende 8 maanden per jaar, maar er is toch wat teveel wind naar onze zin. Er
schijnen hier nogal wat begoede mensen te wonen, want
het is hier redelijk modern in vergelijking met wat we al van Peru hebben
gezien. Vandaag is het Nationale Feestdag en dat zijn ze hier al sinds
gisteravond aan 't vieren en dat zal nog doorgaan tot
morgenavond. Geen ideale dagen dus om te fietsen, want
hoewel Peruvianen best wel brave mensen zijn, als ze gedronken hebben kunnen ze
soms toch wel lastig doen, en het is geen pretje om door dorpen vol dronkaards
te rijden. Dus profiteren wij ervan om hier wat uit te
rusten. We moeten wel zelf onze was doen, want de
wasserij is net zoals zoveel andere handelszaken gesloten voor de feestdagen.
Per geluk zitten we in een fijn hotelletje met een groot
balkon op de eerste verdieping met een wasbak en wasdraad. Marc profiteert er
ook van dat er hier 2 binnenkoeren zijn om de fietsen
schoon te maken na de stoffige onverharde wegen van de laatste dagen. We zien
de mannen van de receptie van ons hotel bezig met het herstellen van de stengun
die ze blijkbaar in hun lade hebben liggen. We werken nog aan
het verslag en zetten het op de website. We lopen ook Annalies en Jenne,
het Nederlands fietskoppel uit de Casa de Ciclistas in Trujillo, tegen het lijf
en gaan met hen eten. We zijn hen ondertussen al een paar
keer tegengekomen.
30
juli 2007 Huanuco - Huariaca (2938m) 69.9 km (1130 meters geklommen)
Vandaag kunnen we terug op asfalt
rijden, een fijn gevoel na al die slechte wegen. Het
trappen gaat plots veel vlotter, alsof je op een wolk rijdt. De weg gaat
langzaam op en af door een groene vallei. Na het
dorpje Ambo begint de weg langzaam te stijgen. Hier en daar komen we tankstations tegen, ze noemen die hier
"grifo", maar meestal stellen die hier echt niets voor. Hoe hoger we klimmen, hoe smaller de vallei wordt. Wanneer
we onderweg stoppen om iets te drinken, horen we een
man stilletjes zeggen "Wij zouden dat niet kunnen met onze fietsen, maar
met zo'n goede fietsen als die gringo's hebben, is het gemakkelijk om zo'n berg
op te rijden". We kunnen het niet laten om hem te
zeggen dat het nog altijd de benen zijn die het werk moeten doen en niet de
fiets. De mensen rondom de man moeten lachen
en geven ons gelijk. Na bijna 70 km komen
we in het dorpje Huariaca. We vragen zoals altijd hoeveel hotels er zijn
en welk het beste is. In zo'n dorpjes is het beste hotel nog steeds niet veel
zaaks, maar dat is dan wel het meest hygiënische. En hier is het net zo.
Kleine kamertjes met een doorgezakt bed en een gemeenschappelijke toilet en
geen douche. Maar ons hoor je niet klagen, we hebben een bed en we zitten
onderdak voor 10 soles (= 2,5 euro). We gaan wat rondwandelen in het dorpje en doen de nodige inkopen
voor morgen.
31 juli 2007 Huariaca - Cerro de Pasco (4333m) 52.2 km
(1401 meters geklommen)
We staan extra vroeg op, want vandaag
moeten we veel klimmen. Wanneer we het
dorpje uitrijden, roept een oude dametje naar Christine "Neem mij
mee". We lachen eens, maar weten niet goed wat we er van moeten
denken, dus rijden we maar door. Onderweg komen we een man met ezels tegen. Wanneer we ze willen voorbijrijden, gaan de ezels steeds op de
vlucht. We gaan dan maar aan de andere zijde van de weg fietsen, zodat
de ezels tot rust komen. Als Marc even later een foto wil nemen, ziet hij dat
de afdrukknop niet meer op het Sony-toestel zit. We zoeken in de camerazak en vinden onderin de knop en
een veertje. We bergen
alles op en zullen het deze avond eens bekijken. Verder in de klim komen we een
mijn tegen en op dit stuk laat het asfalt het toch nog even afweten,
waarschijnlijk kapotgereden door de vrachtwagens van de mijn. Er
is hier een somber dorpje gebouwd voor de mijnwerkers met hier en
daar een groen plekje met gras om het wat op te smukken. Ook
de vrouwen van de mijnwerkers worden aan het werk gezet. Zo zien we een
vrouw het gras af doen met een haagschaar terwijl ze
op haar gat zit. Iedere keer ze een stukje heeft gedaan, wiebelt ze een beetje
met haar achterwerk vooruit op het gazon en begint aan een volgende stuk. Eens
voorbij de mijn wordt de weg weer rustig en zien we maar een paar auto's per
uur voorbijkomen. Na 30 km klimmen krijgt Christine het al
zwaar en we zijn nog niet halfweg de klim, dat wordt op de tanden bijten.
We eten vlug wat bananen en brood om onze energiereserves
op peil te houden. En het is nodig. Van iedere bocht die je in de verte ziet
liggen, hoop je stilletjes dat het de laatste is, maar als
je naar je kilometerteller en hoogtemeter kijkt, weet je dat het niet zo is. En
zeker in het laatste stuk wordt het moeilijk, als je
de wagens in de hoogte als kleine speelgoedauto's ziet rijden. Maar de mooie
landschappen en de kuddes witte lama's doen het harde
werk wat vergeten. De ademhaling laat
je weten dat je weer de grens van de 4000 meter overstijgt. Wanneer
we bijna boven zijn, zien we een bord met een afslag Cerro de Pasco. We
twijfelen even of het wel juist is, want het is 10 km te
vroeg volgens onze gegevens. We vragen het aan een paar mensen op het kruispunt
en het blijkt juist te zijn, dit is een welkom
geschenk. We slaan af en klimmen verder richting de
stad, maar we moeten toch nog even stoppen om warme kleren aan te doen, want de
wind is ijskoud en bovendien tegen onze richting zodat we echt hard moeten
stampen. De laatste kilometers duikt de weg de stad in, waar
we in het centrum een hotel vinden. Er is wel geen water aangezien de
stad op rantsoen staat, er is enkel water 's morgens
gedurende 2 uur. Er is hier immers een watertekort, het waterniveau van de
meren in de buurt zou te laag zijn. We zijn nog maar
net binnen of het begint te sneeuwen. De stad staat
bekend om zijn koud klimaat, door de grote hoogte en
de ligging. Ze beloven ons een elektrisch vuurtje op de kamer, maar het is pas
het vierde vuurtje dat ze brengen dat werkt. Het is klein,
maar het breekt toch wat de koude. Na een halfuurtje zien we rook in de kamer
hangen, het blijkt het vuurtje te zijn. We zetten het vlug uit en zitten dan maar in de kou. Marc
bekijkt de kapotte knop van het fototoestel en plakt het terug met plakband.
Het blijkt te werken, maar we zijn er toch van
aangedaan dat ons goede toestel kapot is. Tot nu toe waren we
supertevreden over dit toestel. We kruipen vroeg onder de wol, want het
is hier niet uit te houden van de kou.
1 augustus 2007 Cerro de Pasco - Junin (4125m) 77.2 km
(347 meters geklommen)
We worden wakker en voelen ons bijna
verpletterd onder de loodzware stapel van 5 dikke dekens en een sprei die op
ons ligt. We maken vlug koffie en terwijl we zitten te
ontbijten willen we vlug nog even het verwarmingstoestelletje aanzetten om toch
een beetje warmte te hebben. Maar wanneer we het in het stopcontact steken,
klinkt er een luide knal, het verwarmingstoestelletje heeft de geest gegeven. Christine heeft toch wat last van de hoogte en heeft slecht geslapen.
Bovendien is ze zo misselijk dat ze bijna moet braken en niet kan eten. Het is dan ook pas 9 uur als
we op de fiets zitten. Maar zodra we even op de fiets in de buitenlucht zitten,
voelt ze zich al heel wat beter. We moeten om te
beginnen terug uit de stad klimmen naar de plaats waar we gisteren de afslag
genomen hebben om daar de weg te vervolgen. Het is dan nog even klimmen tot we
helemaal de top bereikt hebben. Daar krijgen we zicht op een uitgestrekt blauw meer, je kan zien dat het water lager staat dan normaal. En
ook hier zien we weer kuddes witte lama's. Eens we
over het plateau van de top zijn, gaat de weg omlaag en gedurende lange tijd moeten we niets anders doen dan wat bijtrappen. Af en toe gaan we wel in de remmen voor een hond die ons
aanvalt, maar die zijn zo weer weggejaagd. Daarna wordt het
plateau wat vlakker. Hoewel de weg soms wel stijgt en
daalt, blijven we ongeveer op dezelfde hoogte. Het plateau dat ze hier
de altiplano noemen, ligt op een hoogte van 4000 meter en is enorm uitgestrekt.
Sommige van de bergtoppen in de verte zijn besneeuwd. We kunnen reeds 30 km op voorhand het dorpje zien liggen waar we
naartoe fietsen. In de omgeving van het dorp is een uitgestrekt
natuurpark met grote blauwe meren. Het is een prachtig
zicht, al dat blauw op zo'n uitgestrekt plateau. Junin, het
dorpje waar we gaan overnachten, verleent ook zijn naam aan de provincie.
Er is hier in de omgeving, bij Chacamarca, een belangrijke slag geleverd voor
de onafhankelijkheid van Peru. We vinden in Junin een onderkomen
in een simpel en relatief proper hotelletje, maar een warme douche zit er weer
niet in. Hoewel ze dat wel beloofd hadden, blijkt er niet genoeg druk op
het water te zitten om het tot bij de gemeenschappelijke douche op de 1ste
verdieping te krijgen en op het gelijkvloers is er geen douche. Wanneer we
terug buitenkomen, verschuilt de zon zich achter de wolken en is de wind wat
toegenomen. Het is alweer bar koud. We gaan CDs laten branden met foto's en
nadien houdt de man van het internet ons nog een uur lang
aan de praat. Hij heeft allerhande vragen over Europa.
Hij vraagt of ons land communistisch is zoals Frankrijk en of er veel racisten
zijn zoals in Duitsland. 's Avonds gaan we eten in een kippenrestaurant, het is
er druk voor zo'n klein dorpje. Maar we denken dat de grote warme oven waar ze de kippen in braden er iets mee te
maken heeft. Er is hier immers nergens verwarming in de bergen.
Eens het koud wordt, zijn al de mensen warm ingeduffeld, soms wel een raar
zicht in een internetcafé of in een restaurant, waar de mensen met jas,
sjaal en muts zitten te eten. Later op de avond begint het nog lichtjes te sneeuwen.
2
augustus 2007 Junin - La Oroya - Jauja (3250m) 139.1
km (309 meters geklommen)
We staan vroeg op vandaag en we
duffelen ons goed in, want het vriest. Heel de omgeving is bedolven onder een
dun laagje sneeuw en er hangt een dikke mist. De eerste 12
kilometers gaat de weg lichtjes omhoog waarna hij terug wat afvlakt. Op sommige plaatsen zien we maar een tiental meter voor ons vanwege
de dikke mist en op andere plekken zien we een prachtig wit landschap.
Op Christine haar fietscomputer die verscholen zit achter haar stuurtas meten
we 0 graden. Na 18 kilometer zetten we de afdaling in.
We stoppen nog even want we zien een grote roofvogel
van wel 50 cm hoog op een paal zitten op misschien maar 7 meter van ons. We
proberen stilletjes onze camera te nemen, maar de
vogel heeft er geen vertrouwen in en vliegt met een paar krachtige slagen de
mist in. Tijdens de afdaling breekt langzaam de zon door de
wolken, waardoor de temperatuur dadelijk wat toeneemt. Hier en daar
hebben we nog eens een hond achter ons aan, maar de snelheid van de afdaling
helpt meestal al om ze kwijt te spelen. Soms moeten we
toch nog eens stoppen om de nodige rituelen te doen om
ze te verjagen. Na 56 kilometer zijn we in La Oroya, een mijnstadje op 180
kilometer van Lima. Het stadje ligt in de schaduw van een grote
fabriek met enorme schouw die het stadje trakteert op vervuilde lucht. Bij het
binnenrijden zien we een bepakte fietser, het blijkt Kevin te
zijn, een Ier op weg naar het noorden. Na een uurtje gepraat te
hebben, vervolgen we ieder onze route. De weg daalt langzaam
verder in een ruwe rotsachtige vallei waar een snelstromende rivier het
landschap domineert. Het ruwe decor heeft wel iets
speciaals, iets buitenaards. Naarmate we vorderen,
wordt de vallei groener en stroomt de rivier trager. Na
139 km van hoofdzakelijk langzaam afdalen, komen we in het plaatsje Jauja.
We zijn beiden nog niet moe en twijfelen even om nog 50
km verder te rijden naar Huancayo, een grotere stad. Het is nog vroeg en we
besluiten ervan te pofiteren om het dorpje te
verkennen. We vinden er een uitzonderlijk goed hotelletje met zeer vriendelijke
eigenaars. In het dorp is iedereen vriendelijk en ze hebben hier uitzonderlijk
goede panaderia's (bakkers) met lekkere cocoskoekjes. In het hotel kunnen we
gratis gebruik maken van de twee computers die er staan en profiteren er dan
maar van om de voorbereiding te doen om onze foto's
van Peru op de website te zetten. Anders moeten we dit altijd
doen in de kleine hokjes van het internetcafé, met het nodige
achtergrondlawaai en meestal ook nog luide muziek door slechte luidsprekers.
3
augustus 2007 Jauja - Huancayo (3244m) 49 km (110
meters geklommen)
De familie maakt ons een rijkelijk
ontbijt, een ontbijt voor fietsers, zeggen ze.
Koffie, yoghurt, havermout, ei, lekkere broodjes (enkel hier te
vinden, zegt de man), kaas, confituur en fruitsap. We geraken aan de praat met
de vrouw en ze vertelt ons dat ze familie hebben in Spanje. Ze zijn
gepensioneerd en hebben heel hun leven gewerkt voor de Amerikaanse regering,
met name voor USAID, en hun 4 kinderen wonen in de VS. Dat verklaart veel, want
de man sprak ons altijd aan in het Engels en dat is hier toch een zeldzaamheid.
Het is al bijna middag voor we vertrekken, maar ja,
het is niet ver vandaag, amper 50 kilometer. Er zijn twee wegen naar Huancayo. Wij komen op de oostelijke route terecht
door de aanwijzingen van de lokale mensen. De weg loopt eerst nog door rustige
dorpjes, maar wordt al snel druk en de afwezigheid van een pechstrook maakt het
soms wat gevaarlijk. Per
geluk wordt de weg gedurende de laatste 20 kms heel wat breder en kunnen we
weer veilig fietsen. Wanneer we in de
stad aankomen, zijn de hoofdstraten afgezet. Eerst vrezen we nog voor
een betoging, maar het blijkt de start van een rally te
zijn. Gelukkig kunnen we met de fiets wel overal door en dat maakt het fietsen
juist veel rustiger dan normaal, want ze rijden hier als
gekken en claxoneren als de besten (allez, op dat vlak is Indië nog altijd
wereldkampioen). De meeste betere hotels lijken volzet vanwege de internationale rally die hier de komende dagen plaatsvindt,
maar uiteindelijk vinden we dan toch iets om te slapen. Het is echt een absurd beeld in de hoofdstraat. Er ligt
nu eens asfalt en nu hebben ze de straat volgestort met aarde en stenen om de
presentatie te doen van de rallywagens van de verschillende teams. En dan
wetende dat er onlangs nog betogingen zijn geweest om meer wegen te asfalteren,
maar ja, er zit blijkbaar veel geld achter, aan de organisatie te zien en dan
kan alles. We gaan eindelijk de geselecteerde
foto's op de website zetten. In het
internetcafé moeten we even wachten voor een plaatsje. Wanneer een mevrouw gedaan heeft, kunnen we haar plaats innemen.
We vragen of de computer een USB-toegang heeft en het meisje
van het internetcafé toont ons de toegang aan de achterkant, waar ze
eerst nog een USB-stick uittrekt. We zijn nog geen 5
minuten bezig of de mevrouw die op onze plaats zat, staat er weer. Ze
komt even tot bij ons en zonder iets te zeggen, gaat
ze naar het meisje van het internetcafé. We zien ze
daar een minuut of 10 discuteren waarna ze beiden tot bij ons komen. De
mevrouw vraagt of we geen USB-stick gezien hebben, en alvorens we kunnen
antwoorden, zegt het meisje al dadelijk: "Neen, jullie hebben niets
gezien, hé?". Wij zeggen: "Natuurlijk
hebben we het gezien, je hebt het uit de computer getrokken en in je zak gestoken". Het meisje blijft ontkennen tot we
zeggen dat ze niet moet zeveren, want we hebben het beiden gezien. Plots verschijnt de stick uit haar jaszak. De mevrouw zegt haar dat het mooi is
haar eigen klanten te bestelen. Toch begrijpen we niet
hoe dom ze hier soms kunnen zijn in het stelen van
zaken. In dit geval kon het enkel wij zijn of het meisje zelf dat het gestolen
had. In het geval van Eva bestelen ze haar met een taxi met er in het groot een identificatienummer op en de chauffeur is een
mededader. Maar het toont nog maar eens aan dat je hier serieus
op je spullen moet passen. Als je hier iets uit
het oog verliest, wil dit voor sommige mensen hier al zeggen 'het is van ons'.
We proberen ook een mail naar Sony te sturen, maar op
de website is er geen e-mailadres te vinden. Dus vullen we op de website zo'n
formulier in en versturen dat. 's Avonds tussen het
helse kabaal van de presentatie van de rallywagens, doen wij onze inkopen om
morgen onze route verder te zetten. Het is hier te
druk voor ons.
4
augustus 2007 Huancayo - Izcuchaca - Mariscal Caceres (3031m) 76.8 km (789
meters geklommen) + 20 km verkeerde weg naar Pucara en terug (100 meters
geklommen)
Vandaag ontbijten we in het guesthouse
waar we zitten, maar dat blijkt niet zo'n goed idee. We hadden gevraagd of het kon om 7 uur, maar om 7u30 is er nog niemand te zien en het is
uiteindelijk 8 uur voor we kunnen ontbijten. Een ontbijt is hier spotgoedkoop
in Peru, maar je bent meestal beter af om zelf voor je
ontbijt te zorgen als je tijdig wilt vertrekken. We vragen
nog eens de weg aan de mevrouw in het guesthouse en ze zegt ons dat we de
hoofdweg maar moeten blijven volgen, altijd rechtdoor. Na enkele
kilometers begint Marc te twijfelen aan de weg, maar
Christine is overtuigd dat we juist zitten. Maar na 10
kilometer lichtjes te hebben gestegen, begint ook zij te twijfelen. We vragen het nog eens aan een paar lokale mensen en we horen wat
we al vreesden, we moeten rechtsomkeer maken tot helemaal terug in de stad.
Dat wil zeggen dat we zo even 20 kilometer voor de leut
hebben gefietst en wetende dat we er vandaag 80 moesten doen, worden dat er
vandaag 100. En de eerste 30 kilometer zouden klimmen
zijn, dat belooft. We zien wel, als we er niet geraken, slaan we wel
ergens onze tent op. Maar het valt nog mee, de eerste 10 kilometer gaan nog
niet echt omhoog, het is pas daarna dat de klim start naar 4000 meter gedurende
20 kilometer. Het klimmen gaat vlotter dan verwacht, alhoewel
Marc pijn heeft in de knie en sinds gisteren ook aan de onstekingsremmers zit.
Na de top volgt een lange mooie afdaling waar soms
geen einde lijkt aan te komen. Wanneer we door een dorp rijden, krijgt Marc een
grote boze hond achter zich aan die het meent. Marc
trapt zo hard hij kan met de hond vlak achter hem aan.
Maar dan realiseert hij zich dat de hond Christine misschien wel te pakken zal hebben, dus slaat hij plots zijn remmen dicht,
waardoor de hond achterop de fiets smakt en een paar keer overkop gaat, waarna
hij jankend wegloopt. De mensen van het dorp staan met hun mond open te kijken, terwijl de hond met de staart tussen zijn benen
op 30 meter afstand nog wat staat te blaffen. We zien graag honden, maar als ze ons proberen te bijten, bijten we terug. En deze hond zal volgende keer tweemaal nadenken vooraleer hij
achter een fietser aanzit. Want het is niet enkel het bijten dat
gevaarlijk is, maar ook de verkeerssituatie. Je
probeert soms zo een hond te ontwijken, maar terwijl
knal je misschien tegen een voorbijrijdende wagen aan. In het dorpje Izcuchaca,
na 70 km, eindigt het asfalt. Er staat politie aan de kant om wagens te controleren. Dat zie je hier wel
regelmatig in Peru, op strategische plaatsen als
kruispunten. We vragen of er in het volgende dorp Mariscal Caceres, dat volgens
onze gegevens op ongeveer 15 km ligt, slaapplaats is. Ze
zeggen van wel. We vragen toch nog maar eens hoeveel kilometer het is
want het wordt al laat en ze zeggen "70 km". Ondertussen weten we dat
dit eigenlijk een domme vraag is en dat het antwoord meestal nog dommer is. We
weten dat we beter op onze eigen info betrouwen, die
we meestal van andere reizigers vergaard hebben, maar toch begin je altijd een
beetje te twijfelen aan je eigen info. Je weet wel dat het geen 70 km kan zijn, maar met de duisternis zo dichtbij wil je toch
graag weten of het er nu 15 of 25 zijn, zeker op een ongeasfalteerde weg, want
daar is je snelheid afhankelijk van het wegdek. Als we
hier blijven, zijn we zeker van een slaapplaats onder dak, maar we besluiten
het erop te wagen, we hebben altijd onze tent nog. Maar we proberen in Peru
toch te vermijden om wild te kamperen in onze tent, want in bepaalde regio's
bestaat de kans dat je 's nachts wordt overvallen,
wordt ons hier verteld. De weg is slecht, maar daalt op één
kleine klim na, en na 14 kilometer komen we in het
dorpje aan. Dit dorpje lijkt wel uit een wild west film
te zijn geplukt, stoffig en verlaten, met een paar gure types die door deuren
naar buiten kijken naar de nieuw aangekomen vreemdelingen, en met een spoorlijn
inclusief stationnetje doorheen het centrum. In het hotelletje dat eigenlijk meer restaurant blijkt te zijn, krijgen we een kamer. Op de
tafels in het restaurant staat het nog vol vuile borden.
Het restaurant is een wirwar van aaneensluitende kamers
en op het einde is een deur waar onze kamer is. Op het balkon voor onze kamer
staat een grote kom met grote stukken bruin gedroogd
vlees. De kamer is niet meer dan twee gammele bedjes.
Het plafond is afgemaakt met witte plastieken geweven
zakken en eentje heeft als opdruk "Gift of Belgium, World Food Program,
Soy Corn Blend, Michiels Fabrieken, Zulte". We krijgen
er nog een pispot bovenop. Er zijn beneden ook toiletten, maar ze hebben
een beetje weg van die van de film "Trainspotting", van onder tot
boven bruin aangekoekt en de verdere details zullen we jullie besparen. Marc
doet nog eens nieuwe plakband op de knop van het fototoestel, want het had het
gedurende de dag alweer laten afweten, en zie het werkt weer, maar voor
hoelang? We zijn er niet gerust in.
5 augustus 2007 Mariscal Caceres - La Esmeralda (alias
Anco) (2450m) 75.8 km (686 meters geklommen)
We eten zoals gewoonlijk ons
bananenontbijt met brood en koffie. Marc maakt nog even gebruik van de
Trainspottingtoiletten omdat hij niet naar buiten kan,
de deuren zijn nog op slot en er is nog niemand wakker. Dat wordt even verstand
op nul, en je laten gaan. Daarna maken we even kabaal zodat de
anderen ook wakker worden en ons kunnen buiten laten. Het is nog vroeg en we
beginnen weer een dagje van hotsen en botsen, van op en neer en stof. Gelukkig
is de rivier en de vallei die we volgen nog mooi, want anders
zou je je beginnen af te vragen waarom je dit je eigen aandoet. Onderweg komen we een brugje tegen gemaakt uit boomstammen.
Het lijkt wel of het ieder moment kan instorten. Je
vraagt je af hoe die bussen en vrachtwagens er over
geraken. We zijn er nog maar net over of we zien een vrachtwagen aankomen
geladen met cementzakken. We wachten want dit willen we toch zien. De
vrachtwagen rijdt als een slak de brug over, de
boomstammen kraken en bewegen naar alle kanten, sommige komen zelfs naar boven
te staan. Het lijkt wel of de brug leeft. Langzaam
maar zeker rijdt de zwaar geladen vrachtwagen er overheen en de brug komt weer
tot rust. De weg vordert traag, maar wanneer we nog 20
kilometer moeten doen naar het dorpje waar we willen geraken, komt het einde
van het harde labeur stilaan in zicht, denken we. Maar dat is fout
gedacht, want even verder krijgen we nog een steile klim van 2 km te verwerken en stijgen we op die korte afstand 180 meter.
Zeg nooit dat je er bijna bent, voor je er ook echt bent, want je weet nooit
wat er nog komt. Het wegdek bestaat uit zand, rotsen en
keien. Het is loodzwaar, temeer daar de zon hier ook haar best doet. 's
Middags meten we op de fietscomputer bijna 33 graden. Daarna is het steil naar
beneden. Terwijl je bijna constant aan je remmen trekt, hots
en bots je naar alle kanten. De weg ligt er soms iets beter bij op het
boordje aan de rechterkant van de weg, maar daar loert ook een afgrond van 100
meter. Naar het landschap kijken zit er niet meer in,
tenzij je volledig tot stilstand komt, want zo'n afdaling vraagt je volledige
concentratie. Je moet je voeten op de pedalen zien te
houden of anders rij jij niet meer met de fiets, maar de fiets met jou en dat
is pijnlijk. En na de afdaling blijft de weg stevig
op en neer gaan. De pijn in
Christine haar schouder valt nog mee, maar Marc moet soms de pijn in zijn knie
verbijten. Als we in het
dorp Anco aankomen, sturen de mensen ons naar het marktplein dat aan de andere
kant en helemaal beneden in het dorp ligt, daar zou het beste hotel zijn, of
beter gezegd het meest hygiënische. We komen voor een gesloten deur te staan. We vragen aan de kinderen waar de eigenaar is. "In zijn restaurant boven in het dorp", zeggen ze.
Konden ze ons dat niet dadelijk zeggen, ze sturen ons eerst heel het dorp door om nu te zeggen dat we er voorbijgereden zijn. We vragen aan
één van de kinderen of hij de eigenaar wil gaan zoeken en na 15 minuten wachten komt hij opdagen. De kamers zijn zoals altijd,
een hok kompleet leeg met 2 bedjes in, maar deze keer is alles opmerkelijk
proper, ook de gemeenschappelijke toiletten. Het restaurantje
van dezelfde eigenaar op de hoofdweg van het dorp serveert ons een lekker
welgekomen menu. In de dorpen serveren ze je bijna bij
iedere schotel frieten. Ze worden hier volgens ons beschouwd als de groenten. Zo krijg je bijvoorbeeld kip met rijst en
frieten, of forel met rijst en frieten is ook populair als
er een rivier in de buurt is. De frieten zijn meestal maar half gebakken en het
vet druipt er af. Wanneer we terug
in de kamer komen, ondekt Marc een scheur in zijn lederen Brooks-zadel.
Het valt waarschijnlijk niet meer te herstellen. Dat
is even balen.
6
augustus 2007 Anco - Huanta (2682m) 67.2 km (995
meters geklommen)
Vandaag wordt het nog even op de tanden
bijten, nog 68 kilometer en we ontmoeten terug het asfalt.
We vragen toch nog maar eens aan de lokale mensen hoe de weg
loopt, alhoewel we ons zelf afvragen waarom. Ze zeggen meestal toch maar
om het even wat. Misschien is het de drang van de mens
om in de toekomst te kijken die het ons toch telkens
weer doet vragen. Alles is plat, zeggen ze. We springen op de fiets en na een tijdje krijgen we de eerste klimmetjes te verwerken.
Sommige zijn relatief steil en soms toch een kilometer lang. Het wegdek valt
hier wel iets beter mee in vergelijking met gisteren. De natuur is ruw en dor
en staat vol met cactussen. Heel de vallei zit hier vol met kleine vliegjes,
zancudos, die met zwermen om je heen vliegen zodra je
stopt. Het ergste van al is dat ze bijten tot je bloedt en de beten worden rode
ronde plekken op je huid die verschrikkelijk jeuken. Onze anti-insektencreme
gaat maar even mee, maar daar zal het stof iets mee te
maken hebben. De vallei is ook zeer kalm qua verkeer, zelden kwam er een
voertuig voorbijgereden. Hoe dichter we bij het plaatsje
Mayocc komen, hoe desolater het landschap wordt, maar de natuur laat mooie
grimassen in het landschap achter. Het wordt zelfs een
beetje woestijnachtig. Voorbij het dorpje krijgen we een steile klim op een
slecht wegdek te verwerken, maar gelukkig duurt het niet lang. De weg volgt een
andere rivier, maar blijft slecht en de weg gaat stevig op en neer. Iedere keer klimmen en dan terug naar de rivier. We hadden
in een rapport van een andere fietser gelezen dat de laatste 15 kilometers van
de weg het slechtste waren, maar het is hier al zo slecht, dat belooft. Wanneer
we aan een soort hangbrug komen waar een winkeltje is, stoppen we even om ons eigen bij te tanken en ze hebben er zowaar koude
frisdrank, recht uit de koelkast. Dat vind je hier niet veel, meestal is de
drank warm. Overal waar we stoppen, zeggen de mensen "Warm,
hé". Wij meten 40 graden. We willen nog even in de toekomst kijken
en vragen een vrachtwagenchauffeur die zijn siësta doet hoe de weg naar
Huanta is. We krijgen een verrassend antwoord: "Redelijk goed, ze hebben
hem onlangs gelijkgetrokken", en hij wijst naar een bulldozer aan de
overkant van de rivier. En hij heeft gelijk, de weg ligt nog wel vol stenen,
maar is veel beter dan we tevoren gedaan hebben, dat is een meevaller. Vanaf
hier is het gedurende 20 kilometer geleidelijk klimmen naar het stadje Huanta.
Onderweg worden we nog opgeschrikt door een luide knal, de band van een
vrachtwagen die vlak achter Christine reed, is ontploft. De chauffeur kijkt er
even naar en besluit door te rijden, het is namelijk
een dubbelasser. Iedere keer een voertuig ons voorbij rijdt,
zitten we gevangen in een wolk stof. Het verkeer neemt
toe naarmate we Huanta naderen. Op 2 kilometer van het
centrum van het stadje ontmoeten we weer het asfalt. We overwegen om het te kussen, maar willen niet geassocieerd worden met
de man uit Rome. Er volgt nog een stevige klim tot in het centrum, maar de
asfalt verzacht de pijn. We vinden een onderkomen in een posada, het is een oud
herenhuis uit 1800. Het lijkt eigenlijk meer op een
begijnhof, met binnenplaatsjes en tuintjes, of een klein dorp in een dorp. We
kunnen er een lekkere warme douche nemen en het stof van ons afspoelen. Daarna
lopen we nog eens door het aangename stadje.
7
augustus 2007 Huanta - Ayacucho (2750m) 47.8 km (682
meters geklommen)
Vandaag rijden we weer op asfalt,
spijtig genoeg slechts voor één dag.
We moeten een hele tijd uit Huanta omhoog klimmen, maar op asfalt lijkt het ons
nu echt een makkie in vergelijking met de vorige dagen. Het landschap is ook
hier heel mooi, maar veel minder ruw. Hier hoog boven hebben
we een mooi zicht op de valleien beneden. We blijven een hele tijd op
bijna 3000 meter, waarna we een lange afdaling
inzetten van 10 km lang en meer dan 700 meter. Daarna begint
de geleidelijke klim naar Ayacucho, een wat grotere stad. Het is ook
vandaag weer ontzettend heet, 36 graden, en ook hier zijn die vervelende
bloeddorstige vliegjes van de partij. Maar de uitzichten
blijven mooi. Voor we het weten, hebben we op het goede asfalt de klim
van meer dan 400 meter achter de rug en zijn we in
Ayacucho, waar we heel vlug een goed hotelletje vinden.
8
- 10 augustus 2007 Ayacucho
Ayacucho is een gezellig bergstadje,
temeer daar er in het centrum verschillende autovrije straten zijn, een
zeldzaamheid hier. Er zijn hier vele oude koloniale huizen met mooie
binnenplaatsen. Sommige ervan zijn publiek en gaan we
bekijken. Ook het klimaat is hier zeer aangenaam. Overdag is het lekker
warm en 's avonds is het niet te koud. Maar veel tijd om rond te kijken hebben we niet, want we hebben hier een
paar klussen te klaren. Zo gaan we op zoek naar een schoen- of
paardenzadelmaker die Marc's lederen zadel misschien kan
repareren. Dat blijkt een hele opdracht in deze stad, terwijl
je normaal gezien schoenmakers bij de vleet vindt. Na veel zoeken vinden
we een schoenmaker met zijn atelier op het trottoir, maar hij heeft slechts
één simpel machientje. We gaan ook naar een school waar
leerbewerking wordt aangeleerd, maar de leraar is net vandaag afwezig.
Uiteindelijk vinden we een schoenmaker die ons kan
vertellen waar er een paardenzadelmaker zou zijn. We lopen er
naartoe. Het is een heel stuk buiten het centrum. Wanneer we er
aankomen, vertelt een vrouw ons dat de oude man die de zadels repareerde overleden
is, maar ze kent wel nog iemand anders die even verder woont. Als we de man
gevonden hebben, zegt hij dat er op dit moment moeilijk aan goed leer te
geraken is in Peru, want dat alles wordt geëxporteerd, en dat hij dus pas
volgende week woensdag goed leer heeft. Daar kunnen we uiteraard niet op
wachten en Marc vraagt of hij dan een provisoire reparatie kan
doen. De man zegt dat hij het zal proberen, maar dat het zadel eigenlijk
helemaal verduurd is en niet meer te herstellen zonder
nieuw leder. Als hij het probeert te naaien met een
lederen draad, scheurt het zadel inderdaad nog verder door. Maar dan vraagt
Marc hem om het dwars over de scheur te doen, en dat
lukt. Daarna kopen we ook nog wat secondenlijm en doen dat in
de scheur. Lang zal het zadel het niet meer
uithouden en dus gaan we, samen met Jenne en Annalies, die we ook hier weer
zijn tegengekomen, op zoek naar een nieuw zadel. De zadels die we vinden zijn
heel goedkoop en van slechte kwaliteit, maar als
backup kopen we er toch maar eentje, zodat Marc tenminste toch altijd iets om
op te zitten heeft. Ondertussen sturen we ook een e-mail naar Brooks, ook al is
het zadel niet meer in garantie, om hen te vertellen
wat er met Marc's zadel gebeurde, want dit is echt niet normaal op zo'n korte
tijd. We hebben ook nog geen reactie van Sony en daarom laten we in België
iemand van de familie contact opnemen met Sony. Op internet vinden we ook een
adres van het Sony Service Center in Ayacucho. We lopen er
naartoe, maar het stelt niet veel voor. Er liggen wat
afstandsbedieningen van TVs en wat telefoons, maar een fototoestel als het onze hebben ze nog nooit gezien. Ze zeggen dat ze
het stuk wel kunnen bestellen in Lima en dan zal het er over 3 weken zijn, want
het moet uit de VS komen. We geloven er niet veel van, want ze zeggen hier
altijd veel, maar er komt nooit veel van in huis. En
we zijn er trouwens helemaal niet zeker van dat het dan ook het juiste stuk zou
zijn. We besluiten te wachten op reactie van Sony in
Belgium, want het toestel is tenslotte nog onder garantie. Ondertussen
repareert Marc de knop nog 'ns met een tandenstoker en wat plakband, want hij
ging soms weer niet meer. Dat is echt vervelend, want
dan gaat het toestel niet af van de eerste keer en
moet je een tweede keer proberen, en tegen dan is het mooie moment waarvan je
een foto wou nemen voorbij. Frustrerend! We komen hier ook nog het Frans
fietskoppel Mich en Virginie tegen dat we in de Casa bij Lucho in Trujillo even
zagen. Ze zijn vertrokken op de ochtend dat wij ertoe kwamen.
Ondertussen hebben ze wat gefietst en voor sommige stukken de
bus genomen. Ze vertellen ons dat ze van hieruit de bus zullen nemen
naar Cusco, want dat de wegen niet te doen zullen
zijn. Het is inderdaad een hard stuk dat nu gaat komen, met een paar klimmen
van meer dan 1000 meter hoogte, en eentje van 2000
meter, over ontzettend slechte, ongeasfalteerde wegen. Ook Annalies en Jenne
vertellen ons dat ze naar Cusco zullen vliegen, want zelfs met de bus zijn deze
slechte wegen een marteling. Christine krijgt nog last van serieuze diarree, om het half uur zit ze op de pot. Ze besluit niet te wachten tot ze helemaal doodziek en uitgedroogd is en
begint een antibioticakuur. Ja, zo op reis
dien je soms aan zelfmedicatie te doen. Bovendien
heeft Christine al wat ervaring met reizigersdiarree zodat ze denkt te weten dat het deze keer geen onschuldig, vanzelf
voorbijgaand diarreetje is. Ze ligt zelfs met de antibiotica nog een hele dag
plat. We besluiten dan nog maar een dag langer te blijven, zodat ze wat kan
bekomen en zodat ook Marc's knie, die nog steeds pijn doet ondanks de
ontstekingsremmers, wat meer rust heeft alvorens dit harde stuk aan te vatten.
11
augustus 2007 Ayacucho - Chontaca (3436m) 50.2 km
(1077 meters geklommen)
We zijn al vroeg op, maar twijfelen om te vertrekken, want Marc zijn knie doet nog steeds een
beetje pijn. De komende dagen zullen we veel moeten klimmen en meer dan 400 km op ongeasfalteerde wegen moeten afleggen in
zeer afgelegen gebieden. Maar we besluiten toch maar te vertrekken, we zullen wel
zien hoe de knie zal reageren op al die belasting. Ondertussen is ons vroeg
opstaan teniet gedaan en is het al rond 7u45 voor we vertrekken. De eerste 2 km
rijden we nog op asfalt, maar daarna is het gedaan. De eerste kilometers erna zijn zo slecht, met putten en stenen dat we elkaar eens
aankijken en denken: waar zijn we nu aan begonnen. De weg daalt af naar een rivier en eens over de brug wordt de weg iets
beter. We hadden gehoopt dat de weg langzaam omhoog zou gaan van hier af, maar hij gaat op en af. Na een tijdje begint de weg te stijgen en blijft stijgen. We zitten nog laag en ook hier
hebben we last van de kleine bijtende vliegjes, maar een speciale crème
die we kochten houdt ze van ons af. Iedere
keer een voertuig langskomt worden we weer in een wolk van stof gehuld. Het landschap is dor en droog, en de paar dorpjes die we
tegen komen liggen meestal van de weg af. Na
meer dan 30 km te hebben gereden, zijn we al goed in
hoogte gestegen en als we achter ons kijken, blijven we Ayacucho zien. Onderweg
stopt er een wagen bij Christine en de chauffeur geeft haar een appelsien. Er
was voordien ook al een wagen bij Marc gestopt om te
vragen of hij water nodig had. Eens we boven de 3500 meter zijn, begint de weg
weer op en af te gaan. Het is vandaag zaterdag en er
zijn al heel wat mannen aan het drinken geslagen. Het weekend is altijd een
beetje moeilijk om te rijden omdat je dan in de
namiddag meer zatlappen tegenkomt. En hier is het niet anders,
onderweg zitten groepjes mannen te drinken en roepen op ons dat we ze moeten
komen vervoegen. Maar wijselijk roepen we dan altijd dat we
aan sport doen en dus geen alcohol drinken. Wanneer we een langs de kant staande, defecte vrachtwagen vol dronken
muzikanten tegen komen, roepen ze op Christine om ook een glaasje te drinken. Christine bedankt vriendelijk, waarop één van de
mannen een glas whisky in haar gezicht gooit. Christine roept naar de
man dat dit schandalig is en ondertussen is Marc ook teruggedraaid. We roepen
naar hen dat dit nergens voor nodig was en dat ze een beetje meer
respect mogen tonen. Héél vriendelijk zijn
jullie, Peruvianen, roepen we. Het wordt toch iets kalmer op de
vrachtwagen en we besluiten het hierbij te laten, want
met dronkaards weet je nooit waar het eindigt. Ondertussen is het al bijna 16 uur.
Wanneer we een lokale fietser tegenkomen, vragen we hem of er in het volgende
dorp iets is om te slapen. Neen, zegt hij, maar er is
een winkeltje en de eigenaar verhuurt somst een kamertje. We rijden tot daar,
maar dat van dat kamertje blijkt niet te kloppen. Ze
sturen ons in het kleine dorpje naar een post van een Centro de Salud (medisch
centrum) dat hier gevestigd is. We moeten langs het
voetbalveld om er te geraken en wanneer de kinderen ons gezien hebben krijgen
we plots een hele hoop volgelingen. Christine gaat binnen en vraagt aan de
dokter of hij ons een slaapplaats kan bezorgen. Geen probleem, zegt hij, hij zal ons helpen, maar hij moet nog even
enkele patiënten behandelen. We rijden de fietsen
in de wachtzaal en we zetten ons bij de wachtende patiënten. De
kinderen die mee zijn binnengekomen zetten we buiten, want ze maken een enorm
kabaal en sommige proberen steeds de fietsen te
betasten. Niet dat ze iets willen stelen, maar ze maken er gewoon een spelletje
van omdat we gezegd hebben dat ze de fietsen niet mogen aanraken. Even later
staan ze terug voor de deur kabaal te maken. Eén van de patiënten vraagt aan Christine om
de kinderen weg te sturen. Christine
vraagt haar "Waarom? Het zijn kinderen van jouw dorp, stuur jij ze weg". "Maar naar ons luisteren ze niet", zegt ze. Wanneer Christine enkele papieren uit de achterzak wil halen, komen
3 wachtende vrouwen meekijken wat er in de achtertas zit. Eén van
de vrouwen ziet
dat er koekjes in zitten en begint te zeggen "Cadeau voor mijn kindje,
cadeau voor mijn kindje". Christine zegt dat het onbeleefd is om mee te kijken, maar haalt er toch een pakje met koekjes
uit, en zegt dat ze het moet verdelen met de andere vrouwen die daar zitten met
hun kindjes. De vrouw neemt het pak en gaat terug op de bank
zitten. Dadelijk beginnen de andere vrouwen ook te
vragen "Cadeau voor mijn kindje". We zeggen hen dat ze maar moeten
leren delen, wij hebben de andere koekjes echt nodig om
te kunnen fietsen en in deze kleine dorpen verkopen ze geen koekjes. Een beetje
later zit de wachtzaal vol met kinderen en een paar volwassenen die naar ons
zitten te gapen. We voelen ons als
dieren in een kooi. Een paar van de
kinderen die er vuil en verwaarloosd uitzien zijn beginnen te voetballen in de
wachtzaal. Terwijl lopen de straathonden binnen en buiten, zelfs in de
kantoren, ééntje heeft zich zelfs in een hoekje op
één van de banken in de wachtzaal genesteld. De dokter vindt dit blijkbaar allemaal
geen probleem.
Na 2 uur wachten vragen we de dokter of hij ons kan
tonen waar we kunnen slapen, want we willen vroeg gaan slapen en het is bijna
donker. Hij gaat snel met ons achter het gebouw, waar rond een grasveld nog
enkele andere gebouwen staan. We krijgen slaapplaats in de
ziekenboeg, waar 4 armzalige ziekenhuisbedjes staan. Op de vensterbanken
liggen nog gebruikte spuiten met de naalden er nog op, de vuilbak is overvol
met gebruikt en zelfs bebloed medisch materiaal en verband, en hier en daar op
de muur is zelfs een bloedspat te zien. We rollen de fietsen binnen en kiezen ieder een bed. Naast
de ziekenboeg is zelfs nog een kamer om medische
ingrepen te doen. Wanneer we onze waterkoker in het
loshangende stopcontact willen steken, komen de vonken eruit. We
proberen ons voor te stellen hoe het moet zijn als je
hier zwaar ziek zou liggen. We begrijpen toch niet dat het hier zo aan toe
gaat, je kan arm zijn en weinig middelen hebben, maar
een beetje hygiëne kan toch altijd. Voetballende
kinderen en straathonden horen niet thuis in een ziekenhuis. Een ziekenhuis zou een voorbeeld moeten zijn van hygiëne,
zodat de mensen zien dat gezondheid en hygiëne samengaan. Gewoon
met dit basisprincipe zouden al veel ziektes kunnen vermeden worden, maar ja, dat is onze bescheiden mening. Zo'n centro de salud is
een staatsinstelling en het feit dat alle pas afgestudeerde dokters verplicht
zijn om er een jaar te gaan werken zal bevorderlijk
zijn voor de motivatie. Maar dit ter zijde, het personeel is vriendelijk en we
hebben een bed, en zijn een ervaring rijker. Nadat we gekookt
hebben, gaan we de dokter bedanken voor de slaapplaats en kruipen nadien vroeg
in onze slaapzak.
12
augustus 2007 Chontaca - Chumbes (2832m) 64.3 km (891
meters geklommen)
Wanneer we 's
morgens onze spullen nog aan het inpakken zijn, komt er plots een verpleger
binnen met twee vrouwen. Eentje ervan is ziek en wordt op één van
de bedden gelegd. Terwijl wij verder inpakken, wordt de vrouw
onderzocht. Wanneer we klaar zijn, rollen we de
fietsen naar buiten en wanneer we voorbij de verpleger en de vrouwen komen,
zeggen we vriendelijk goedemorgen, wel een beetje een raar zicht. Maar het deert hen niet en ze zeggen vriendelijk dag terug.
Buiten kuist Marc de kettingen af en oliet ze nog eens
in. Had hij het binnen gedaan, had het hen waarschijnlijk ook niet gedeerd. De
kettingen kuisen en smeren moet echt elke dag op deze wegen met al dat stof. Op
het einde van zo'n dag begint de ketting al serieus te
piepen. Vanaf hier ligt de weg er niet meer al te best
bij. De weg gaat nog even op en neer tot hij plots 200 meter diep naar beneden
duikt, naar een rivier in een kleine vallei. Vanaf hier klimt hij steil terug
naar boven over
een slechte weg tot we terug op
dezelfde hoogte komen. Christine heeft het hier wel even lastig, maar na een beetje op de tanden bijten is ook dit weer achter de
rug. De weg daalt terug naar een ruimere vallei en na
enkele kilometers dalen komen we in het dorpje Matara waar we nog enkele
inkopen doen in één van de kleine winkeltjes. Vanaf hier klimt de weg enkel nog maar. We vragen een chauffeur van een
minibusje hoeveel uren het rijden is met de auto naar Ocros een dorpje dat na de top op nog zeker 20 km dalen ligt. Gewoon om een idee te hebben. "Eén
uur", zegt hij. "En naar de top?" ,
vragen wij. "Twee uur", weer een antwoord waar we
niks mee kunnen doen. Waarom blijven we het toch
vragen? Aanvankelijk is de weg nog goed, maar hoe hoger we komen hoe
slechter dat hij wordt. Veel losse stenen en zand en elke meter moet overwonnen
worden. Het is nu ieder voor zich, het is niet meer
mogelijk om het spoor van de andere te volgen, ieder kiest zijn pad en gaat van
links naar rechts om toch maar zijn meest ideale weg te zoeken. Plots zien we
een pad dat steil omhoog loopt, we zien dat het een heel deel van de weg
afsnijdt, het is heel aanlokkelijk wanneer je op zo'n slecht stuk zit. We
besluiten het er toch maar op te wagen, maar na een
tiental meter fietsen, vallen we al stil. Het is te
steil, dus beginnen we maar te duwen om de laatste 150 meter te overbruggen.
Het duurt niet lang of dit wordt ook al te lastig voor
Christine. We denken er even aan om terug naar beneden
te gaan en onze weg verder te zetten via de normale weg, maar een lokale vrouw
biedt haar hulp aan en duwt de fiets samen met Christine de berg op. We moeten wel nu en dan pauzeren, want de steilte van de weg en de
hoogte waarop we zitten doen ons regelmatig naar adem snakken. Wanneer we terug op de weg komen, moeten we toch even bekomen.
De weg lijkt van hier af iets beter, maar wat is iets
beter als de weg tevoren enorm slecht was. De weg gaat op sommige plaatsen iets
steiler naar omhoog en vooral de bochten in de weg liggen er nog altijd enorm
slecht bij, zelfs zo erg dat Christine een paar keer gewoon omvalt omdat ze
niet genoeg snelheid kan maken in de klim. De bochten liggen vol stenen en stoffig zand. Het zand ligt soms zo dik dat je voet er gewoon in wegzakt.
Ook Marc moet soms voet aan de grond zetten, maar hij kan
genoeg kracht ontwikkelen om terug te vertrekken. Bij Christine zit er niets anders op dan op sommige plaatsen de fiets door de bocht te
duwen. En wanneer er een voertuig langskomt worden we nog
eens bedolven onder een laagje stof. Onderweg zien we nog een
prachtexemplaar van een Puya Raymondii, een typische plant van Peru met grote bloem die enkel op grote hoogte groeit. Hij kan tot 100 jaar oud worden en tot 10 meter hoog. We hadden
hem al van in de verte gezien, maar hij leek zo groot
dat we dachten dat hij niet echt was. We denken dat de top niet ver meer kan zijn, maar wanneer er een wagen langskomt kunnen we
het niet laten om te vragen hoe ver het nog is. "Falta poco", zegt
hij, wat wil zeggen "er ontbreekt nog weinig", m.a.w. "je bent
er bijna". Een kilometer later rijden we op een soort plateau en de weg is
hier veel beter. Het duurt niet lang of we staan aan
een kruispunt. Eén weg
loopt naar Ocros en de andere gaat terug naar Ayacucho. We
denken dat het links is, maar we willen zeker zijn, want die weg duikt naar
beneden. We hebben geluk, er komt net een bus aangereden en die bevestigt de
richting. Geluk omdat er hier soms wel een uur lang
geen voertuig te zien is. We kunnen eindelijk aan de afdaling beginnen, we
hebben nog 3u30 voor het donker wordt en nog 30 km te
gaan. Je zou kunnen denken "geen probleem, tijd zat", maar met deze
wegen weet je nooit. We zien van
hierboven Ocros al liggen en een wirwar van wegen die eigenlijk maar
één weg blijkt te zijn, de onze. Je
hebt hier een prachtig zicht over de bergen en hoog
boven ons vliegt een grote roofvogel, het lijkt wel een condor, maar we zijn
geen kenners om er zeker van te zijn. In deze streek zouden ook poemas zitten,
we hebben er geen gezien, wat wel normaal is want ze zijn schuw. Maar onderweg
zagen we wel grote voetsporen in het zand die ons van
een katachtige leken. De start van de afdaling komt langzaam op gang omdat we
steeds stoppen om het natuurschoon te bewonderen. Je
moet wel stoppen om te kijken, want voor je het weet,
duik je hier de afgrond in. De kwaliteit van de weg neemt snel af naarmate we dalen. Op sommige stukken valt onze snelheid
zelfs terug tot onder de 10 km per uur. We worden danig
dooreengeschud en moeten goed oppassen dat we niet vallen. Na het dorpje Ocros wordt de weg per geluk een beetje beter.
De zon is al achter de bergen, maar een half uur voor
het echt donker wordt bereiken we het dorpje Chumbes. Hier is één
klein hostal, maar de kamer is niet meer dan een hok
met een bed. De toiletten zijn buiten en zonder
deuren, en zijn enkel van de straat gescheiden door een dunne rieten mat. Handig,
je kan de voorbijgangers in hurkzit groeten. Gelukkig
is het al donker. Merkwaardig is dat in het kleine gangetje om
naar de toiletten te gaan ook een hurktoilet in de vloer zit. Misschien nog een
idee voor bij ons, want je kent die situatie dat je dringend naar het toilet
moet, maar het is bezet. Geen probleem hier, je doet het
gewoon in het gangetje. Christine merkt ook nog dat haar tenen aan de
onderkant openliggen, dat is van de slechte weg in de afdaling. Ze doet er plakkertjes op. We spreken hier nog met twee
Peruaanse gidsen die we hier toevallig tegenkomen. Ze zeggen ons dat de weg van
morgen er beter bij ligt en dat alles zo goed als plat
is. Dat is wel bizar, zeggen we, want volgens onze gegevens moeten we eerst
1000 meter dalen en daarna nog eens 1000 meter
stijgen. Ze kijken elkaar eens aan en zeggen "Ja, maar
heel veel omhoog gaat de weg niet". "Neen, alleen maar 1000
meter", antwoorden wij, waarop ze zwijgen. 's Nachts
wordt Christine wakker omdat ze denkt dat er een beest op haar bed zit, want ze
hoort altijd lawaai naast haar hoofd. Wanneer we ons lampje
aandoen, merken we dat het geluid van boven haar hoofd komt. We horen
duidelijk dieren boven haar hoofd op de plastiek lopen die tegen het lage
plafond is geslagen. Het zijn waarschijnlijk ratten. Maar ons eten staat veilig, we kunnen verder slapen.
13
augustus 2007 Chumbes - Uripa (3175m) 59.4 km (1286
meters geklommen)
Nog een beetje moe van het nachtelijke
tumult en de zware dag van gisteren ontwaken we héél vroeg.
We verlaten het dorpje en dalen verder het dal in. Het
landschap is veranderd, er staan hier meer bomen en
catussen, terwijl het landschap gisteren véél kaler was. Het eerste deel van de weg ligt er nog redelijk bij,
alhoewel de bochten schuin zijn uitgesleten en vol zand en stenen liggen. Telkens moeten we oppassen dat we niet
onderuit gaan. Hoe lager we de
vallei inzakken, hoe slechter de weg wordt en hoe ruwer het landschap.
Uitgesleten kloven met de weg die er kriskras doorheen kruist, geven dit
landschap wel iets speciaals. We rijden voorbij enkele dorpen, waar de mensen
ons vriendelijk groeten en een paar honden ons proberen te
overblaffen. Wanneer we weer eens stoppen voor blaffende honden, is er
één hond die niet blaft maar blijkbaar meer
schrik heeft van de eigenaar. Hij probeert zich steeds te
verschuilen onder Marc zijn fietstassen en wanneer de eigenaar eraan komt,
kruipt hij gewoon onder Marc's fiets door. Eens in het dal
steken we de brug over de Pampas-rivier over. Hier is een piepklein
dorpje en we proberen ons te bevoorraden, zodanig dat
onze drinkbussen op peil blijven. Marc draagt nog wel een fles water mee van 2,5 liter, maar die laten we liever voor noodgevallen. We
staan er nog maar net of we worden belaagd door honderden kleine vliegjes, dus
smeren we ons vlug in met die speciale anti-insectencrème die we kochten
en die redelijk effectief lijkt. De lokalen gebruiken het sap of extract van
een plant om ze weg te houden, maar we zijn er nog
altijd niet achtergekomen welke. We
zijn sinds de top gisteren ongeveer 2000 meter gedaald en zitten nu op ongeveer
1950 meter. Doordat we zo laag zitten, is het weer broeierig heet. Het is een
prachtig landschap met hoge bergen en de Pampas-rivier
die in een bed van grijze keien door de vallei slingert. De relatief goede weg
volgt de rivier met klimmen en steeds weer dalen,
zodat we uiteindelijk niet veel in hoogte stijgen. De mensen in de dorpjes zijn
vriendelijk en wanneer we nog eens stoppen aan een winkeltje om
het waterniveau aan te vullen, krijgen we zelfs een aantal bananen gratis mee.
Eén van de dorpjes ziet er zelfs nog redelijk verzorgd uit met een paar
restaurantjes, we voelen ons bijna een beetje in vakantiestemming. Neen, de
andere dorpjes die we tot nu tegenkwamen waren echt armzalig. De mensen leefden er niet, maar overleefden er. Het pretje
is vlug uit en 15 kilometer verder krijgen we een steile helling voorgeschoteld
die de klim inluidt naar de pas "Abra Soracchocha" die 2000 meter
hoger ligt. We moeten een paar keer serieus naar adem snakken
tot de weg in steilheid afneemt. Na zo'n 35 kilometer van enkel maar
klimmen en een hoogte van 3175 meter te hebben
bereikt, komen we in het dorpje Uripa waar we overnachten.
14
augustus 2007 Uripa - Andahuaylas (2980m) 80 km (1076
meters geklommen)
Vandaag gaan we de klim naar de top van
de pas "Abra Soraccocha" verder afwerken. We
twijfelen nog welke route we zouden nemen, want er zijn hier twee routes die
naar Andahuaylas gaan. Eén kortere die minder hoog gaat en
één langere die boven de 4000 meter gaat. De
meeste mensen zeggen dat we de lage weg moeten nemen, maar een goede reden
kunnen ze nooit geven. Wat ons het meeste interesseert is de staat van
de weg en hoe steil het klimmen is. Maar antwoorden op zo'n
vragen zijn meestal niet betrouwbaar. Ze zeggen meestal maar om het even wat. Meestal zeggen ze "Todo es
pampa", wat voor hen wil zeggen dat het zo goed als
plat is. Als ze dat zeggen houden we ons hart al vast.
Soms denken we dat de mensen hier in de bergen alles onder de 1000 meter
hoogteverschil plat vinden, alsof het slechts een kleine oneffenheid in de weg
betreft. Langs de lage weg is er wel meer verkeer en
zijn er wel meer dorpen, maar dat betekent ook meer stof, honden en
gringo-geroep. En de 'lage' weg kan wel lager blijven
lopen, maar is in totaal misschien meer klimmen, want die gaat misschien op en
af. We hebben nog 11 kilometer om erover na te denken,
want dan komt de splitsing. En we hebben genoeg tijd om
erover na te denken want de weg is slecht en we vorderen traag. Aan het kruispunt liggen twee boeren, een boerin en een varken in
het gras. Eén van hen staat recht en komt ons een hand geven. We
maken een praatje en ze vragen ons de routine-vragen "Van welk land ben je?, Helemaal vanuit België gefietst?", enz. Ze
staan hier te wachten op een vrachtwagen om te kunnen
meerijden, zodat ze hun varken kunnen gaan verkopen in het dorp. De vrouw haalt
ondertussen nog enkele biggetjes uit een rugzak die daar gesloten in de volle
zon op de grond ligt. "Het is te warm in de zon,
ze moeten er uit", zegt ze. We staan een beetje te
twijfelen en vragen aan hen wat zij denken dat de beste weg is. "Geen
enkele weg is goed, dit deel van Peru is de regering al lang
vergeten, hier wordt nooit iets gedaan". We hakken de knoop
door en besuiten maar naar de pas te klimmen, de hoge weg dus. De
weg is wel langer, maar we weten tenminste zeker dat
het na 19 kilometers klimmen enkel nog maar dalen is. Onze
verwachtingen worden ingelost, het wegdek valt mee, waarschijnlijk door het
weinige verkeer. Op de ganse klim
komen we maar een paar voertuigen tegen, dit is blijkbaar de route van de grote
bussen en de vrachtwagens. Eens we de grens van de 4000 meter over
zijn, komen we een kudde lama's tegen. Ze zijn heel nieuwsgierig en volgen
iedere beweging die we maken. De eerste 20
kilometer van de afdaling zijn verlaten op enkele landarbeiders en hutjes na. Wanneer
we een groep landarbeiders op het veld bezig zien, maken ze veel kabaal als ze ons zien. Ze doen teken dat we moeten stoppen, maar
we steken gewoon ons hand op en rijden door. Wanneer we na
heel wat bochten en kronkels terug aan hetzelfde veld met landarbeiders komen,
maar deze keer onderaan, staan ze ons al terug op te wachten. Ze roepen dat we
moeten stoppen, eentje gaat zelfs volledig uit de bol.
Marc stopt maar, want Christine is wat achter. Er stormen er 2 van het veld af dat wat hoger ligt, ene lijkt wel compleet gek. De normale houdt de andere op een meter of twee van Marc en zegt
dat hij daar moet blijven staan. Misschien maar beter ook, want aan zijn
vuurrode ogen te zien leeft hij nog maar half op deze
planeet. Misschien hebben de cactussen er iets mee te
maken. De andere man geeft Marc een hand en geeft hem een lange
speech. Hij bedankt ons dat we over deze slechte weg de streek komen bezoeken,
een streek met veel arme mensen die hard moeten werken op het veld, een streek
verlaten en compleet achtergesteld, enz ... . Terwijl duwt hij steeds de andere man terug achteruit. Marc
krijgt nog een hand en hij wenst ons nog een goede reis. Het is de man met de
rode ogen en blik op oneindig dan toch ook gelukt om
tot bij Marc te geraken. Marc geeft hem een hand, waarmee de man tevreden lijkt
te zijn. We bedanken hen en zwaaien
nog eens naar de anderen op het veld alvorens we onze weg verder zetten.
Je ziet hier in deze streken wel meer mensen dronken
of stoned lopen. Waarschijnlijk hun enige uitweg uit het
harde leven. Over een slechte weg en door enkele lang
uitgestrekte dorpen dalen we dieper het dal in. Het is mooi om
te zien hoe de grote roofvogels zonder één vleugelslag hoogte
weten te winnen. Wanneer we zicht krijgen op het stadje Talavere dat in het dal
ligt, lijkt het of we er bijna zijn, maar het blijkt nog 20 kilometer ver te liggen. In de bergen lijken de
dorpjes soms dichtbij, maar met de eindeloze kronkels van de weg is dat meestal
toch onderschat. In één van de bochten komen we een stilstaande
vrachtwagen tegen die problemen heet met de achteras. De chauffeur heeft al de
achterbanden gedemonteerd en als bij wijze van 'cric'
onder de vrachtwagen gestoken om er te kunnen aan sleutelen, terwijl zijn vrouw
er staat op te kijken. Er is maar weinig plaats in de bocht, er kan met moeite een ander voertuig door, een gevaarlijke
situatie, zeker nu de zon aan het ondergaan is. Voor mijnheer en mevrouw zit er
niets anders op dan in hun vrachtwagen te kamperen, zo
gaat dat hier. Vanuit het stadje Talavere is het nog 5 kilometer naar
Andahuaylas. Die zouden volgens wat we gehoord hebben van een andere fietser
moeten geasfalteerd zijn. We vragen het toch maar eens, want 5 kilometer kunnen
lang zijn stijgend en zonder asfalt. We hebben geen
zin om in het donker te zitten ploeteren. Vijf mensen zeggen "ja, geasfalteerd", vier zeggen
"nee", de meerderheid wint. Toch weer raar dat er
verschillende het niet wisten, bij ons weten hebben we het niet gevraagd aan
een blinde of ene zonder benen. De 5 kilometer blijken
glad geasfalteerd te zijn en bij schemer vinden we een
slaapplaats in Andahuaylas.
15
augustus 2007 Andahuaylas (2980m)
Vandaag nemen we een welverdiende
rustdag na de zware Andes-etappes. 's Morgens
verkennen we het stadje. Marc kan met moeite eten, zijn
onderlip is één korst, zelfs de binnenkant en zijn tong doen
pijn. Verbrand, denken we, teveel met z'n mond open gereden bij het klimmen,
denken we. We gebruiken soms wel zo'n beschermende lipstick,
maar soms vergeten we het. Zijn knie is beter, maar doet nog steeds een beetje pijn. Wanneer we 's
avonds nog eens een verslag op onze website willen gaan zetten, begint plots
het internetcafé te bewegen. Christine loopt dadelijk
naar buiten en roept naar Marc "Naar buiten, het gebouw stort in".
Iets later loopt Marc en de rest van de
mensen naar buiten. Eens buiten begint alles terug te bewegen, het is een aardbeving. Ondertussen staan alle
mensen buiten op de smalle straten, maar ze blijven gewoon tussen de
2-verdiepingen hoge huizen staan, onder de massa's elektriciteitskabels
die boven hun hoofd dwars over de straat hangen. Wij maken dat we op het
centraal plein staan, waar er tenminste niets op ons hoofd kan
vallen. We wachten daar zo'n half uur en gaan dan maar slapen in de hoop dat
alles verder rustig blijft, want deze afgelegen streek is niet de plaats om
iets aan de hand te hebben.
16 augustus 2007 Andahuaylas – Kishuara (3794m) 60.4 km
(1287 meters geklommen)
We beginnen er maar vroeg aan, want we
willen graag in 2 dagen terug op het asfalt staan. We hebben weer 2 opties, een
hoge en een lage weg en we besluiten om nogmaals de
4000 meter gaan te bezoeken. De weg klimt geleidelijk
en het wegdek valt best mee. We rijden door aardappelgebied,
overal worden aardappelen geteeld in deze streek. Ze gebruiken hier
zelfs tractors om het land om te ploegen, op andere
plaatsen is het nog met ossen te doen. De aardappelen worden tot op grote hoogte geteeld, misschien zijn dat wel aardappelen van
hogere kwaliteit. De vegetatie is ook veranderd, we zien hier meer en meer dennenbomen. Hoog in de bergen
komt er een roofvogel laag over de weg gevlogen, eerst voorbij Marc en daarna
voorbij Christine die een eindje achterop rijdt. Het lijkt
wel of hij wil zien wat we hier komen doen. De meeste van de chauffeurs die voorbijkomen claxoneren
'ns en steken hun duim op. 's Avonds vinden we slaapplaats in het
kleine dorp Kishuara. Er staat een grote vrachtwagen
voor het hospedaje waar we slapen. De man komt van
Lima en gaat een lading aardappelen ophalen, maar het is al te laat om nog door
te rijden. Ja,
in het donker zit je voor je het weet in de afgrond. Hij blijkt België te kennen en hoopt er te kunnen werken. Hij heeft een vriend
uit België die een grote firma heeft met kranen
en bulldozers. Hij laat mij een
kaartje zien, en ja, 't is één van de groten. De vriend zou bezig
zijn met alles te regelen voor zijn paspoort en zo. Er
is weer geen water in het hotel en ons kamertje ligt boven de lokale
radiozender. Het enige wat ons ervan scheidt, is een dunne
houten vloer vol reten. We hebben één
éénpersoonsbedje voor ons beiden. De dekens op het bed
zijn vuil, maar gelukkig hebben we onze slaapzakken nog. Wanneer Christine nog
eens achter water gaat vragen, want dat was aanvankelijk beloofd tegen 8 uur,
gaat het zoontje water halen uit een put in het dorp. Hij komt terug met een
emmertje met bruin water erin. Dat zal dan maar moeten
volstaan om het stof van ons af te wrijven. Of we nu properder worden of vuiler kunnen we niet goed uitmaken in
het weinige licht. Na de erbarmelijke keuken van het bijbehorende
restaurant (zonder water) te hebben gezien, besluiten
we om toch nog maar eens zelf te koken. Gelukkig kunnen we
hiervoor nog flessenwater kopen in het winkeltje ernaast.
17 augustus 2007 Kishuara – Abancay (2378m) 83.6 km (898
meters geklommen)
Na 8 kilometer klimmen, staan we aan de
pas "Abra Huayllacassa".
Vanaf hier zou het één grote afdaling
moeten zijn tot aan het asfalt. Het dal hangt nog vol met dikke mist, waardoor
we weinig van het landschap zien. Maar toch is het bijzonder. Naarmate we
verder rijden en de zon in sterkte wint, lijkt het wel of de mist in hoge
snelheid als rook uit het dal omhoog komt. Ook hier
staan bosjes dennenbomen die een aangename frisse geur afgeven. We moeten in 55
kilometer 2000 meter dalen naar het asfalt, maar de
eerste tientallen kilometers daalt de weg helemaal niet of traag. Wanneer de
mist wat is opgetrokken, zien we de stad Abancay liggen op de flank van een
berg aan de andere kant van de vallei. Nog 30 km te gaan tot het asfalt en de daling is ingezet. Het lijkt wel of de weg ons alle kanten
van de vallei wil laten zien. Wanneer we eindelijk het asfalt bereiken, komt er
een grote zucht van Christine "Oef, asfalt!".
Van hieruit is het nog 15 kilometer klimmen op asfalt met een hoogteverschil
van meer dan 600 naar de stad Abancay. Het asfalt loopt lekker, maar een ontzettend harde kopwind raast
door de vallei. Per geluk vermindert de wind naarmate
we hoger stijgen, en al snel zitten we op onze kamer. We zijn terug in
de bewoonde wereld en dat merken we als we het stadje
gaan verkennen. Hier is er vanalles te krijgen. We eten een lekkere pizza en kruipen vroeg in bed.
18
augustus 2007 Abancay – Curahuasi (2712m)
Vandaag moeten we verder klimmen naar
de pas die van hier nog ongeveer
19
augustus 2007 Curahuasi – Limatambo (2634m)
We dalen nog
dieper het dal in en het landschap is prachtig. Ruwe kloven,
een rivier die zich een weg gebaand heeft door het dal, en majestueuze,
besneeuwde bergtoppen in de achtergrond. Nu en dan komen we een dorpje
tegen en het valt ons op dat er bijna overal een winkeltje is waar van alles
verkrijgbaar is, dat was niet zo op de ongeasfalteerde wegen. Opeens zien we
een heel proper hotelletje met zwembad en restaurant. We besluiten er te eten, want ze hebben er zelfs spaghetti. Een goede
beslissing blijkt achteraf, want de spaghetti is heerlijk, met parmezaanse kaas
en al. We zagen ook dat de kok de pasta zelf maakte. Als we nadien verder rijden, zijn ook de kleine vliegjes
hier weer van de partij. Na
20
augustus 2007 Limatambo –
's Morgens zijn Christine haar beide
banden plat. Marc pompt ze op en ze blijken hard te
blijven. Twee kilometer verder dan Limatambo is
de ruïne Tarahuasi van de Incas. Tambo is de
benaming voor een wachtpost op een Inca-route. De Incas hadden wegen aangelegd
met om de ongeveer
21
- 25 augustus 2007
26
augustus 2007
Onze wekker is niet afgelopen en we vertrekken
later dan gepland. Marc geeft het reservezadel, dat hij hier in een lokale
fietsenwinkel had gekocht, cadeau aan de vriendelijke man die de kamers opmaakt. De eerste
27
augustus 2007 Sicuani - Pucara (3896m)
We vertrekken vroeg, want er staat ons om te beginnen een klim naar de pas Abra
28
augustus 2007 Pucara - Puno (3830m)
Met een vroege start vertrekken we
richting Puno. Het wegdek is van mindere kwaliteit door de vele reparaties die
er al werden op uitgevoerd. En als je sommige bussen
hier in hoge snelheid op je ziet afkomen, dan ben je ook niet verwonderd over
het grote aantal herdenkingshuisjes langs de kant van de weg. Sommige bussen
komen al dansend op je af doordat de ophanging
volledig versleten is. Anderen hangen compleet scheef.
Soms laden ze de bagage zo hoog op het dak dat de bus niet stabiel meer
29 - 31 augustus 2007 Puno (3830m)
's Morgens haasten we ons om voor 7 uur
op de kade te zijn, vanwaar de boten vertrekken naar de drijvende eilanden van
de Uros en naar de eilanden Amantani en Taquile. In ons hotel zeiden ze dat een
overtocht naar Uros en Taquile, de 2 eilanden die ons interesseren, 20 Soles (=
5 euro) zou kosten, maar het is dan ook meer dan 3 uur varen enkele weg, en dat
we op ieder eiland 3 Soles inkom moeten betalen. Als
we er aankomen, worden we aangesproken door een man en naar een boot geloodst
die over 5 minuten zou vertrekken, maar hij vraagt wel 25 Soles. We
protesteren, maar hij wil de prijs niet verlagen en beweert dat dit de enige
boot is die nu dadelijk vertrekt. Er zijn nog 2 loketten en ook daar beweren ze
dat enkel deze boot nu gaat en dat de prijs 25 is, dus betalen we en stappen
in. Aan boord zit een andere man die zich voorstelt als
de kapitein en ons zegt dat er dadelijk een groep toeristen uit
1
september 2007 Puno - Pomata (3960m)
Wanneer we 's
morgens wakker worden, denkt Christine dat ze zich beter voelt en dat ze wel
een rit aan
2
september 2007 Pomata - Kasani (grens met
Het is een zonnige dag, maar op deze
hoogte is het 's morgens nog fris. Vooral
wanneer je rijdt, voel je de koude lucht. De weg is relatief vlak met nu
en dan een kort klimmetje dadelijk gevolgd door een afdaling, want we blijven langs het meer rijden. Het meer en de
bergen blijven voor mooie beelden zorgen. Nu en dan zijn er kleine adobe (=lemen)
dorpjes en hier en daar staan mensen te wachten tot er een minibusje
voorbijkomt. Na